context SLO context po december 2013 nummer 9 voor het primair onderwijs Leren, creëren en inspireren Wetenschap en techniek in zaakvakken Het geheim van een goed verhaal Evalueren om te leren SLO context po december 2013 nummer 9 Kennis delen rondom hoogbegaafdheid en excellentie Informatiepunt Onderwijs & Talentontwikkeling Op zoek naar informatie over hoogbegaafdheid en excellentie in het algemeen? Of leest u liever iets over rijk kleuteronderwijs? U kunt het vinden op www.talentstimuleren.nl. Leermiddelen, voorbeeldmateriaal en kant-en-klare tools zijn er gratis beschikbaar. Docenten en andere onderwijsprofessionals kunnen zichzelf met een uitgebreid persoonlijk profiel op de kaart zetten en hebben daarmee toegang tot informatie op besloten gedeeltes van de website. Geregistreerde professionals ontmoeten elkaar in online werkgroepen en kunnen informatie over hun school of instantie plaatsen, zelfgemaakt materiaal delen en soortgelijk materiaal van anderen downloaden. Ga dus snel naar www.talentstimuleren.nl. Fotografie: Ebo Fraterman Inhoud Bodytekst: Bij SLO stellen we elkaar steeds vaker kritische The Sans Plain, 8,5 pt. / 12 van pt. interlinie vragen alsSemi ‘WieLight maakt de optelsom alle onderwijseisen?’, ‘Wie bewaakt nog de samenhang in het curriculum?’ en ‘Moeten we niet eens met Naam hoofdredacteur: elkaar in gesprek over wat de moeite waard is om te The Sans Semi Light Plain,waarvoor 8,5 pt. / 12we pt. interlinie leren?’ Essentiële vragen in Nederland weinig tijd nemen. Te weinig tijd, vinden we bij SLO. Want als deze vragen niet beantwoord worden, ontbreekt eigenlijk het stuur aan de wagen. En dan kunnen we wel praten over ieders zorgen over de onderwijskwaliteit, maar waar doelen we dan precies op en waar kunnen we dan op bijsturen? Binnen SLO kwamen we tot de conclusie dat we steeds meer de behoefte hebben antwoorden te zoeken in plaats van vragen op te roepen. Dat mag u van het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling ook verwachten. En daarom hebben we tijd gemaakt om dit soort curriculumvragen nader te verkennen in een project genaamd ‘Curriculumvensters’. In deze SLO Context vindt u daar een eerste artikel over op pagina 8. 4 Wetenschap en techniek verweven in zaakvakken 8 Van plakband naar rationale 10 Het geheim van een goed verhaal 13 Ververs Award 14 Kenniscentrum Leermiddelen 44 16 Leren, creëren en inspireren in de klas 10 10 20 Publicaties en websites 21 Eén onderwijsplatform voor alle leermiddelen 22 Evalueren om te leren in het basisonderwijs 22 22 26 Agenda / Actueel Curriculumvensters is bedoeld om zowel de landelijke als schoolspecifieke discussie over de gewenste inhoud van het onderwijs te stimuleren en te voeden. Vaststellen wat de moeite waard is, kunnen we onmogelijk alleen. Daar moeten zoveel mogelijk mensen - binnen en buiten het onderwijs - over meepraten. Alleen zo kunnen we komen tot een gedragen set aan onderwijsdoelen en -inhouden. Colofon Bestel- & informatieadres SLO Context is een uitgave van SLO © 2013, Enschede. SLO Postbus 2041 7500 CA Enschede ISSN 1878-7339 Als u voor een van deze gesprekken benaderd wordt of als u ergens een oproep voor curriculumgesprekken ziet, hoop ik van harte dat u de tijd wilt nemen om mee te denken en te praten. Tijd is schaars, besef ik me, ook of misschien wel vooral in het onderwijs. Maar voor de wezenlijke dingen in het leven, moet toch af en toe tijd kunnen worden vrijgemaakt?! Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze opgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Redactie: Berthold van Leeuwen, Mändy Kok Eindredactie: Jessica van der Veen Opmaak: Digidee Ontwerpstudio, Enschede Druk: Te Sligte - Olijdam, Enschede Jessica Jessicavan vander derVeen Veen Hoofdredacteur, Hoofdredacteur,j.vanderveen@slo.nl j.vanderveen@slo.nl Met dank aan: Wim Burggraaff, Jos Castelijns, Femke Gerritsen, Dieuwke van Loo, Kris Verbeeck, Juliette Walma van der Molen, Annechien Wijnbergh T 053 4840 840 F 053 4307 692 E info@slo.nl SLOcommunicatie www.slo.nl Tekst: Carolien Nout • Fotografie: Jan Schartman Wetenschap en techniek verweven in zaakvakken Van kleuter tot (bijna) puber: onderzoekend leren begint met verwondering Kun je met een kind in groep 2 de opwarming van de aarde bespreken, of de isolatie van je huis? Natuurlijk, vindt Dieuwke van Loo die regelmatig samen met haar onderbouwgroep wetenschappelijke experimenten uitvoert. Onderzoekend leren past bij alle leeftijden en bij alle vakken, zo blijkt. Een gewone school in de Rivierenbuurt van Den Haag, een buurtje ingeklemd tussen het spoor en het stadscentrum waar gaandeweg woonblokken worden opgeknapt. Kinderen uit verschillende windstreken dalen de trappen af in de hal van het schoolgebouw uit de vorige eeuw, waar de gangen betegeld zijn en het schoolplein ommuurd. Maar wel met plantenbakken waar peterselie en boerenkoolstekjes hun best doen om te overleven tussen de voetballende bovenbouwers. “Die peterselie gaan we in de klas opeten”, vertelt SLO context po december 2013 nummer 9 < Dieuwke van Loo Dieuwke van Loo opgewekt terwijl ze een blootgewoelde wortel weer terugduwt in de aarde. “Veel kinderen zeggen: dat is groente, maar ik leer ze ook de namen: van broccoli tot boerenkool.” Ze houdt een potje met ingemaakte courgettes omhoog. Weer zo’n mooi onderwerp om te onderzoeken: eten, hoe komt het op je bord en in je buik en wat moet je doen als je groenten wilt bewaren. Ontdekken hoe de wereld in elkaar zit De kleuters bij juf Dieuwke werkten enige tijd geleden aan een ander project: Warm en koud, begeleid door het Wetenschapsknooppunt Delft. Wanneer is het warm of koud en welke kleren trek je dan aan? De kinderen leerden nieuwe woorden: ski-pak, regenlaarzen en thermoskan. Van daaruit startte hun onderzoek: wanneer is iets winddicht? De kinderen tekenden hun ervaringen en vertelden erover: een belangrijk onderdeel want dat draagt bij aan taalontwikkeling en aan een onderzoekende houding. En zo gingen de kinderen verder: hoe werkt isolatie? En wat werkt het best om een ijsklontje koud te houden? Ze probeerden het allemaal uit. Uiteindelijk bouwden ze huizen die of koel of juist warm moesten zijn. Op Youtube zijn de resultaten te zien van het project, waarin ook de concentratie en het plezier van de kinderen opvalt. Geheim van deze aanpak is: met kleine stapjes samen met de kinderen onderzoeken en ontdekken hoe de wereld in elkaar zit. Het is belangrijk om bij de eigen leefomgeving van het kind te beginnen en ze te laten ervaren: voelen, ruiken, proeven en zien. Leer ze verbanden te leggen, oefen bewust taal en leg de ervaringen vast. Het Wetenschapsknooppunt Delft heeft naast de Jan van Nassauschool ook andere scholen en groepen begeleid bij onderzoekend leren, met projecten als muziek en ridders voor kleuters of het ontwerpen van een educatief spel door 7e en 8e groepers. Best lastig in de praktijk Lijkt het in de onderbouw vanzelfsprekend en natuurlijk om onderzoekend onderwijs in de praktijk te brengen, dat verandert vaak als leerlingen naar groep 3 gaan. In de hogere groepen is er weliswaar wel aandacht voor techniek, maar dan vaak in de vorm van handvaardigheid. Toch is het ook daar belangrijk om onderzoekend en ontwerpend leren breder in de praktijk te brengen, en dat kan in principe bij alle vakken, van taal tot gym. Maar veel leraren vinden dat lastig, zo blijkt. Juliette Walma van der Molen > SLO context po december 2013 nummer 9 Juliette Walma van der Molen, hoogleraar Talentontwikkeling aan de Universiteit Twente, begrijpt wel hoe dat komt. “Leraren in het basisonderwijs hebben meestal weinig ervaring op het gebied van wetenschap en techniek. Vaak hebben ze zelf een alfa-achtergrond. Velen denken dat ze allerlei ingewikkelde natuurkundige vraagstukken moeten uitleggen. Die onrust wil ik wegnemen, want dat is helemaal niet nodig. Een tweede punt is dat scholen voor een belangrijk deel worden afgerekend op de prestaties voor taal en rekenen. Daar ligt vaak de focus op. En natuurlijk is dat belangrijk, maar ik wil leraren heel graag laten zien dat het ook anders kan. Dat je op een andere manier, met aandacht voor onderzoekend en ontwerpend leren, alle vakken kunt verrijken en zelfs tegelijkertijd kunt werken aan taal en rekenen. Dat vergt wel een omslag want het betekent dat je moet loskomen van starre lesmethodes.” De van oorsprong ontwikkelingspsychologe Walma van der Molen werkte aan een vernieuwend professionaliseringstraject voor leraren en zorgde onder andere voor een teamopleiding en een traject voor leraren die met meerbegaafde leerlingen werken, via het Kenniscentrum Wetenschap en Techniek Oost-Nederland. “Als leraar moet je zelf ook een onderzoekende en nieuwsgierige houding hebben. Met de vragen