Vicariaat voor Onderwijs Vak RK-Godsdienst Bisdom Antwerpen NASCHOLING GODSDIENST in S.O. 2004-2005 WEERGAVE VAN MODULE 4 Samenleven, meer dan een evenement Voordracht door Didier Vanderslycke Voordracht Antwerpen: 14 februari Intercultureel en interreligieus leren : niet zonder intercultureel organisatie- en personeelsbeleid Binnen de Vlaamse Gemeenschap is het maatschappelijk debat omtrent de wijze waarop moet omgegaan worden met de verscheidenheid aan culturen, religies en levensbeschouwingen, zeer levendig. Het is vandaag niet mogelijk te voorzien wat de conclusies zullen zijn. Kerkwerk Multicultureel Samenleven (KMS) gelooft dat een aanpak van interculturele samenlevingsopbouw de garantie biedt om, in de multiculturele en multireligieuze realiteit waarin wij leven en die zich verder zal ontwikkelen, een uitzicht te bieden op een rechtvaardig en vredevol samenleven. Ons uitgangspunt is dat een cultuur levenskrachtig blijft zolang volgende ingrediënten aanwezig zijn : - een gevoel van eigenwaarde en zelfbewustzijn - een vermogen om uit externe invloeden te kiezen wat goed is en wat afgewezen moet worden - een bekwaamheid om weerstand te bieden aan en te strijden tegen overheersing, uitbuiting en vervreemding - een capaciteit om solidariteitsbanden en verbondenheid op te bouwen - en een vermogen tot zingeving. De cultuurontwikkeling binnen de Vlaamse Gemeenschap en de Europese Unie moet in dié zin geactiveerd worden. Zoniet zal onze samenleving verder de weg gaan van de segregatie en de assimilatie, van het racisme en van de persoonlijke en structurele vormen van discriminatie en ongelijke behandeling. Het concept van de interculturele samenlevingsopbouw is erop gericht personen en groepen aan te spreken op hun verantwoordelijkheid en hen aan te moedigen engagement op te nemen om bij te dragen tot de opbouw van de samenleving, lokaal en globaal. De nieuwsgierigheid en het wederzijds respect voor de levenservaring, de kennis, de wetenschap en het cultureel erfgoed van de verschillende etnische groepen, brengen ons langs overleg tot intercreatieve antwoorden op uitdagingen en vragen die zich voor ons allen stellen. De verschillende mensenrechtenverdragen en internationale conventies – en voor KMS in het bijzonder het christelijk perspectief van de Tien Woorden (de Decaloog) en de Blijde Boodschap (het Evangelie), zijn daarbij inspirerend en richtinggevend. Om deze visie in praktijk te brengen is het noodzakelijk pedagogische en agogische initiatieven te ontwikkelen opdat kinderen, jongeren en volwassenen inter-creatief leren omgaan met elkaar. Dat wil zeggen dat zij leren te leven vanuit een eigen bewustzijn in dienst van een praktijk en geest van verbondenheid. Het is leren in een verbond met de andere te stappen zodat je eigenheid ook versterkt wordt. Deze pedagogische en agogische benadering heeft een directe impact op de menselijke relaties. Maar tegelijk is het intercreatief model een stimulans om onze democratie en onze instellingen rechtvaardiger te laten functioneren. In de ontwikkeling van deze visie is het evenzeer noodzakelijk afstand te leren nemen van een houding en praktijk van ethno-centrisme en van het misprijzen van andermans cultuur. Daarom pleit KMS ervoor om in het kader van een pedagogisch en agogisch aanbod de methode van de ethische afstand toe te passen ten aanzien van het extreemrechtse gedachtegoed en handelswijze. Het sterkste argument om dat te doen vinden we in het feit dat er minstens vijf essentiële uitgangspunten zijn bij dat extreemrechts gedachtegoed die op generlei wijze in overeenstemming te brengen zijn met de mens en maatschappijvisie van christelijke