Schiedam De Ark zondag 30 april 2017 –derde van Pasen – Misericordia Domini Jesaja 43:1-12 Johannes 21:1-14 Vrienden en vriendinnen, Zusters en Broeders, Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus, Vandaag twee weken na Pasen lezen we een verhaal over een wonderbare visvangst. Het is wel een bekend verhaal, maar ook een verhaal dat wel een paar vragen oproept. In de eerste plaats al: Waarom staat dit verhaal hier eigenlijk. Het bungelt er als het ware een beetje bij. Zeker als we het vergelijken met het slot van hoofdstuk 20. Daar wordt het evangelie van Johannes afgesloten. Alles is verteld en in het boek opgeschreven. En dan komt dit verhaal er opeens achteraan. Wat is zo belangrijk in dit verhaal, dat de schrijver het eraan toevoegde nadat hij het slot al had geschreven? En waarom wordt er verteld dat de discipelen gingen vissen, terwijl tien verzen eerder gezegd wordt dat Jezus hen had toegerust met de Heilige Geest en hen de wereld in had gestuurd? Zijn ze dat nu al weer vergeten? Het is twee weken na Pasen. De ervaring van de opstanding en de ontmoeting van de opgestane Heer staat nog vers op hun netvlies. Maar zo te zien heeft het allemaal niets te betekenen gehad. De leerlingen vallen terug in hun oude, alledaagse leven. Petrus stelt voor: ‘Kom we gaan vissen”. En de anderen gaan allemaal met hem mee. Zonder commentaar. Niemand die zegt, maar hé, we moeten toch wat anders doen. Ze stappen samen in de boot. 't Was mooi zolang het duurde, maar het is voorbij. 1 Maar Jezus laat het daar niet bij zitten. Hij verschijnt na zijn opstanding aan z’n discipelen die aan het vissen zijn. Ze hebben de hele nacht niets gevangen en dan nodigt Jezus hen uit om het eens over de andere boeg te proberen. En ja hoor dan vangen ze 153 vissen. Dat getal 153 roept wel wat vragen op, vindt u niet? Waarom niet 152 of 154 of 99 of 204? Waarom niet dertig kilo, of vijftig kilo vis? Nee, er zitten welgeteld precies 153 vissen in het net. En het zijn geen gewone visjes, nee het zijn ook nog eens grote vissen. Hier zit meer achter. Het gaat er niet om dat hier een bepaald aantal vissen werden gevangen. Er staat meer dan er staat. Om daar een beetje grip op te krijgen, moeten we in de getallensymboliek duiken. Laten we daarom vandaag eens beginnen met een rekensommetje. 1+2+3+4+5+6+7+ …. en ga zo maar door tot +16 en +17=153. Al die getallen van 1 t/m 17 zijn bij elkaar opgeteld 153. Dat getal 17 is dus belangrijk. Heel belangrijk. U weet misschien dat getallen in de bijbel een belangrijke symbolische betekenis hebben. Wat misschien nog niet iedereen weet is dat Hebreeuwse letters niet alleen gebruikt worden om woorden mee te vormen. Elke letter heeft ook nog een getalswaarde. Elke letter staat voor een cijfer, zeg maar a=1, b=2, c=3 enz. Als je nou de naam van God neemt in het Hebreeuws – Jahweh - , die bestaat uit vier letters. En als je de getalswaarde van die vier letters bij elkaar optelt dan krijg je … juist ja: 17. Die 153 vissen hebben dus met God te maken. God krijgt in het leven een plaats. 