van kinderen als vertrekpunt kun je allerlei onderwerpen behandelen. Dat betekent niet dat je als leraar alle antwoorden moet weten. Natuurlijk moet je bepaalde feiten of kennis wel van te voren opzoeken en bedenken hoe je de lesstof kunt verrijken. Het gaat er vooral om kinderen andere vragen te stellen of opdrachten te geven. Niet alleen de wat, waarom en hoe-vragen, maar meer open vragen. Zoals: wat zou er gebeurd zijn als we de gloeilamp niet hadden uitgevonden? Het zijn vragen waarop niet een goed of fout antwoord mogelijk is. ” 5 < Marja van Graft Kansen bieden Zulke onderzoekende- en ontwerplessen bieden veel kansen aan kinderen. Zwakke leerlingen leren beter te ontdekken wat ze wel kunnen, bijvoorbeeld goed samenwerken of een slim ontwerp als oplossing voor een probleem bedenken. En excellente leerlingen kun je er veel meer mee uitdagen. De Verkenningscommissie Wetenschap en Technologie (zie kader) vindt onderzoekend en ontwerpend leren een vereiste om leerlingen die vaardigheden bij te brengen die nodig zijn voor de 21e eeuw. De leraar moet er dus mee aan de slag in de klas. Doorkijkje Onderzoekend en ontwerpend leren in de bovenbouw: integratie van natuur, techniek, rekenen en taal 6 Leerlingen van groep 7 en 8 onderzoeken hoe het dierenverblijf voor een bepaald dier eruit moet zien. In groepjes formuleren ze onderzoeksvragen over wat het dier nodig heeft om in de natuur te (over-)leven. Ze bekijken en beoordelen hun vragen en antwoorden kritisch: zijn het de juiste vragen en leveren deze vragen juiste en voldoende informatie op? Met behulp van digitale en analoge bronnen beantwoorden ze hun vragen. Met de verkregen informatie formuleren de leerlingen het pakket van eisen voor het te ontwerpen dierenverblijf vanuit het perspectief van het dier. Al discussiërend voegen de leerlingen de eisen van verzorgers en bezoekers aan het pakket van eisen toe. Aan de hand van het totale eisenpakket maken de leerlingen een ontwerpschets. Ze zetten de schets om in een definitief ontwerp op schaal. Ze bespreken welke materialen en constructies nodig zijn, argumenteren met elkaar en komen tot keuzes. Bijvoorbeeld over de te gebruiken materialen voor de ommuring van het neushoornverblijf, dat stevig en doorzichtig moet zijn voor de bezoekers, maar geen letsel mag opleveren voor de neushoorns. Ten slotte bouwen de leerlingen de maquette van hun dierenverblijf. Ze presenteren hun maquettes aan leerlingen uit de middenbouw. Voor de ouderavond die de leerlingen organiseren maakt elk groepje een PowerPoint-presentatie over het onderzoeks-, ontwerp- en bouwproces. Om beurten vertellen ze over de stappen in het onderzoeks- en ontwerpproces, hun problemen en oplossingen en over het resultaat. Ten slotte leiden ze de ouders rond in de dierentuin die van de dierenverblijven is gemaakt. Ook voor oudere kinderen is onderzoekend en ontwerpend leren inspirerend. Juliette Walma van der Molen vindt het bijna een gemiste kans om de interesse van kinderen in het milieu en het klimaat niet te stimuleren. “Zulke onderwerpen leven vaak heel sterk bij leerlingen van acht of negen jaar. Het zou zo stimulerend zijn om hun ‘drive’ te koppelen aan innovatie en onderzoek doen. Het is wel de generatie die oplossingen moet vinden voor toekomstige problemen.” Hoe dan ook is het belangrijk om de onderwerpen dichtbij de kinderen zelf te houden. Walma van der Molen denkt dat er genoeg aanknopingspunten zijn om rekenen of taal te oefenen als je een project over de Romeinen doet en bijvoorbeeld een Romeinse stad nabouwt. “Vakken als aardrijkskunde en geschiedenis kun je makkelijk koppelen. Het is natuurlijk niet zo dat je dit de hele dag moet doen bij alle vakken. Maar een paar keer per week zou al heel mooi zijn, gewoon om er eens klein mee te beginnen.” Als wetenschapper ontwikkelt zij een soort raamwerk voor leraren dat kan helpen om de ontwikkeling van een leerling - wat zijn talenten, houding, leermotivatie en zelfbeeld betreft - beter in kaart te brengen. Aan de andere kant kan het ook de school helpen en dienen als checklist bij een project: of er genoeg open opdrachten inzitten bijvoorbeeld, of het ‘hogere-orde denken’ stimuleert. Onderzoekend leren is vooral inspelen op verwondering, vindt Van Loo, die behalve leraar ook techniekcoördinator is op de Jan van Nassauschool. Vragen van collega’s over welke techniekmaterialen zij het beste kunnen gebruiken, beantwoordt ze graag. De school heeft ervoor gekozen een vakleraar techniek aan te trekken voor de oudere leerlingen en benut daarvoor de extra leertijd. Op zich wel jammer dat de technische invalshoek dan een beetje verdwijnt uit de reguliere lessen, vindt de ondernemende lerares van de kleuters. “Ik vind het namelijk zo leuk. Je wordt er zelf ook creatiever van. Je leert de momenten kennen in een project dat je net die andere vraag kunt stellen. Je moet zien waar de mogelijkheden zitten. En die zitten soms in een onverwachte hoek. Vorige winter viel er opeens een pak sneeuw. Met een paar ouders namen we de klas spontaan mee naar een park, om de ervaring van maagdelijke sneeuw te beleven. Geweldig was het, iets heel anders dan de platgetrapte sneeuw op het schoolplein. En dan een bevroren plas, met een laag ijs waar je doorheen kunt kijken. Als leraar moet je de attitude hebben en de mogelijkheden zien om daarop in te spelen. Dat maakt het onderwijs zo leuk.” SLO context po december 2013 nummer 9 Terwijl de dag op zijn einde loopt en de gangen steeds leger worden, zet Van Loo de kleine stoeltjes op tafel en schikt ze nog eens iets op de ontdektafel. Een boek, een anatomische modelpop of een blaadje met een levende rups in een potje: menig kind zal zich er morgenochtend door laten inspireren. Het begin van een nieuwe ervaring die om onderzoek vraagt. Onderzoekend en ontwerpend leren: geen hype maar noodzaak Wetenschap en techniek moeten meer aandacht krijgen op de basisschool omdat mensen die kennis steeds meer nodig hebben in de maatschappij. Kinderen zullen vaker voor technische beroepen kiezen als ze er enthousiaster voor zijn gemaakt op school. Dat stelde de Verkenningscommissie Wetenschap en Technologie begin dit jaar in een advies. Er is meer les in wetenschap en technologie nodig op de basisschool, want dat gebeurt nu nog te weinig. Wat dat precies is, is volgens de commissie een manier van kijken naar de wereld. Het begint bij verwondering: waarom is de wereld zoals zij is? De zoektocht naar antwoorden leidt vervolgens naar nieuwe producten en kennis. De overheid, de onderwijssector en het bedrijfsleven hebben als antwoord daarop met elkaar een Techniekpact afgesloten met de ambitie om te zorgen voor genoeg en goed opgeleide technische mensen in de komende jaren. Voor het onderwijs hoeft wetenschap en techniek geen apart vak te zijn in het primair onderwijs. Wel is het belangrijk om leerlingen te stimuleren in onderzoekend en ontwerpend leren, waarbij samen problemen oplossen en kritisch denken centraal staan. Ook ondernemendheid, creativiteit en ict-vaardigheden horen erbij. Leerlijnen in ontwikkeling: meer houvast voor de leraar SLO werkt de bestaande kerndoelen voor de vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek, ofwel Oriëntatie op jezelf en de wereld (OJW), uit in leerlijnen. Deze leerlijnen geven inhoud, tussendoelen en einddoel aan van de kennis, vaardigheden en houding van de bijbehorende vakken, waarin wetenschap en technologie zijn meegenomen. Zo krijgen leraren meer houvast: om onderzoekend en ontwerpend leren vorm te geven in school, om leermiddelen mee te beoordelen, of preciezer te kunnen kiezen uit lesonderdelen. Eind dit jaar komt een eerste opzet uit die samen met onderwijsprofessionals uit de praktijk is ontwikkeld. SLO adviseert ook de pabo’s hoe zij wetenschap en technologie kunnen verwerken bij de ontwikkeling van de kennisbases voor de OJW-vakken. Onderzoekend en ontdekkend leren in de OJW-vakken Wetenschap en techniek komen in de verdrukking in het volle lesprogramma op de basisschool als het als apart vak extra aandacht moet krijgen. Beter is om het in de OJW-vakken te integreren, stelt Marja van Graft, leerplanontwikkelaar OJW en betrokken bij de Verkenningscommissie. “Ook vaardigheden en houding komen in beeld, bijvoorbeeld creativiteit of de ontwikkeling van een wetenschappelijke houding. Je wilt immers nieuwsgierigheid en kritisch nadenken aanwakkeren. Daarnaast is scholing van leraren nodig. Langs deze twee lijnen kan onderzoekend en ontwerpend leren sterker vorm krijgen in de school.” Van Graft adviseert leraren die meer willen doen met onderzoekend leren om serieus met de vragen van kinderen aan de slag te gaan. “Laat ze maar eens in een groepje naar oplossingen zoeken op hun eigen vragen, geef ze