onderwijsinstellingen en kerkeliijke solidariteitsacties – en bewegingen. Die kenmerken van het extreemrechtse maatschappijmodel zijn : - trachten een eigen volk in één land of regio te verenigen; - geen ruimte geven voor gelijkheid tussen en gelijkwaardige behandeling van de personen die in het land en de regio verblijven; - de verschillen tussen personen hanteren als basis voor het ontwikkelen van machtsongelijkheid en ondemocratische verhoudingen; - het verkiezen van geweld of gewelddadige argumentatie om te debatteren; - het bevorderen van angst en onzekerheid in de samenleving om het eigen gelijk te versterken. Elkeen die de actualiteit volgt en zich verdiept in voorstellen, uitspraken en gedragingen van de woordvoerders van extreemrechts in België kan meerdere voorbeelden aanbrengen die de concretisering zijn van deze uitgangspunten. Deze voorbeelden zijn niet alleen terug te vinden m.b.t. hun houding ten aanzien van vreemdelingen en etnisch - culturele minderheden, maar hebben ook betrekking op andere groepen die op basis van veelal uiterlijke kenmerken onderscheiden kunnen worden en dus ongelijk behandeld. De voorbeelden betreffen ook de wijze waarop de samenleving dient ingericht te worden. Het gaat dan over manieren om het democratisch gehalte van de maatschappij terug te dringen, de organisatie van onze verhouding met landen in ontwikkeling of hoe ons buitenlands en militair beleid dient gevoerd te worden. Deze uitgangspunten en de concrete toepassing ervan zijn onverenigbaar met de christelijke mens - en maatschappijvisie. Ze staan er zelfs diametraal tegenover. De christelijke visie heeft een universeel karakter en erkent de rechten van volkeren voor zover ze geen aanleiding geven tot uitsluiting en discriminatie van anderen. Het is een visie die prioritair rekening houdt met de menselijke waardigheid. Ze vindt haar basis in de noden van personen en groepen die hopen op een menswaardig leven op welke plaats zij zich ook bevinden en van welke oorsprong ze ook zijn. Vooral zij die het minst kunnen rekenen op erkenning en waardering, zij die gekwetst worden of gekwetst door het leven gaan, moeten kunnen rekenen op gepaste ondersteuning en kansen op bevrijding. Als christenen vinden wij in ons Godsgeloof de steun en de ondersteuning om deze weg te gaan. In bijbels perspectief geldt dat wij geen andere God zullen hebben buiten JHWH – de God van bevrijding, de God van het verbond, de op menselijkheid bedachte God. Dat betekent dat ideologieën, gewoonten ,gedragingen en ook pedagogische concepten, zowel van ‘vreemdelingen’ als van de eigen (geloofs)gemeenschap, die daarmee flagrant in tegenspraak zijn, onder de kritiek staan van de bijbel. Wie niet openstaat voor de ‘ander’, de ‘vreemdeling’, in de vele betekenissen van het woord (andere mens, ander volk, andere opinie, andere godsdienst, enz…) wordt – in de Bijbel – nooit ten volle mens. En – volgens de Bijbel – komt God zelf ons in de vreemdeling tegemoet. Zo was het voor Abraham ( Gen.18), voor de leerlingen van Emmaüs (Lc.24, 18) en volgens het woord van Jezus : “Ik was vreemdeling en gij hebt mij opgenomen.” (Mt.25,35). Het meest treffend neemt Jezus Christus afstand van de uitsluiting van ‘de andere’ omwille van herkomst en geloofsovertuiging, in zijn ontmoeting met de Syro-Fenicische in het Marcusevangelie. De tweede broodvermenigvuldiging die volgt op deze ontmoeting, is er geen meer voor de ‘eigen groep’ maar breeduit voor de mensheid zonder onderscheid, voor al wie honger heeft, voor al wie mens zoekt te zijn. Als christenen willen wij dit geloof met een open geest voor de tekenen van de tijd beleven en deze morele weg geweldloos