Chanoeka Chanoeka betekent "nieuwe inwijding". Tweeduizend jaar geleden was Israel bezet. De Syrische koning Antiochus beval de joden niet tot hun God te bidden of uit hun heilige boeken te lezen, noch Sabbat te vieren. In de Tempel moesten heidense altaren komen. Onder leiding van Judas de Makkabeeër kwamen enkele joden in opstand en verdreven de bezetters. De Tempel moest nu opnieuw worden ingewijd. De heilige lamp moest weer branden. Zuivere olie werd gezocht, maar alles wat ze vonden was een klein kruikje, genoeg voor één dag. Toen gebeurde een wonder. Met het kleine beetje olie bleef de lamp acht dagen branden. Lang genoeg om nieuwe olie te maken. Daarom duurt het Chanoeka-feest acht dagen Joden steken de chanoekia aan. De gewone joodse kandelaar, de menora, heeft zeven armen. Maar de speciale Chanoeka-kandelaar heeft acht armen. Elke dag komt er een kaars bij. Het negende voetje is voor de kaars waarmee je de acht kaarsen aansteekt. Als de kandelaar brandt wordt een gebed gezegd. Er wordt ook elke avond met het hele gezin een spelletje gespeeld, met de "dreidel”, een draaitolletje. Op het tolletje staan vier hebreeuwse letters: nun, gimel, hé en sjin: de beginletters van de woorden: "Nes gadol haja sjam". Dat betekent: "Daar is een groot wonder gebeurd". Er wordt ook lekker gegeten, zoals ‘latkes’: aardappelpannekoekjes, die alleen op Chanoeka worden gegeten. Veel mensen eten ook soevganiot: oliebollen, gevuld met gelei. Soms geven ouders hun kinderen cadeautjes: iedere avond van het feest één. In Israël wordt met Chanoeka een fakkel ontstoken in Modin. Daar is de opstand van de Makkabeeën begonnen. Lopers dragen de fakkel ter ere van hun vrijheid toen, maar ook van nu. Elizabeth Boddens Hosang Katholieke Raad voor Kerk en Jodendom