ruimte, vertrouwen en steun. Ik hoop dat leraren zich niet uit het veld laten slaan door termen als wetenschap en technologie. Onderzoekend en ontwerpend leren is iets wat sommige leraren al doen, al is het niet altijd gericht. Denk aan de bouwhoek bij de kleuters. Vrij bouwen kan, maar een moeilijke opdracht meegeven - bijvoorbeeld het bouwen van een ledikant voor hun knuffeldier of een garage van tweeverdiepingen - zet kleuters aan tot het bedenken van creatieve oplossingen. En, observeer de leerlingen en probeer hun ontwikkeling op dit vlak eens een aantal weken in kaart te brengen.” Kijk voor meer informatie over onderzoekend en ontwerpend leren, lesvoorbeelden en een evaluatie-instrument op www.slo.nl/primair/leergebieden/wereldorientatie/natuur/vtb of zoek contact met het dichtstbijzijnde Wetenschapsknooppunt voor inspirerend lesmateriaal. Ook via School aan Zet is veel informatie te vinden. SLO context po december 2013 nummer 9 7 Tekst: Suzanne Visser • Fotografie: Jan Schartman Van plakband naar rationale Waarom we het gesprek over het leerplan moeten openen In een samenleving die zo snel verandert, kan het onderwijs niet blijven stilstaan. Leren onze kinderen nog wel de goede dingen? Een fundamentele vraag waarvoor we onze ogen niet mogen sluiten, vinden leerplanontwikkelaars Rob Diephuis en Annette Thijs. Het is tijd voor een maatschappelijke én professionele discussie. Februari 2013. De Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen waarschuwt dat het voor goed functioneren in de moderne samenleving nodig is dat leerlingen inzicht krijgen in de impact en de beperkingen van ICT: een kritische attitude is belangrijk. Augustus 2013. In Sneek, Breda, Emmen, Heenvliet, Amsterdam en Almere openen iPadscholen voor basisonderwijs hun deuren. De tabletcomputer is hier juist de spil waarom alles draait. Twee ontwikkelingen die gaan over digitalisering van het onderwijs. Zijn ze met elkaar in strijd? Niet per se. Maar opmerkelijk is wel dat ze zich naast elkaar voltrekken zonder dat hieraan een maatschappelijke discussie is voorafgegaan. Eerder constateerden leerplanontwikkelaars Rob Diephuis en Annette Thijs van SLO al dat het curriculum in ons land relatief onzichtbaar is. Het heeft iets weg van een puzzel: allerlei partijen maken zich druk over afzonderlijke puzzelstukjes, maar niemand maakt de puzzel. En dus blijven belangrijke vragen onbeantwoord. Hoe passen al die stukjes in elkaar? Is de puzzel compleet? En laat die het beeld zien dat wij willen? 21st century skills Er is een belangrijke reden waarom we ons deze vragen juist nu moeten stellen. De samenleving verandert razendsnel. Scholen staan voor de ingewikkelde opgave hun leerlingen voor te bereiden op een maatschappij die steeds individueler wordt, en op vervolgopleidingen en beroepen die nog niet eens bestaan. Van de leerlingen van nu, de werknemers van straks, worden nieuwe competenties gevraagd. ‘21st century skills’, worden deze vaardigheden over de hele wereld genoemd. Uit een metastudie van de Universiteit Twente blijkt dat er in essentie acht te onderscheiden zijn: communiceren, samenwerken, digitale geletterdheid, creatief denken, kritisch denken, probleemoplossend denken, zelfregulering en sociale & culturele vaardigheden. De vraag is hoe deze ‘generieke vaardigheden’ in het onderwijs een plaats moeten krijgen. “Duidelijk is dat je vaardigheden niet los kunt zien van kennis”, zegt Thijs. “Maar hoe en waar moeten ze in het leerplan worden verankerd? Dat vraagt om een doordacht antwoord.” De kans dat dit antwoord er vanzelf komt, is klein. Dit hangt samen met het SLO context po december 2013 nummer 9 < Rob Diephuis en Annette Thijs ontbreken van een nationaal leerplan. Omdat we in Nederland traditioneel veel belang hechten aan de vrijheid van onderwijs, ligt de bal bij de scholen en stelt de overheid alleen de spelregels vast. En die spelregels zijn heel ruim. In het funderend onderwijs zijn grofweg zeven domeinen verplicht: bewegingsonderwijs, Nederlandse taal, rekenen & wiskunde, Engelse taal, natuur & techniek, de maatschappij en kunst & cultuur. Nergens staat aangegeven hoeveel tijd aan welk domein moet worden besteed. In het primair onderwijs is de verdeling van leertijd helemaal vrij. En gaat het om de vertaling van de onderwerpen in onderwijs, dan hebben scholen zo mogelijk nóg meer vrijheid. Sinds de jaren negentig zijn de kerndoelen alleen maar verruimd. Wel zijn er af en toe bewegingen in tegengestelde richting geweest. Zo moet er op de basisschool nu aandacht zijn voor sociale redzaamheid, gezond gedrag, burgerschap en integratie. En toen er zorgen ontstonden over de taal- en rekenprestaties, liet de minister gedetailleerde referentieniveaus ontwikkelen, compleet met verplichte toetsen. Maar in grote lijnen ligt de bal nog altijd bij de scholen. Daar is weinig zicht op de hele optelsom van vakken en vormingsgebieden, constateert Diephuis. In de praktijk zit de regie over het curriculum meestal niet bij de leerkrachten, maar bij experts en educatieve uitgevers. De overheid geeft ruimte en richting, de school mag kiezen, maar het zijn experts die bepalen wat er te kiezen valt. Plakbandcurriculum Wat we in Nederland dus niet kennen, is een georganiseerd gesprek over wat leerlingen in het funderend onderwijs moeten leren. Dat is de lacune die ‘Curriculumvensters’ hoopt te vullen. In dit project verkent SLO in dialoog met andere partijen onder welke voorwaarden we op alle niveaus kunnen praten over onze gezamenlijke ambities met het funderend onderwijs. “Dit past bij onze rol als expertisecentrum voor leerplanontwikkeling”, aldus Thijs. Een onderwerp dat volgens de leerplanontwikkelaars zeker aan de orde moet komen, is het ontbreken van een helder achterliggend idee. Strikte kaders voor rekenen en taal plus losse maatschappelijke opdrachten en verder vooral veel vrijheid - je zou het een ‘plakbandcurriculum’ kunnen noemen. Veel andere landen hebben daarentegen voor hun leerplan een ‘rationale’ geformuleerd. Diephuis omschrijft dit als ‘een gedachtegang die uiteenzet wat het leerplan in de kern beoogt en nastreeft.’ “Samen werken aan zo’n langetermijnvisie maakt dat mensen meer holistisch en integraal naar onderwijs gaan kijken”, zegt hij. Een van de stellingen is daarom dat ook het Nederlandse leerplan een rationale nodig heeft. Dit zou scholen bovendien helpen bij het benutten van hun vrijheid. Het is SLO context po december 2013 nummer 9 paradoxaal, maar om leerkrachten echt aan het werk te laten gaan met het leerplan, hebben ze meer houvast nodig, stelt Thijs. “Natuurlijk luistert dat nauw: te veel sturing leidt weer tot eenheidsworst en gebrek aan betrokkenheid. Maar voorbeelden uit het buitenland tonen aan dat een balans tussen richting geven en ruimte bieden wel degelijk mogelijk is. En dat de balans beter wordt naarmate het onderwijs er nauwer bij betrokken is. In Schotland bijvoorbeeld hebben scholen intensief meegedacht over een nationaal curriculum. Ook in Finland bestaat een gedetailleerd nationaal leerplan, maar wel in combinatie met veel vrijheid bij de uitvoering.” Als Nederland zou overstappen op een meer omvattend leerplankader, heeft dat wel gevolgen voor de aansturing door de overheid. Meer richting, minder ruimte -kan dat ook gedifferentieerd? Dus op onderdelen strak (denk aan taal en rekenen) en elders juist ruim (denk aan levensbeschouwing)? En toch systematisch en consistent? Ook daarover is discussie nodig, zegt Thijs: “Een interessant voorbeeld is de driedeling die ze in Finland hebben. Een basis van normen waarover niet te onderhandelen valt, een keuzecurriculum op een middenniveau van specificatie en inspirerende open doelen voor de meer innovatieve vaardigheden.” “Allerlei partijen maken zich druk over afzonderlijke puzzelstukjes, maar niemand maakt de puzzel.” In gesprek Soortgelijke discussievragen en stellingen gaat het project Curriculumvensters de komende tijd ook opstellen voor de leerplandiscussie op schoolniveau. Diephuis: “Kernvragen zijn: hoe ontwikkel je een leerplankoers op school? Hoe organiseer je een cyclus van leerplanontwikkeling? Hoe maak je beleid voor je leeromgeving en leermiddelen? En aan welke professionalisering hebben schoolleiding en leraren behoefte? We gaan hierover graag in gesprek. Zo kunnen overheid en onderwijsveld samen werken aan een toekomstbestendig leerplan. En daar is het toch om begonnen!” Het project Curriculumvensters publiceert binnenkort twee discussiestukken: een met vragen en stellingen op landelijk niveau en een op schoolniveau. Voor meer info: a.thijs@slo.nl. 9 Tekst: Carolien Nout • Fotografie: Jan Schartman Schrijfonderwijs nieuwe stijl Het geheim van een goed verhaal Kinderen die met plezier betere teksten schrijven