bewandelen. Wij worden geroepen voor eender welke menselijke activiteit afstand te nemen zowel van een handelswijze die onrecht doet ontstaan of in stand houdt als van een reactie daartegen die geïnspireerd is op geweld: twee manieren om de levenskansen van de mens en de schepping te verminderen. We strijden immers tegen onrecht en kwaad, tegen de actieve organisatie ervan door mensen, maar beseffen goed dat de tegenstander nooit volledig samenvalt met het onrecht dat hij of zij bedrijft, het kwaad dat hij of zij sticht. Dit principe geldt voor het beheren van de schepping en het gestalte geven aan solidariteit. Het geldt evenzeer in de selectie van de partners christelijke instellingen en organisaties die deze weg willen gaan. Wij zijn daarom geïnteresseerd in samenwerkingsverbanden en allianties met allen die gericht zijn op het ontwikkelen van een samenleving die gekenmerkt wordt door een ecologisch beheer, een rechtvaardige (her)verdeling van de goederen, een vreedzaam bestrijden van het kwaad en het bevorderen van een universele rechtsstaat. Wij opteren er dan ook voor ons aan te sluiten bij allen die de mensenrechten verdedigen. Zodoende wordt ook het Bijbels visioen van Gerechtigheid en Vrede dichterbij gebracht. Het moet onze eerste en enige missie zijn onze krachten in te zetten om in Zuid en Noord, in Oost en West, in Vlaanderen en daarbuiten, in die zin het leven en samenleven te dienen. In het bewandelen van deze weg en in het samenwerken met anderen houden we het niet alleen bij woorden maar willen we ook daden stellen. In onze woorden en daden van hoop op een andere wereld moeten we ten aanzien van onze tijdgenoten eerlijk en transparant zijn. Onze utopie tegen onrecht en verdrukking en voor vrede en gerechtigheid is geen illusie die we ongeduldig nastreven om ze dan weer aan de kant de schuiven. Het is ook een keuze om herkenbaar weerstand te bieden aan allen die ons willen verleiden te kiezen voor de wereldorde van de ongelijkheid en ongelijke behandeling op basis van persoonskenmerken. Wij wensen geen wereldorde van uitsluiting waarin geen plaats meer is voor een universele dialoog tussen mensen van goede wil. Daarom kunnen we – op welke wijze dan ook – nooit in een vorm van actieve wisselwerking, samenwerking of alliantie stappen met degenen die op een georganiseerde en systematische manier het extreemrechtse maatschappijmodel propageren, organiseren en in praktijk brengen. Daarom passen we de methode van de ethische afstand tav. extreem rechts is de enige optie als we aan de samenleving duidelijk willen maken voor welke mens - en maatschappijvisie wij staan. Het is een selectieve opstelling die positief geïnspireerd is. Ze sluit aan bij onze missie in de samenleving en vertrek niet vanuit een berekening in eigen voordeel. Ze is tegelijk een waarschuwend signaal aan de bevolking. Maar tegelijk nemen we het engagement op om als christenen in onze instellingen, zoals bijvoorbeeld in het onderwijs, de verscheidenheid van culturen, religies en levensbeschouwingen als een hefboom en kracht tot verandering en vernieuwing te beschouwen. Eerder dan afstand stimuleren we nabijheid tussen personen en cultuurgroepen. Achterdocht en jaloezie moeten plaats maken voor nieuwsgierigheid. Wat kwetsend en vernederend is moet uitgesproken en zichtbaar gemaakt worden. Rekening houden met de cultuur van de andere ontslaat ons niet van een gemeenschappelijke analyse van de machtsverhoudingen. Zo vermijden we de misleidende analyse van een samenleving hetzij exclusief vanuit het standpunt van het culturalisme (culturele gewoonten zijn de oorzaak van alles), wat bedrieglijk is of vanuit het