2 Wel vergezocht, zegt u misschien, Nogal ingewikkeld. Als de evangelist alleen dat had willen vertellen dan had hij de discipelen ook 17 vissen kunnen laten vangen. Maar nee, dat is te magertjes. Je kunt ook best geloven zonder dit allemaal te weten. Maar het is toch een aardige toevoeging van de schrijver. Wat dit verhaal vertelt, met die 153 vissen, is dat als de Geest van God gaat werken, dat er dan direct sprake is van overvloed. Niet ‘gewoon’ 17 maar veel meer dan het gewone: alle getallen van 1 t/m 17 bij elkaar opgeteld geeft 153 vissen en nog hele grote ook. Die overvloed kom je steeds weer tegen in de Bijbel. Ergens klinkt in dit verhaal ook nog het Exodus verhaal door. De uittocht uit de slavernij in Egypte, veertig jaar zwerven door de woestijn op weg naar het beloofde land, niet zomaar een land, maar een land overvloeiende van melk en honing. Dat verhaal heeft zo lang en zoveel generaties geïnspireerd om door te gaan om met hulp van de Allerhoogste het goede leven te leven. Door de ellende van de woestijn, naar een leven dat goed is. En het klinkt ook door in het boek Jesaja, dat we vanmorgen hebben gelezen. De overvloedige liefde van God, die zegt: Jij bent zo kostbaar in mijn ogen, zo waardevol, ik houd zoveel van je dat ik de mensheid geef in ruil voor jouw. Ieder mens is kostbaar in Gods ogen. De Joodse rabbi’s leerden daarom dat wie één mens redt, die redt de hele mensheid. En andersom: wie één mens doodt, doodt de hele mensheid. Deze 3 spreuk staat trouwens ook in de Koran (Sura 5:32). Ook de moslims kennen deze uitspraak. Bij Johannes zien we die overvloed in het getal van de vissen: 153. Maar daar houdt het niet mee op. Zoals het land overvloeit van melk en honing, zoals de liefde van God geen grenzen kent, zo zit nu het meer van Galilea vol grote vissen. En dat is nog niet alles. Want we komen bij wat voor mij het meest wonderlijke van het verhaal is – Jezus staat op het strand en hij heeft alles al toebereid. Het eten staat al klaar. Het vuurtje brandt, er is brood, er is vis. Kant en klaar geroosterd op het vuur. Er is al vis. En dan zegt Jezus: “Doe er ook wat bij van de vis, die jullie net gevangen hebben.” Aan wat Jezus voor ons heeft klaar gemaakt, mogen wij iets toevoegen, als een kleine bijdrage, als toespijs. Overvloed. Laat de Geest van God werken en je zult overvloed ervaren. Gooi het over een andere boeg. Ga de mensen vertellen dat het Koninkrijk van God nabij is en de Jezus beweging zal een enorme vlucht nemen. Dat Koninkrijk van God zit ook al in het Griekse woord voor vis: Ichthus. Het teken van de vis – het woord ichthus – werd het symbool van de eerste Christelijke gemeenten. Het woord Ichthus staat namelijk voor de geloofsbelijdenis: Jezus Christus Gods Zoon Redder. Jawel, er wordt in dit verhaal van de wonderbaarlijke visvangst heel veel meer verteld dan op het eerste gezicht lijkt. Zoals het beloofde land overvloeide van melk en honing, het meer van Galilea boordevol grote vissen zat, zo zit er in dit verhaal ook 4 een overvloed aan betekenis. En al die betekenissen zijn erop gericht om mensen uit te nodigen om op weg te gaan naar het Koninkrijk van God, om met elkaar het goede leven te leven te gaan leven zoals de Eeuwige dat had bedoeld. Dan mag je erop vertrouwen dat je pogingen daartoe zullen worden gezegend en dat je overvloed zult ervaren in alles wat je doet. Overvloed dus. Hoe realistisch is zo’n toekomstbeeld in het hier en nu? Er is een hoop ellende in de wereld en met de economie wil het ook nog niet echt vlotten. Conflicten tussen naties zijn aan de orde van de dag? En het lijkt bepaald niet minder kritisch te worden. De situaties in de Oekraïne en NoordKorea wijzen er niet op dat we naar een rechtvaardiger en veiliger wereld toegaan. Of moeten we de wereldvrede niet van de religies en de politiek verwachten? Stel dat er nieuwe machtsverhoudingen ontstaan in de wereld, de wereldvrede een stukje dichterbij komt omdat we gaan delen in plaats