en veel minder werk voor de leraar. Dat is mogelijk met een nieuwe aanpak voor schrijfonderwijs die Mariëtte Hoogeveen (SLO) ontwikkelde en samen met Annechien Wijnbergh (BVS) in een aantal scholen toetste. Hun verhaal over goede teksten leren schrijven: de theorie en de praktijk. “Ik zie het nog zo voor me. Twee leerlingen over een blad papier gebogen die hun zelfgeschreven tekst bespreken. Zegt de een: maak ik daar niet een te grote tijdsprong, of snap jij dat wel? Zegt de ander: ja hoor, dat is goed te volgen, maar wat je verderop schrijft, zou wel wat duidelijker kunnen... Dat soort gesprekken is natuurlijk fantastisch! Soms komen kinderen zelfs bij filosofische onderwerpen uit, zoals schrijven over de toekomst. Of dat eigenlijk wel kan. ” Annechien Wijnbergh vertelt het enthousiast. Want de schrijflessen-nieuwe-stijl die ze als onderwijsbegeleider van vrijescholen in de praktijk bracht, laten zien hoe bijzonder het schrijfproces is en wat dat in kinderen wakker kan maken. “Je leert meer over jezelf als je een betere schrijver bent”, zegt zij. Eerst nadenken en plannen, dan je gedachten formuleren, opschrijven en vervolgens de tekst reviseren: dat is de basis van een goede schrijfles [zie kader]. Bijzonder van de nieuwe aanpak is dat de leerlingen dat met elkaar doen, in duo’s of groepjes van vier, en elkaars lezer en beoordelaar zijn. Het resultaat: de kwaliteit van de teksten nam enorm toe en de leerlingen beleefden er veel meer plezier aan. Waarop beoordeel je een tekst? Hoe anders verloopt een gemiddelde schrijfles op een gemiddelde school in groep 8. Daar gaan kinderen, meestal na een korte instructie, ieder voor zich aan de slag. Als ze een verhaal moeten schrijven, vinden ze dat vaak moeilijk. Voor de leraar is er het probleem van de SLO context po december 2013 nummer 9 < Mariëtte Hoogeveen beoordeling. Letten op spelfouten ligt voor de hand, maar waar een goede tekst nog meer aan moet voldoen is voor veel leerkrachten onduidelijk. Hoewel de meeste taalmethodes wel aandacht besteden aan schrijfonderwijs, geven zij voor de instructie en beoordeling van tekstkwaliteit weinig houvast. “Je leert meer over jezelf als je een betere schrijver bent.” Beter en zinvoller schrijfonderwijs Leerplanontwikkelaar Mariëtte Hoogeveen is als Neerlandica gefascineerd door het schrijfproces. Hoe kan beter en zinvoller schrijfonderwijs eruit zien? Met die vraag ging ze enige tijd geleden aan de slag. Ze ontwierp een nieuwe aanpak voor het schrijfonderwijs die gebaseerd is op peer response (leerlingcommentaar) - een bewezen effectieve werkwijze, zo bleek uit haar onderzoek. Ze promoveerde er begin dit jaar op. Hoogeveen: “Schrijven is een uitermate complex proces. Het is veel meer dan alleen een tekst op papier zetten. Leerlingen moeten gemotiveerd zijn en weten voor wie ze schrijven. Ze moeten erbij stilstaan dat iemand anders de tekst moet kunnen begrijpen. Goed schrijfonderwijs helpt leerlingen het schrijfproces in alle fases goed vorm te geven: bij het plannen, formuleren en het reviseren.“ duo’s of groepjes van vier organiseren. Wie je bij wie zet? Dat weten de meeste leerkrachten vaak uitstekend. Een goede en een zwakke schrijver is bijvoorbeeld een goede combinatie, zo blijkt ook uit onderzoek. Jongen-meisje, jong-oud: ongelijkheid lijkt vaak het best te werken.” “In de praktijk blijkt dat dus heel goed te werken. Een excellente leerling leert in dit proces kritisch op zichzelf te zijn, te luisteren naar kritiek,” vult Wijnbergh aan. “Op onze school koppelden we een dyslectisch kind aan een goede schrijver die de tekst soms gewoon ging voorlezen. Je moet inspelen op die verschillen. Maar het gebeurde ook dat twee taalvaardige kinderen elkaar inspireerden en er pareltjes van teksten ontstonden. Zaak is dat je als leraar dat proces goed begeleidt, dan kan ieder kind op zijn niveau presteren.” Juiste instructies Voorwaarde voor deze manier van werken is dat de leerlingen goede instructies krijgen, te beginnen met de eerste fase van het schrijfproces. Bijvoorbeeld over het doel en de doelgroep van de tekst en over de planning van het schrijven. Belangrijk is om aandacht te besteden aan specifieke genre-kenmerken. In het onderzoek werd bijvoorbeeld instructie gegeven hoe en Schrijfopdrachten op website beschikbaar Schrijven met je maatje Schrijven met peer response betekent dat leerlingen elkaar helpen met kritisch maar constructief commentaar tijdens het schrijfproces. Het onderzoek van Hoogeveen toont aan dat dit de kwaliteit van de geschreven teksten sterk verbetert. Kunnen kinderen dat wel, goed commentaar geven? Jazeker, stelt Hoogeveen, maar je moet ze dat natuurlijk wel leren en voordoen hoe het moet: eerst positief commentaar geven op de tekst, goede vragen stellen over onduidelijkheden en goed luisteren naar elkaar. Wijnbergh: ”Eigenlijk noem ik het liever bespreking in plaats van commentaar. Want het is niet de bedoeling dat de een zegt wat goed of fout is. Het gaat erom als schrijver en lezer samen te denken en te zoeken. Dat je elkaar bevraagt: wat bedoel je daarmee? Of: dat begrijp ik niet, kun je dat uitleggen? Daarbij komt dat het erg leuk en motiverend is voor leerlingen als hun tekst door anderen dan alleen de juf wordt gelezen. In de groepen waar we deze schrijflessen deden, bleek dat steeds weer.” Hoogeveen heeft ook uitgezocht welke combinatie van leerlingen het best werkt. “Je kunt peer response in SLO context po december 2013 nummer 9 Mariëtte Hoogeveen ontwierp een serie van twaalf schrijflessen voor groep 8 van de basisschool. Zes lessen voor het schrijven van verhalende teksten en zes voor instructieteksten. Elke eerste les begint met een analyse van een voorbeeldtekst (15 min.), gevolgd door instructie over het genre (10 min.), waarna de leerlingen hun tekst moeten plannen (10 min.) en een eerste versie schrijven op de computer (25 min.). In de tweede les evalueren de leerlingen hun eerste versie en noteren zij wat zij willen veranderen (10 min.) Deze evaluaties zijn het uitgangspunt voor de tekstbespreking in tweetallen (20 min.), gevolgd door een revisie en redactie van de eerste versie (30 min.). Zo koste een schrijfles over een tekstsoort in totaal twee uur. Meer weten? De instructies, werk- en antwoordboekjes van de twaalf lessen zijn te vinden op de SLO-website. Later volgt een docentenhandleiding . De studie ’Leren schrijven met peer response en instructie in genrekennis; een interventiestudie in de basisschool’ van Hoogeveen is via de website van SLO te downloaden. Het Engelstalige proefschrift bevat een Nederlandse samenvatting. Meer weten over de nieuwe aanpak voor schrijfonderwijs? Mail naar m.hoogeveen@slo.nl 11 < Annechien Wijnbergh volgorde moet doen in zo’n noodsituatie. Hoogeveen maakte mee op een school hoe de leraren enthousiast meegingen in het onderwerp en voordat de leerlingen gingen schrijven op het schoolplein een reddingsactie in touw zetten. “Mooi natuurlijk, om het zo spannend te maken. Je ziet dat leerlingen verschillende voorkeuren voor tekstgenres hebben. Meisjes vinden verhalen vaak fijner en jongens hebben soms meer affiniteit met instructieteksten. Dit vonden zij in ieder geval fantastisch.” Loslaten wanneer je aanduidingen van tijd en plaats in verschillende tekstsoorten kunt gebruiken. Een goed gebruik daarvan maakt een tekst samenhangend, begrijpelijk en prettig leesbaar. Instructies over genre-kenmerken geven leerlingen een duidelijke focus voor de bespreking van hun teksten: ze weten dan goed waar ze bij het bespreken en reviseren van hun teksten op moeten letten. 