standpunt van het materialistische (economische) determinisme (economische wetmatigheden bepalen het hele leven), wat reducerend werkt. Vanuit de hierboven geschetste visie kan een proces van interculturele samenlevingsopbouw ons op weg zetten of houden naar een nieuwe levenskrachtige cultuur. In de context van de vragen die u zich vandaag stelt mogen we, denk ik, het interreligieus leren beschouwen als een noodzakelijk instrument om – in de diversiteit zoals we ze vandaag in Europa, België en Vlaanderen kennen – niet alleen staande te blijven, maar ook actief deel te kunnen nemen aan het proces van interculturele samenlevingsopbouw dat tot doel heeft vrede en gerechtigheid te bewerkstellingen en dus komaf te maken met geweld en onrecht. Ik kan er geen sluitend antwoord op geven, maar wat zou het uwe zijn op de vraag : is het nog toelaatbaar – met de kennis van de geschiedenis en de werkelijkheid die we nu hebben – monoreligieus te leren? Monoreligieus onderwijs te organiseren? Ik denk het niet. Ik zou het alleszins niet wensen voor mijn kinderen, mocht ik er hebben. Niet omdat het mode is, maar omdat het nodig is én omdat het in evangelisch perspectief staat. Niet omdat het eens iets anders is, maar omdat ik – met kinderen en jongeren – hunker naar een ethisch krachttoer, noem het samenspel, vanuit de verschillende religies en levensbeschouwingen om weerstand te bieden aan het verkwanselen van moeder aarde en alles wat er op leeft. Omdat ik het iedereen gun om – vanuit de ontmoeting en het samenspel van de religies en levensbeschouwingen – spirituele kracht op te bouwen die onze staten en publieke instellingen, economieën en democratieën, en onze omgang met elkaar doen ademen van menselijke waardigheid. Ik geloof dus dat we - in alle instellingen - en zeker in dat magnifieke instrument het onderwijs een duidelijke keuze dienen te maken voor een duidelijk concept samenleven met diverse culturen, religies en levensbeschouwingen. En dat we consequent de vertaling moeten gaan maken van die keuze in alle geledingen van onderwijsaanbod. van van dan ons Mijn stelling is daarom : Zonder intercultureel organisatiebeleid geen effectief interreligieus leren 1. Een visie en een samenlevingsconcept als uitgangspunten (zie hiervoor ook een uitgebreide tekst in : Irina, Jos, Ali en Mies, Interculturaliteit in maatschappij en school, Roger Boonen, uitgeverij Garant, isbn 90-441-1355-0) 5 modellen één scoort effectief en menswaardig hoog en kan een leidraad zijn voor een pedagogisch concept 2. Begin van een vertaling een onderwijsaanbod in interculturele zin ontwikkelen vertrekt vanuit het geloof dat de missie en de doelstellingen beter (dus met effect naar en in respect voor de menselijke waardigheid) gehaald kunnen worden. De interculturele benadering is complementair aan de organisatiedoelen. De vooronderstelling, zeg maar het geloof, is : de diversiteit heeft (ongekende) potentie. Of nog anders : de multiculturele context is een vat met mogelijkheden dat in dienst staat van onze missie. Het is niet eerst probleem; maar eerst kans. Het reveleert en is niet bedreigend. Het licht op, en verduisterd niet. Interculturele diversiteit is in die zin een hulpmiddel in het zoeken naar een effectief onderwijsaanbod. Zoals het dat ook is in het realiseren van gerechtigheid en vrede. dergelijke benadering veronderstelt de keuze om de onderwijsinstellingen uit uit te bouwen naar de normen van een lerende organisatie . Een organisatie die de bestaande recepten respecteert maar ook durft bij te stellen, te vervangen en soms gewoon weg te laten. de keuze om een lerend intercultureel organisatiebeleid te ontwikkelen kan