Muziek periode 6 10. Tempo Lento langzaam Largo breed, ruim; wordt gebruikt om een langzaam tempo aan te geven Adagio op je gemak, langzaam. Een langzaam deel in bijvoorbeeld een symfonie wordt soms aangeduid met adagio Andante gaande, matig langzaam Moderato gematigd, tussen langzaam en snel in Allegro vrolijk, opgewekt, wordt gebruikt om een vlug tempo aan te geven Vivace levendig, snel tempo Presto snel Toevoegingen: molto (zeer), ma non troppo (maar niet te veel), -issimo (overtreffend) Accelerando (acc.) geleidelijk sneller worden Ritenuto (rit.) geleidelijk langzamer worden A tempo is terugkeren naar het oude tempo 11. Dynamiek pp (pianissimo) zeer zacht p (piano) zacht mp (mezzo piano) matig zacht mf (mezzo forte) matig luid f (forte) luid ff (fortissimo) zeer luid sf (sforzando) versterkt de ene noot waar het teken bijstaat Crescendo (cresc.) < geleidelijk sterker worden Diminuendo (dim.) > geleidelijk zachter worden 12. Uitvoeringspraktijk Staccato losgemaakt, gescheiden Legato gebonden Portato gedragen; noten van elkaar gescheiden, maar breed gespeeld Da Capo aan het eind van een gedeelte weer met het begin beginnen Da Capo al fine vanaf het begin en dan tot fine Dal segno (D.S.) als dit er staat begin je met herhalen vanaf het teken segno D.C. al coda herhaal vanaf het begin tot het codateken en ga je vervolgens naar het coda D.S. al coda herhaal je vanaf het segno tot het codateken en sluit je af met het coda Fermate betekent dat je de noot zo lang mag aanhouden als jij of dirigent passend vindt Triller Voorslag speel je kort voor de echte tel Pizzicato (pizz.) als strijkers moeten tokkelen Arco wanneer strijkers weer moeten strijken Glissando betekent glijden van de ene noot naar de andere. Echte glij-instrumenten: viool en trombone. Arpeggio tonen uit een akkoord gespreid spelen; heel vlot na elkaar van laag naar hoog Sordino een demper op een instrument. Als er met demper gespeeld moet worden: con sordino. Demper er weer af: senza sordino In de popmuziek: demper erop mute; demper eraf open 13. Compositietechniek Monofonie eenstemmige muziek Unisono meerdere mensen die dezelfde stem zingen of spelen, kan wel een octaaf verschillen Meerstemmige muziek is muziek met meerdere partijen (stemmen) Heterofonie is een hoofdvorm die gevarieerd omspeeld wordt door een andere stem Homofonie is muziek waarbij er meerdere stemmen afhankelijk zijn van elkaar, vooral wat betreft ritme; ze hebben hetzelfde ritme Polyfonie meerdere stemmen zijn onafhankelijk van elkaar, vooral wat betreft ritme Imitatie stemmen in de polyfonie die elkaar nadoen 14. Muzikale vorm Vormschema in het groot couplet- refrein- bridge – refrein (A-B-C-B) Vormschema in het klein elke verschillende regel in bijv. een couplet vergelijken (a-b-a-b) Als er een accent staat (A’) betekent dit dat het stukje in principe hetzelfde is maar iets gevarieerd; zoals instrumentatie, variatie of melodie Tweedelige vorm als er sprake is van twee gedeeltes die A en B genoemd worden Kenmerken bij een bepaald voorbeeld lied: - de toonsoort is G majeur; deel A moduleert naar D majeur; deel B begint in D majeur en A en de B worden beiden herhaald - zowel deel A als deel B starten met een sequens - deel B gebruikt de melodie van A, maar varieert die - het slot van B is bijna hetzelfde als het slot van A, maar nu in de hoofdtoonsoort Driedelige vorm verdeelt een stuk in drie gedeeltes (A-B-A), soort sandwich ontstaat Kenmerken: - A1 is een op zichzelf staand geheel - A2 is een gevarieerde herhaling van A1 - B contrasteert duidelijk met de beide A’s; ander karakter Menuet statige Franse dans, met een matig tempo en een ¾-maat Menuet-trio-vorm een menuet bestaande uit (Menuet A - trio B - Menuet A) Rondovorm in een rondo keert het hoofdthema (deel A / refrein) telkens terug met daartussen contrasterende gedeeltes, ook wel episodes genoemd (B, C, D, enz.) Een rondo is bijv.: A - B- A - C - A - D - A Blues akkoordenschema bestaat meestal uit twaalf 4/4-maten verdeeld over 3 regels De letters kunnen ook in Romeinse cijfers staan, die stellen de trappen in een toonladder voor. C is dan I, F is IV en G is V De tekst van blues: eerste twee regels zijn hetzelfde, derde regel rijmt op de eerste twee Jazz is een compositie dat een onderdeel van het standaard jazzrepertoire is geworden. In de jazz zijn variatievormen, waarin harmonie (akkoorden) hetzelfde blijft. In de jazz spelen ze vooral het chorus, wat 16 of 32 maten lang is en zinnen heeft van 4 of 8 maten, in een vorm als a-a-b-a, a-b-a-c of a-a-b-c Onderdelen popsong - intro - couplet - refrein - bridge - coda (einde) 15. Koor, orkest, band Sopraan, Mezzo-sopraan, Alt, Tenor, Bariton, Bas Symfonieorkest houtblazers, koperblazer, strijkers en slagwerk Barokorkest strijkers, clavesimbel en wisselende blazersbezetting Strijkorkest violen, altviolen, celli, contrabassen Harmonieorkest hout- en koperblazers en slagwerk Fanfareorkest koperblazers en slagwerk Houtblazers fluit, hobo, klarinet, fagot Koperblazers hoorn, trompet, trombone, tuba Slagwerk pauken Strijkers viool I, viool II, altviool, cello, contrabas Piano wordt genoteerd bij slagwerk Bigband is een ensemble dat uit 3 secties bestaat: de ritmesectie (bas, drums, gitaar, piano), de koperblazers en de houtblazers (bariton-, tenor- en altsax en soms ook klarinetten). Speelt voornamelijk uit de swingperiode, maar kan ook jazz, pop of hedendaagse gecomponeerde muziek. Kleinere formaties in de jazz heten een jazzcombo, vaak vernoemt naar de oprichter. Bijvoorbeeld het Toon Roos Kwartet.