12 “Het gaat erom als schrijver en lezer samen te denken en te zoeken. Dat je elkaar bevraagt: wat bedoel je daarmee?” Wijnbergh: “Dat zag ik in de praktijk gebeuren, die herkenning van de rol van tijd en plaats. Leerlingen zeiden: dit is een grote tijdsprong, of een flashback. Of een verplaatsing naar een andere ruimte. Met deze kennis konden de leerling beter praten over de kwaliteit van hun tekst. In de revisiefase viel het mij op dat leerlingen hun tekst op meer punten gingen verbeteren. In plaats van steeds ‘en toen’ gebruikten ze meer variaties zoals ‘eerst’ of ‘vervolgens’. Dat maakt een tekst natuurlijk veel beter.” Ook een ander tekstgenre, de instructieve teksten, leverde veel enthousiasme op, vooral van jongens. Zij moesten beschrijven hoe je iemand uit een ravijn kunt redden, als onderdeel van een survivalgids. Bij deze les moet in de planningsfase goed uitgelegd worden wat het doel is van de tekst. De schrijver moet de lezer immers duidelijk maken wat hij in welke Leerlingen die gemotiveerder zijn en betere teksten schrijven. De winst voor de leraar is niet alleen dat hij zelf minder nakijkwerk heeft, maar ook dat kinderen groeien als schrijver en beter leren samenwerken. Wat wil je als leraar nog meer? Maar vonden ze het ook gemakkelijk om volgens deze nieuwe aanpak te werken? Zeker wel, zo bleek uit de pilot, maar ze hadden aanvankelijk wel wat moeite om leerlingen in groepjes elkaars werk te laten bespreken en de sturing los te laten. “Leraren hadden soms twijfels of leerlingen dit wel aankonden. Wacht maar tot de twaalf lessen zijn afgelopen, zei ik dan. Leraren gaven ook aan behoefte te hebben aan meer klassikale momenten van instructie. Op zich is dat niet noodzakelijk omdat het materiaal zelfsturend is, maar wanneer het geen wezenlijke aantasting van de aanpak is, kunnen ze dat best doen”, meent SLO-onderzoeker Hoogeveen. Computer is een zegen voor het schrijfonderwijs Beide onderwijsexperts wijzen erop dat de besprekingen niet te lang moet duren, anders verliezen leerlingen de focus. De afrondende fase, als de teksten uit de printer rollen, is vaak een feestelijk moment. Leerlingen vinden het fijn om de tekst mooi op te maken en te versieren. Wat dat betreft is de computer een zegen voor het schrijfonderwijs: een tekst reviseren en redigeren is zo gedaan. Hoog tijd dus voor verdere vernieuwing van het schrijfonderwijs, vindt Hoogeveen. Zij gaat door met het ontwikkelen van lesmateriaal, voor andere tekstgenres en voor andere groepen . Zij hoopt educatieve uitgeverijen te interesseren voor dit type schrijfonderwijs. Maar ook nu al kunnen leraren die meer uit het schrijfonderwijs willen halen aan de slag, met de voorbeeldlessen op de SLO-website. “En dat hoeft echt niet elke week”, besluit Hoogeveen, “beter elke twee of drie weken een stevige les van twee uur, dan een keer per week een halfslachtige. Om de ontwikkeling van leerlingen te volgen zou een schrijfdossier goed passen. Een kind kan dat de hele schoolloopbaan meenemen.” SLO context po december 2013 nummer 9 Subheader, Bold Plan, 20 pt. / 21,6 pt/ interlinie Publicaties Met enige regelmaat verschijnen er publicaties die geschreven zijn door SLO-medewerkers of waaraan zij een aanzienlijke bijdrage hebben geleverd. Deze publicaties worden uitgegeven door SLO en zijn - tenzij anders vermeld - gratis te downloaden op www.slo.nl of te bestellen tegen kostprijs. Onderstaand een overzicht van de meest recente publicaties: Spel in de rekenles Beschrijving van spellen ter ondersteuning van het rekenen in het basisonderwijs Door: A. Noteboom De publicaties bevat 37 beschrijvingen van spellen waarin onderwerpen uit de rekendomeinen: getalbegrip, bewerkingen, meetkunde, logisch denken en redeneren aan de orde komen. Het betreft algemeen verkrijgbare spellen voor zowel de onder-, midden- en bovenbouw van het basisonderwijs. In sommige spellen ligt de nadruk op het verkennen van de rekeninhoud, bij andere gaat het om het oefenen van bepaalde basisvaardigheden of het toepassen van inzichten, strategieën, kennis en vaardigheden. De publicatie is tot stand gekomen door een samenwerking van SLO met NVORWO en Uitgeverij Koninklijke Van Gorcum. Websites www.digilijnrekenen.slo.nl Binnen deze digitale, webgebaseerde omgeving worden de voornaamste leerlijnen uit het aanvankelijk rekenen (groep 1 t/m 5 á 6) in beeld gebracht en toegelicht. Een leerlijn bestaat uit een reeks leerstappen die worden toegelicht en voorzien van illustratieve videofragmenten en suggesties voor activiteiten. www.rekenspel.slo.nl Website met rekenspellen om rekenontwikkeling via zinvolle en betekenisvolle activiteiten te stimuleren. Rekenspellen stellen de rekenleerstof op een andere manier aan de orde dan de rekenmethodes doen. Voor kinderen die niet zoveel zelfvertrouwen hebben bij rekenen of rekenen niet leuk (meer) vinden is een rekenspel een positieve manier om met getallen en hoeveelheden om te gaan. Educational design research Part A: An introduction/ Part B: Illustrative cases Editors: T. Plomp en N. Nieveen Educational design research deel A introduceert een passende onderzoeksmethode voor het omgaan met complexe problemen in de onderwijspraktijk of voor het ontwikkelen en valideren van theorieën over leerprocessen, leeromgevingen, enz. Een bijbehorend deel B bevat 51 voorbeelden van projecten waarin van ontwerponderzoek gebruik is gemaakt. Deze voorbeelden kunnen afgestudeerden en aanstaande onderzoekers in het onderwijs behulpzaam zijn bij het zelf ontwerpen en uitvoeren van projecten door een ontwerpgerichte benadering te gebruiken. Deel A, een herziening van de 2009 uitgave, wordt later dit jaar verwacht. Kenniscentrum Leermiddelen Kijk ook op www.wikiwijsleermiddelenplein.nl Kenniscentrum Leermiddelen (KCL) heeft als doel overzicht te bieden in het aanbod en kennis te vergaren over de ontwikkeling, de invoering en het gebruik van leermiddelen. Op deze plaats voorziet het KCL u van informatie over recente ontwikkelingen. Voor de meest actuele informatie hierover kunt u terecht op www..slo.nl/kcl of www.wikiwijsleermiddelenplein.nl. lesmaterialen en het zelf maken en delen hiervan op één plek te vinden is. Op Wikiwijsleermiddelenplein.nl zijn alle functionaliteiten te vinden die beide portals, bij elkaar opgeteld, hadden. Het nieuwe onderwijsplatform biedt zo het beste van twee werelden.” Het beste van twee werelden Optimale leermiddelenmix Leermiddelenplein.nl, opgericht door het Kenniscentrum Leermiddelen (KCL) van SLO in 2003, had vooral tot doel om scholen te helpen bij het vinden van geschikte leermiddelen. Wikiwijs.nl, in 2009 ontwikkeld door Kennisnet en de Open Universiteit, was een platform om het gebruik en de ontwikkeling van open leermiddelen in het onderwijs te stimuleren én te vergemakkelijken. Dat de twee zijn samengesmolten, is eigenlijk niet meer dan logisch, vindt Hans de Vries, die vanuit KCL betrokken is bij de integratie. “Voor een klein deel boden ze dezelfde diensten, op andere punten vulden ze elkaar aan, en beide werden gefinancierd door OCW. Samengaan biedt dus efficiencyvoordelen. Voor scholen is het heel handig dat nu alle informatie over lesmethoden, Wikiwijsleermiddelenplein.nl is bedoeld voor iedereen in de school die betrokken is bij het keuzeproces en de inzet van leermiddelen in de dagelijkse praktijk: leraren, afdelingshoofden, ICT-coördinatoren, onderwijsbeslissers. Het doel van het nieuwe platform is om scholen, en dan met name leraren, te ondersteunen bij het samenstellen van de optimale leermiddelenmix en te zorgen voor centrale beschikbaarheid van informatie over leermiddelen en de verkrijgbaarheid ervan. Om de informatievoorziening zo compleet mogelijk te maken, wordt samengewerkt met diverse partijen, waaronder de educatieve uitgevers (GEU) en Digischool.nl. Tekst: Femke van den Berg Leermiddelenplein.nl van SLO en Wikiwijs.nl van Kennisnet en de Open Universiteit gaan samen verder. Sinds 7 oktober 2013 is Wikiwijsleermiddelenplein.nl hét publieke en onafhankelijke onderwijsplatform voor het zoeken, vergelijken, maken en delen van leermiddelen. SLO context po december 2013 nummer 9 Methodes zoeken Het nieuwe platform is opgebouwd rondom drie hoofdactiviteiten: methodes zoeken, lesmateriaal zoeken en zelf aan de slag. De Vries geeft een korte toelichting op de eerste activiteit: “Een methode kiezen is voor iedere school een grote stap. Voordat je zo’n kostbare methode aanschaft, wil je als school wel zeker weten dat deze goed aansluit bij je doelen, visie en aanpak. Zo’n methode moet immers weer een tijdje mee: zo’n vier tot acht jaar. Dit vraagt van schoolleiding en team dat ze zich goed oriënteren op het aanbod.” Op Wikiwijsleermiddelenplein.nl is actuele, complete en betrouwbare informatie te vinden over meer dan 1400 methodes voor het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en de opleidingsonafhankelijke vakken in het mbo, zoals Nederlands, Engels, rekenen/wiskunde. Er zijn uitgebreide methodebeschrijvingen en -analyses te vinden, gemaakt door onafhankelijke onderwijsspecialisten van SLO. Ook de prijzen van diverse methodes zijn toegevoegd, net zoals ervaringen van leraren met de verschillende methodes. Bovendien bestaat de mogelijkheid om de inhoudelijke kenmerken van methodes via een speciale module met elkaar te vergelijken. Lesmateriaal zoeken Leraren gebruiken ook lesmaterialen aanvullend op de methode of (deels) ter vervanging van de methode. Wikiwijsleermiddelenplein.nl biedt naast het overzicht van methoden ook een overzicht van andere beschikbare lesmaterialen, voor basisonderwijs tot en met universitair onderwijs. In totaal gaat het om meer dan 100.000 lesmaterialen, zowel methodegebonden als niet-methodegebonden (thematisch lesmateriaal, ontwikkelingsmateriaal, toetsen, losse modules of lessenseries). Veel van dit materiaal is digitaal, gratis en vrij in het onderwijs te gebruiken, maar er kan ook gezocht