ondersteund worden door die uitdrukkelijk te formuleren in de missie en de waarden van de organisatie. Door dat te doen maak je niet alleen een statement maar verklaar je ook welke instroom je toelaat om je objectieven te halen. Het banier van de organisatie maakt zichtbaar maken wat standaard is. Het spoor opgaan van de interculturele organisatieontwikkeling kan maar slagen als elk onderdeel van de organisatie wordt meegenomen in het opzet. Zowel de bestuurders, de personeelsleden, de toezichthoudende instanties, vrijwilligers als omstaanders van de onderwijsinstelling dienen betrokken te worden bij de keuze die weg te gaan. Organisaties, zoals het onderwijs, met een lange staat van witte dienst, met veel anciënniteit, met veel ‘begane paden’, hebben een kluwen aan verborgen en zichtbare verdedigingsmechanismen om eerder te zweren bij het oude dan verandering toe te laten. Enkel open communicatie, geduld, aandacht voor de hete hangijzers en het aanbrengen van positieve ervaringen en voorbeelden kunnen de verandering bewerken. Gaandeweg moet de interculturele aanpak gerecruteerd worden en een plaats krijgen in de organisatie op de domeinen van : - aantrekken en selecteren van personeel en vrijwillig(st)ers - opzetten van een raadgevend intercultureel netwerk - inventariseren en exploreren van werkmethodieken - aanpassen van de harde en zachte infrastructuur ( de aankleding, de voeding, de documentatie, de feest- en zingevingspraktijk,…) in deze organisatieontwikkeling is een grote voorraad respect nodig om kansen te geven aan de verscheidenheid. Vandaar dat het noodzakelijk is het bestaande racisme in de organisatie niet alleen te aanvaarden maar er ook mee om te gaan. Daartoe is het wenselijk te oefenen in de bondgenotenstrategie. daarnaast is er een bewustzijn nodig dat we in Vlaanderen een probleem hebben met een toestand van ‘fluwelen apartheid’ (dixit Erwin Mortier in de Morgen van 26 oktober 2002). Er is afstand en geen nabijheid. Dus dient een evenwichtige nabijheidstrategie ontwikkeld te worden. Die strategie zal mede als effect hebben dat ‘hoogmoed’ plaats maakt voor ‘nieuwsgierigheid’. Zij die het interculturaliseren van de organisatie begeleiden en sturen moeten zich bewust zijn van de orkaan die kan ontstaan. In de wind gaan staan is ook een periode toestaan van flexibiliteit en van experimenteren. Als de trends worden doorbroken dan zijn er een tijd geen standaard-antwoorden meer. Dat veronderstelt van iedereen een grote soepelheid en een discipline van verdraagzaamheid. Er zal gedurende deze periode moeten onderhandeld worden met het oog op een positief compromis. de nieuwkomers (zowel de levenden, als de papieren, als de fysieke, als de psychische, de roerende en de onroerende, de tastbare en de ontastbare,…) zullen tijdsgebonden relationeel moeten ondersteund worden, een vorm van coaching moeten krijgen,… tenslotte zal iedereen in de organisatie worden uitgenodigd om zelf drager te worden van de nieuwe aanpak en zich verder te bekwamen door middel de permanente interculturele vorming en opleiding. De kadervormingskaart voor de bestuurs- en personeelsleden van de organisatie stelt deze aspecten specifiek in het daglicht en promoot de inschrijving. Maar we kunnen ondertussen beginnen met kleine stappen… Didier Vanderslycke – Nationaal secretaris Huidevettersstraat 165 – 1000 Brussel 02-5021128 (tel) 02-5028101 (fax) kms@kms.be www.kms.be De brochure ‘Ja, ik sta in het katholiek onderwijs’ – over de interculturalisering van het personeelsbeleid (5 €) en de leerlingenbrochure ‘Dringend nodig : meer leerkrachten uit alle culturen’ (gratis) kunnen besteld worden bij bestellingen@kms.be