van heersen. Dat kan: er is in onze wereld sprake van overvloed. Er is genoeg om iedereen te voeden. Maar er is denk ik nog iets anders dat moet worden opgelost voordat we de toestand van overvloed voor iedereen gaan realiseren. In de lijdenstijd, de veertigdagentijd, de tijd van bezinning vóór Pasen hebben we vooral teruggekeken. Nu in de tijd tussen Pasen en Pinksteren kijken we vooruit. In een mensenleven gaat vaak van alles mis. Bij de één meer dan bij de ander. Soms zijn het dingen die je zelf fout hebt gedaan. Vaak ook gaat het om anderen die in je eigen levensgeschiedenis een kwalijke rol hebben gespeeld. Wat vroeger gebeurd is zeul je je hele leven met je mee. Terugkijken, 5 zelfonderzoek, bezinning is dan geboden en ook heel zinnig. Wat je zelf verkeerd hebt gedaan mag je voor de Heer neerleggen en erop vertrouwen dat het je wordt vergeven en weggedaan. Wat anderen verkeerd hebben gedaan mag je met liefde aan hen teruggeven, bij hen laten en erop vertrouwen dat God daar op zijn goede en liefdevolle manier mee omgaat. Het hoort in ieder geval niet bij jou en je mag het dus loslaten. Dat hoef je niet langer mee te zeulen. Dan wordt de last die je met je meezeult al een stuk minder. Maar het lastige is dat dat vaak zo moeilijk is: het oude loslaten. Het is gemakkelijk om te blijven steken in het oude bekende. Zoals Petrus en de andere leerlingen besloten om dan maar weer te gaan vissen. Dat was de gemakkelijke keuze. Hoe kun je een nieuwe richting inslaan zonder alle ballast die je met je meedraagt. Dan moet er wel heel veel veranderen in je leven. Dat is gewoon hard werken en heel lastig. Gewoontes zijn nu eenmaal in je brein vastgelegd en het duurt een tijd voordat de oude gewoontes zijn vervangen door nieuwe. De kans op terugval is dan gewoon heel groot met alle gevolgen van dien. Het volk Israël verlangde niet voor niets in de woestijn terug naar de vleespotten in Egypte. Wat mij persoonlijk inspireert, is dat er een stem is die blijft roepen, dat er een God is die aan je blijft trekken in de richting van het Koninkrijk van God, en dat er mensen zijn onderweg met wie ik de idealen van een nieuw leven in woord en daad mag delen. Nou en dat laatste doen we volop hier in deze gemeente. Zoveel mensen die zich inzetten voor de kerk. Zoveel mensen die betrokken zijn vanuit het evangelie. Heel praktisch door te helpen 6 met het onderhoud van tuin en gebouw, met het inzamelen van oud papier, het organiseren van een rommelmarkt en ga zo maar door. Of in de diaconie, waarin zoveel mensen worden geholpen, zodat hun leven wat draaglijker wordt. Of in de kerkenraad, waar hard wordt nagedacht over hoe wij in de toekomst een levende gemeente kunnen blijven. Zoveel mensen die zich inzetten. Dat geeft zoveel reden tot dankbaarheid. Ik hoor en ervaar daarin de stem van de roepende, de stem die ons trekt naar een mooie toekomst. Natuurlijk het is allemaal nog niet volmaakt en er moet nog heel veel water door de Maas voordat wij met z’n allen zijn aangeland in het Koninkrijk van God, in de overvloed voor iedereen, die op een eerlijke, rechtvaardige manier wordt verdeeld. Het oude blijft trekken, maar heeft niet meer het alleenrecht. Alles wordt nieuw, is ons beloofd. En wat is het fijn dat dat nu al in ons eigen midden mag gaan gebeuren. En bedenk, dat elke stap in die richting van het nieuwe leven wordt vergezeld door de warme glimlach van onze God. Die zegt: Wees niet bang, want ik ben bij je Ik heb je bij je naam geroepen, je bent van mij. Amen 7