worden naar niet-digitaal materiaal. Ook lesmateriaal waar wel een prijskaartje aan hangt, is opgenomen in het nieuwe platform. Zelf aan de slag Soms willen leraren bestaand leermateriaal aanpassen aan hun eigen inzichten of omstandigheden. Ook hiertoe biedt Wikiwijsleermiddelenplein.nl mogelijkheden. Bovendien kunnen leraren zelf materiaal SLO context po december 2013 nummer 9 ontwikkelen, dit bewaren en delen met collega’s. Verder staan er op het nieuwe onderwijsplatform informatiebronnen die gebruikt kunnen worden om zelf lessenseries te maken en/of verschillende eenheden te arrangeren tot een groter geheel. “Als een leraar zelf materiaal wil gaan uploaden en delen, is het overigens wel noodzakelijk dat hij een profiel aanmaakt met persoonsinformatie, zoals naam en school waarvoor hij werkzaam is”, aldus De Vries. Ondersteuning Wikiwijsleermiddelenplein.nl kent ook een pagina ‘Ondersteuning’, met professionaliseringsmateriaal voor leraren over het gebruik en de toepassing van de leermiddelen. Het gaat hierbij zowel om materiaal dat door Wikiwijs als door SLO is ontwikkeld. Zo is er bijvoorbeeld scholingsmateriaal dat gericht is op het vergroten van de competenties van leraren bij het arrangeren van leermiddelen en zijn er praktische handleidingen voor het maken van lesmateriaal binnen het portal. Nieuwe huisstijl De afgelopen tweeënhalf jaar werkten medewerkers van Kennisnet en SLO hard aan de integratie van Wikiwijs.nl en Leermiddelenplein.nl. “We hadden verschillende werkgroepen in het leven geroepen, die zich bezighielden met onderwerpen als: het ontsluiten van professionaliseringsmateriaal, metadatering en het ontwikkelen van inhoudelijke vocabulaires, het functioneel ontwerp en de vormgeving”, somt De Vries op. “Die inspanningen hebben ertoe geleid dat we nu een uniek, zeer compleet platform hebben, die qua inhoud en omvang zijn gelijke niet kent in Europa. Bovendien heeft het nieuwe platform een bijzonder frisse uitstraling gekregen, want voor Wikiwijsleermiddelenplein.nl is een geheel nieuwe look and feel ontwikkeld. Verder is de manier van navigeren aangepast, waardoor de zoektocht van gebruikers vlotter zal verlopen.” De Vries denkt dat scholen de weg naar Wikiwijsleermiddelenplein.nl vrij eenvoudig zullen weten te vinden. “Gebruikers die een van de oude URL’s intypen, worden automatisch doorgesluisd naar het nieuwe onderwijsplatform”, licht hij toe. “Ik hoop en verwacht dan ook dat Wikiwijsleermiddelenplein.nl voor veel scholen snel een bekende naam zal zijn.” 15 Tekst: Hans Morssinkhof • Fotografie: Jan Schartman en stock Digidee Leren, creëren en inspireren in de klas Een pleidooi voor meer, en meer gestructureerde aandacht voor cultuureducatie in het basisonderwijs. Zo mag het rapport Cultuureducatie: leren, creëren, inspireren!, in de zomer van 2012 uitgebracht door Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur, wel worden genoemd. Maar wat doe je daarmee als dertig paar nieuwsgierige ogen je aanstaren? In opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) ontwikkelt SLO een leerlijn kunstzinnige oriëntatie. Aan het begin van het gesprek staat Stéfanie van Tuinen, projectleider bij SLO, uitgebreid stil bij het begrip leerlijn. “Zie het als een kader dat richting geeft aan handreikingen voor specifieke doelgroepen, zoals leerkrachten, pabo’s en medewerkers van culturele instellingen”, legt ze uit. “Wat ons voor ogen staat is een leerlijn die cumulatief, opbouwend en voortbouwend is. Wat de leerlingen in groep 8 leren, bouwt voort op waarmee ze in groep 1 zijn begonnen.” Het Plan van Aanpak formuleert het zo: “Een leerlijn is een beredeneerde opbouw van tussendoelen en inhouden naar een einddoel.” Verderop in hetzelfde stuk wordt dat al iets concreter gemaakt. Een voorbeeld toont hoe in de verschillende groepen aandacht zou kunnen worden besteed aan muziek, dans/drama, beeldende vakinhouden, elementen van cultureel erfgoed en (digitale) media. SLO context po december 2013 nummer 9 ‘Zou kunnen’, want de leerlijn is geen dictaat en treedt niet in details. Het is ‘slechts’ een rijk beschrijvend kader dat ruimte biedt aan scholen om op basis van een eigen visie en aansluitend bij de leerlingenpopulatie vorm en inhoud te kunnen geven aan kunstzinnige oriëntatie. Ze bepalen zelf hoe ze inkleuren. Van Tuinen: “Het gaat er vooral om dat scholen (weer) het gesprek kunnen aangaan over wat zij belangrijk vinden bij kunstzinnige oriëntatie en welke keuzes ze daarbij maken. Zoals de vraag: ‘Wat kunnen en doen we zelf, en waar kiezen we voor andere professionals?’ Bovendien krijgen culturele instellingen een beter beeld van de inhoud van het onderwijs op dit gebied. Zo ontstaat een meer gemeenschappelijke taal.” De leerlijn, met andere woorden, is een vooral een hulpmiddel. “Wat ons voor ogen staat is een leerlijn die cumulatief, opbouwend en voortbouwend is.” Behoefte Daaraan bestaat behoefte, hebben de beide raden via een peiling onder schoolleiders en leraren vastgesteld. Wim Burggraaff, beleidsmedewerker van het ministerie van OCW, schetst de achtergronden. Het ministerie heeft de afgelopen tien jaar veel aandacht ingeruimd voor cultuureducatie. Scholen krijgen per leerling een jaarlijks budget van 1 10,90, veel scholen hebben een interne cultuurcoördinator en werken in meer of mindere mate samen met culturele instellingen als theaters en muziekscholen. “Maar over wat er in de klas gebeurt, leefden vooral beelden. Dat heeft het vorige kabinet ertoe gebracht de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur om advies te vragen.”OCW heeft het rapport Cultuureducatie: leren, creëren, inspireren! en de daarin opgenomen adviezen (zie kader) stevig omhelsd. Er komt bovendien extra geld voor beschikbaar. In een brief hierover aan de Tweede Kamer staat dat OCW wil ‘bereiken dat we de kwaliteit van de binnen het onderwijs en door culturele instellingen aangeboden cultuureducatie goed in beeld kunnen krijgen en zeker stellen.’ Er worden dan ook ‘handvatten’ en ‘stimuleringsmiddelen’ in het vooruitzicht gesteld, zoals het door beide raden voorgestelde ‘inhoudelijk overzicht van de doorgaande lijn met betrekking tot kennis, vaardigheden en attituden voor alle leerlingen.’ Stéfanie van Tuinen > SLO context po december 2013 nummer 9 “En dan moet het nog de klas in”, weet Burggraaff. “De hulpmiddelen bestaan in hoofdzaak uit drie elementen: de leerlijn met daarnaast een beoordelingsinstrumentarium. Want hoe beoordeel je de prestaties van je leerlingen door de school heen? En tot slot de leerkracht zelf, die mogelijkheden voor verdere professionalisering krijgt, bijvoorbeeld in de vorm van een post-initieel traject aan de pabo.” Hij vervolgt: “Dit is nu in gang gezet, het moet allemaal nog ontwikkeld worden. Het is een zaak van de langere adem.” Uitgangspunt De kerndoelen voor kunstzinnige oriëntatie vormen het uitgangspunt voor de leerlijn. Maar die zijn tamelijk breed en geven, in de woorden van het advies van beide raden, ‘weinig houvast (…) om onderwijs in kunst en cultuur vorm te geven.’ Van Tuinen knikt: “We werken aan een landelijk kader, waaraan alle belanghebbenden bijdragen: het primair onderwijs, de pabo’s, het kunstvakonderwijs en de culturele instellingen. Daarbij streven we naar een gemeenschappelijk koersgevoel en een eenduidige taal, zodat iedereen elkaar verstaat. Dan kunnen we verder en wordt het gemakkelijker school en culturele instellingen te verbinden.” 17 Kerndoelen kunstzinnige oriëntatie 54 De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken, om er gevoelens meet uit te drukken en om er mee te communiceren. 55 De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren. 56 De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed. In het hart van de school De kern van het gezamenlijke rapport Cultuureducatie: leren, creëren, inspireren! van de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur staat op pagina 24. In een oranje kader, onder de titel ‘Toekomstmuziek’ gaat de blik ruim vooruit. De eerste zin geeft de kernboodschap weer: ‘Over tien jaar zit cultuureducatie in het hart van het onderwijs.’ De lezer krijgt daarna een beeld van wat de beide raden voor ogen staat: een school die cultuureducatie in acht jaar basisschool systematisch opbouwt en verbindt met andere vakken. Over het belang daarvan schrijven de raden. ‘Op de basisschool wordt een fundament gelegd voor de culturele ontwikkeling van kinderen, het pad dat zij doorlopen van kennismaking met kunst en cultuur naar het ontwikkelen van eigen talenten.’ Zo opent de school ook voor leerlingen ‘die dit van huis uit niet meekrijgen’ de poorten naar de wereld van kunst en cultuur. En: ‘Ten slotte kan cultuureducatie een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van leergebiedoverstijgende vaardigheden zoals analyseren, evalueren en creëren.’ 18 Maar: op dit moment heeft cultuureducatie die positie in het basisonderwijs niet. De raden spreken van een ‘marginale plek’ omdat het onderwijs in kunst en cultuur ‘steeds meer weggeorganiseerd’ is. Terwijl het voor de vorming van de leerlingen relevant is: ‘Cultuureducatie (als overkoepelend begrip voor kunsteducatie, literatuureducatie, erfgoededucatie en media-educatie) is om verschillende redenen van waarde. Het geeft kinderen allereerst de mogelijkheid om kennis te maken met kunst, literatuur, erfgoed en media (…). Het stelt hen in staat een open houding te ontwikkelen ten aanzien van kunst en cultuur en geïnspireerd en gegrepen te worden door kunstzinnige en culturele uitingen. Zij leren hun emoties te uiten en zelf kunst te creëren.’ Daarnaast zijn er de al genoemde leergebiedoverstijgende vaardigheden en draagt cultuureducatie ook bij aan de ‘21st Century skills’, de competenties die iemand nodig heeft om zich in de toekomst te kunnen ontplooien. Voorbeeldleerplan In hun rapport zijn de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur niet over één nacht ijs gegaan. Ze hebben gesproken met schoolleiders, leerkrachten en deskundigen en verschillende onderzoeken geanalyseerd. Daaruit komt naar voren dat de kerndoelen ‘scholen weinig houvast bieden’ en dat scholen ‘behoefte hebben aan een voorbeeldleerplan’ en ‘een doorlopende leerlijn.’ Ze schrijven in op het aanbod van culturele instellingen zoals theaters en muziekscholen, maar een duidelijke vraag ontbreekt. De instellingen hebben hierdoor moeite om activiteiten op de maat van de school aan te bieden. En al heeft de meerderheid van de scholen een interne cultuurcoördinator (ICC), deze heeft vooral een organiserende rol en richt zich minder op de inhoud van de activiteiten en de inbedding daarvan in het curriculum van de school. Aanbevelingen De beide raden bouwen daarom hun advies op in drie samenhangende aanbevelingen: 1. Geef scholen meer grip op de inhoud: de ontwikkeling van een landelijke leerlijn stelt hen in staat de keuzes te maken die passen bij hun school en omgeving. Het is een houvast om eigen prioriteiten te stellen en cultuureducatie te verbinden met andere leergebieden. 2. Bevorder de deskundigheid in de school: hierbij wordt gedacht aan zittende en toekomstige leerkrachten, terwijl met pabo’s overleg zal worden gevoerd over de verankering van de cultuureducatie in hun onderwijs. 3. Stel de culturele infrastructuur in dienst van de school: als zij weet wat ze wil en haar leerdoelen heeft geformuleerd, kan ze beter bepalen wat ze van culturele instellingen verlangt, in plaats van af te wachten wat die aanbieden. SLO context po december 2013 nummer 9 Wim Burggraaff > Hoe de leerlijn eruit zal zien, wordt de komende maanden duidelijk. “Een aantal elementen kan ik alvast noemen. We maken onderscheid in jaargroepen, leggen relaties met de brede vorming en met andere leergebieden”, zegt Van Tuinen. Burggraaff vult aan: “We streven ernaar de kunstvakken niet alleen als aparte vakken te beschrijven, maar vooral ook de samenhang tussen deze vakken en andere leergebieden te benoemen.” Van Tuinen: “We zoeken combinaties. Veel vaardigheden die eigen zijn aan het creatieve proces, zijn ook voor andere leergebieden van belang. Denk aan analyseren, evalueren, creëren en reflecteren. En daarom draait het vooral. Het creatieve proces staat centraal in de leerlijn.” “We streven ernaar de kunstvakken niet alleen als aparte vakken te beschrijven, maar vooral ook de samenhang tussen deze vakken en andere leergebieden te benoemen.” Beoordeling Vervolgens komt de beoordeling in beeld. Onderwijsraad en Raad voor Cultuur stellen vast dat scholen de leeropbrengsten van cultuureducatie (of kunstzinnige oriëntatie) nauwelijks beoordelen. Ook hier kan een kader naar hun oordeel betekenisvol zijn. Zodra scholen hieruit de doelen kiezen die ze willen bereiken, is het volgens hen ook mogelijk opbrengstgericht te werken. “Je zou ook kunnen zeggen: welke kennis, vaardigheden en houding mogen we bekend veronderstellen als kinderen de basisschool verlaten? Daarmee kan de school een opzet maken, terwijl het voortgezet onderwijs weet waar het moet beginnen”, oppert Burggraaff. Hij wist erop dat de beide raden het begrip ‘beoordeling’ losjes uitleggen: het gaat niet om een Citotoets maar om het bijhouden van vorderingen en het stimuleren van de ontwikkeling. Dat kan bijvoorbeeld met een portfolio. Het advies wijst verder naar het buitenland, waar instrumenten zijn ontwikkeld die ook in Nederland inspirerend zouden kunnen werken. Bovendien kunnen leerlingen zichzelf beoordelen. Handreikingen In februari 2014 presenteert de projectgroep naast een landelijke leerlijn ook adviezen voor handreikingen per doelgroep. Op dit moment worden tussenproducten besproken door een brede expertgroep. “De eerste bijeenkomst is positief verlopen, er volgt ook nog een SLO context po december 2013 nummer 9 digitale enquête”, licht Van Tuinen toe. Straks ligt er dan die leerlijn, om bijvoorbeeld te gebruiken als houvast om binnen de school of met school en culturele instellingen in gesprek te kunnen gaan en eigen keuzes te kunnen maken. “Omdat alle betrokkenen die gemeenschappelijke taal spreken en de school weet wat ze nodig heeft, kan ze als regisseur optreden.” “Dat laatste is een belangrijk punt”, beklemtoont Van Tuinen nog eens. “Er blijft veel ruimte voor school en leerkracht. We willen graag dat hij of zij het eigenaarschap op zich neemt. Hij of zij maakt eigen keuzes en doet dat onderbouwd, afgestemd op de groep en de omgeving. Dan heeft kunstzinnige oriëntatie een stevige plek in het hart de school.” Cultuur is overal “Het onderwijs heeft een brede vormende opdracht, waar culturele ontwikkeling een onlosmakelijk deel van uitmaakt. Cultuur is overal om ons heen: van musea, monumenten en theaters tot het ontwerp van je woonwijk en de graffiti op de buitenmuur; van muziek in de concertzaal tot muziek op je smartphone. Cultuureducatie leert je reflecteren op die omgeving. Het leert je ‘talen’ om je te kunnen uiten en de ander te kunnen begrijpen. Het leert je op een creatieve manier met problemen en uitdagingen omgaan. Cultuureducatie is een cruciale stap in de ontwikkeling van alle kinderen.” Staatssecretaris Halbe Zijlstra aan de Tweede Kamer, 24 oktober 2012 19 Wikiwijs.nl en Leermiddelenplein.nl bundelen krachten Eén onderwijsplatform voor alle leermiddelen Het Leermiddelenplein van SLO en het Wikiwijs-platform van Kennisnet en de Open Universiteit gaan samen verder onder de naam Wikiwijsleermiddelenplein. Voortaan kunnen scholen en docenten op één plek terecht voor het zoeken, maken, delen en vergelijken van leermiddelen. En hebben ze via wikwijsleermiddelenplein.nl toegang tot informatie over ruim 1.400 lesmethodes en meer dan 100.000 beschikbare (digitale) lesmaterialen. Wikiwijsleermiddelenplein.nl is een platform voor iedereen die betrokken is bij het keuzeproces en de inzet van leermiddelen in de dagelijkse lespraktijk. Via het platform krijgt het onderwijsveld meer grip op het uiteenlopende aanbod beschikbare leermiddelen en krijgen docenten meer mogelijkheden om lessen op maat te maken voor hun leerlingen. Het platform is opgebouwd rondom drie hoofdactiviteiten: methodes zoeken, lesmateriaal zoeken en zelf aan de slag. Voor iedere onderwijssituatie de optimale leermiddelenmix met behulp van www.wikiwijsleermiddelenplein.nl Op wikiwijsleermiddelenplein.nl vindt u informatie over alle lesmethodes die in Nederland worden uitgegeven. Naast algemene informatie, een samenvatting van de inhoud en prijzen treft u er analyses en gebruikerservaringen aan. Via lesmateriaal zoeken krijgt u toegang tot diverse collecties (open) lesmateriaal, variërend van beknopte modules, oefeningen en toetsen tot volledige lessen en lessenreeksen. Het merendeel van het lesmateriaal is digitaal, gratis en vrij in het onderwijs te gebruiken. U kunt op Wikiwijsleermiddelenplein ook eigen materiaal uploaden of bestaande materialen bewerken of combineren. Op die manier kunt u lesmateriaal geschikt maken voor uw eigen onderwijscontext. Bovendien kunt u met andere docenten samen aan materiaal werken, notities achterlaten of materialen delen. Zo kunt u van elkaars expertise gebruikmaken bij het maken van een les of oefening. Wikiwijsleermiddelenplein is een publiek en onafhankelijk platform. Daarmee is het gebruik van de website en bijbehorende functionaliteiten (dus ook het aanmaken van een profiel) kosteloos. Zo kunt u op ieder moment leermiddelen zoeken, maken, delen en vergelijken. Wikiwijsleermiddelenplein.nl is een gezamenlijk initiatief van Kennisnet, de Open Universiteit en SLO. Ververs Award Betekenisvolle iPad-lessen Eind mei vond in het Paushuize te Utrecht de uitreiking plaats van de Ververs Award 2013, een stimuleringsprijs voor inspirerende onderwijsinnovaties. Er waren drie genomineerden: Roy van As (onderzoekend leren), Femke Gerritsen (iPad-klassen) en Nico van der Woude (debatteren als schoolvak). Uit handen van juryvoorzitter Tjeerd Plomp ontving winnares Femke Gerritsen een sculptuur en een geldbedrag van 5.000 euro. Unaniem koos de jury Femke Gerritsen als winnaar van de Ververs Award 2013. Doorslaggevend was dat in Femkes lessen de iPad op zich niet centraal staat, maar echt als hulpmiddel wordt ingezet bij betekenisvol leren. Uit het juryrapport: “Zij werkt met een specifieke doelgroep maar de jury acht de aanpak goed overdraagbaar naar andere doelgroepen, andere vakken en andere scholen, zowel regionaal als nationaal. Femke neemt daar ook initiatieven toe. De keuzes en aanpak kennen een goede onderwijskundige onderbouwing.” innovatieve leermiddelen te bevorderen door middel van opdrachten en subsidies voor veelbelovende onderwijsvernieuwingen. “Ik heb mijn hart verpand aan het onderwijs,” zegt Ververs, ”maar wat ik mis, is een overtuigende, breed gedragen visie op wat we onze leerlingen nou precies willen leren. Bij het bepalen van die visie zouden we uit moeten gaan van de vraag: wat heb je als participerend burger en als beroepsbeoefenaar nodig om goed te kunnen functioneren in de maatschappij van de 21e eeuw?” Wendbaar omgaan met kennis Weg van de middelmaat “In mijn ideale wereld is het mogelijk dat leerlingen in een betekenisvolle leeromgeving vaardigheden krijgen aangeleerd waarmee ze in de 21e eeuw een leven lang kunnen blijven leren. De veranderingen gaan razendsnel, het is belangrijk dat leerlingen op school vaardigheden ontwikkelen waarmee ze wendbaar kunnen omgaan met alle kennis en informatie die beschikbaar is.” Een stukje van die ideale wereld heeft Femke Gerritsen gestalte gegeven in een lesaanpak die bestaat uit een combinatie van directe instructie en actieve kennisopbouw, met de iPad als krachtig hulpmiddel. Haar leerlingen op het Bonhoeffer College in Enschede werken samen aan de hand van een stappenplan (of ontwerpcyclus) en activerende instructies van de docent. Zo ontwikkelen ze op een creatieve manier zelf hun leermateriaal, bijvoorbeeld een film. Gerritsen: “Visueel en auditief leren legt minder beslag op het werkgeheugen. Het actief verwerken van de lesstof zorgt vervolgens voor beklijving in het lange termijngeheugen.” Het spreekt de jury aan dat Gerritsen nieuwe manieren weet te vinden om vmbo-leerlingen betekenisvol te laten leren met behulp van nieuwe technologie: “Femke weet leerlingen en ouders hiermee te enthousiasmeren. De aanpak en lesideeën fungeren als inspirerende voorbeelden voor collega’s, ook in andere scholen.” Ververs is van mening dat ‘prima’ onderwijs niet genoeg is. Onderwijs moet uitstekend zijn. Wat verstaat hij daar precies onder? “Weg van de middelmaat. Leerlingen moeten uitgedaagd worden. Uitgedaagd in de zin van: zelfstandig een stap verder denken. De leraar moet daarbij de richting bepalen, de kennis aanreiken en vergezichten bieden. Een moeilijke en verantwoordelijke taak, die helaas vandaag de dag in de samenleving niet meer voldoende op waarde wordt geschat. Het gevolg is dat bekwame, goed opgeleide professionals niet meer voor het onderwijs kiezen, of het onderwijs de rug toekeren. Lang niet alle lessen worden nog gegeven door daartoe bevoegde docenten. Dat moeten we als samenleving niet willen. We moeten alles in het werk stellen om meer academici voor de klas te krijgen. Deze moeten we vervolgens de ruimte bieden om, binnen de kaders die we met elkaar hebben afgesproken, zelf vorm en inhoud te geven aan hun lessen. Op die manier stimuleer je hun creativiteit, werkplezier en professionalisme, en indirect dus de kwaliteit van ons onderwijs. De leraar is de spil.” Ververs Award 2014 Gezien de vele enthousiaste inzendingen heeft de organisatie van de Ververs Award besloten dat er een vervolg komt in 2014. Overtuigende onderwijsvisie De Ververs Award is ingesteld door de Ververs Foundation, genoemd naar de oprichter Mijndert Ververs, oud-directeur van Wolters-Kluwer. De foundation heeft als doel het ontwerpen, ontwikkelen en gebruiken van Wilt u op de hoogte worden gesteld van nieuws over de Ververs Award, zodat u uw visie op het onderwijs van morgen tijdig kunt indienen? Laat dan uw mailadres achter op www.verversaward.nl/2014 21 Evalueren om te leren in het basisonderwijs Dagelijks beoordelen leraren het leren van hun leerlingen, vaak zonder dat ze er zelf erg in hebben. Door deze beoordelingsmomenten bewuster en net iets anders in te zetten, kunnen ze leerlingen verder helpen in hun ontwikkeling. “Dat is onmiddellijk functioneel voor het leren van leerlingen zelf.” 22 zoveel, omdat hij de aard van zijn fouten niet begrijpt. Hij kan zich zo niet verbeteren.” Dat is jammer, vindt Noteboom. Zij pleit ervoor om toetsing niet alleen te benutten om een productresultaat te beoordelen, maar ook om het onderwijsleerproces beter af te stemmen op waar een leerling staat én om de leerling inhoudelijke feedback te geven, zodat hij ervan kan leren. Dit wordt formatief toetsen (ook wel assessment for learning of evalueren om te leren) genoemd. Hierbij kan niet alleen gebruik worden gemaakt van schriftelijke toetsen, maar ook van observaties, gesprekken met leerlingen, feedback en portfolio’s. Tekst: Femke van den Berg • Fotografie: Jan Schartman Leerlingen gaan naar school om zich te ontwikkelen en bepaalde leerdoelen te behalen. Toetsing kan een middel zijn om uit te vinden waar een leerling staat. “Toetsen worden in de meeste basisscholen gebruikt om het niveau van een leerling - vergeleken met dat van anderen - vast te stellen aan het eind van een periode, bijvoorbeeld aan het eind van een blok of halverwege en aan het eind van een leerjaar”, weet Anneke Noteboom, onderwijskundige bij SLO. “Als de leraar de toets heeft nagekeken, krijgt een leerling doorgaans alleen een score te horen. Met zulke informatie kan de leerling echter niet Anneke Noteboom > Hoe werkt het? Feed up, feed back, feed forward Jos Castelijns, lector ‘Eigentijds begeleiden tijdens het beoordelen’ bij Hogeschool de Kempel, vertelt hoe formatief toetsen werkt: “Eerst bespreek je de leerdoelen en beoordelingscriteria met leerlingen: Hoe weten ze wanneer zij het goed hebben gedaan? Vervolgens ga je met leerlingen na wat ze al kunnen. Hoe gaan ze de dingen die ze nog moeten leren, aanpakken? Past die aanpak bij het lesdoel? Welke materialen en hulp hebben ze nodig? Je staat daarnaast stil bij hoe ze de taak die voor hen ligt, ervaren. Lijkt het ze leuk om hieraan te werken? Denken ze dat het gaat lukken? Wat gaan ze doen als het tegenzit?” Het uiteenzetten van de doelen (klassikaal of per groep) en bespreken van de aanpak wordt de fase van feed up genoemd. Deze vindt vaak plaats tijdens de instructiefase, bij het begin van de les. Vervolgens gaan leerlingen aan het werk en coacht de leraar hen naar het eindresultaat. Hij geeft feed back, bijvoorbeeld als hij rondloopt door de klas of aan het eind van een les. Wat gaat goed? Waar merkt de leerling dat aan? Waar komt het door? Wat is nog lastig? Castelijns: “In deze fase kijk je samen terug en evalueer je opnieuw waar de leerling staat. Ook nu kijk je niet alleen naar de inhoud, maar ook naar het proces. Wat heeft een leerling bijvoorbeeld gedaan toen hij iets moeilijk vond? Wat deed hij om zichzelf te motiveren toen hij geen zin had?” “Als leerlingen betrokken worden bij het evalueren van het leerproces, helpt dat om hun resultaten te verbeteren.” Het is belangrijk dat je nagaat of de leerling de stof beheerst, welke denkstappen hij heeft gezet (zie voorbeeld in kader) en dat je vooral benadrukt wat goed gaat. Dit koppel je aan het proces en niet aan de persoon. Noteboom: “Je zegt dus niet: ‘Goed gedaan, Tim’, maar wel: ‘Je hebt de stappen van deze berekening goed uitgevoerd’.” Maak de leerling ook duidelijk hoe hij verder kan uitbouwen wat hij goed doet. Tegelijkertijd is het essentieel om fouten te benoemen, zolang de boodschap maar is dat fouten maken mag. Leren gaat immers met vallen en opstaan. < Jos Castelijns SLO context po december 2013 nummer 9 Waar gaat het goed, waar niet? Analyse van de denkstappen Bij formatief toetsen is het belangrijk om de denkstappen van een leerling te achterhalen, de leerlingen informatie te geven over hun leerproces en aanwijzingen te geven waarmee ze verder kunnen. Noteboom geeft een voorbeeld uit het rekenonderwijs: “Stel, een leerling moet uitrekenen: 45-28. Hij weet dat hij deze som in sprongetjes kan opdelen en doet: 40-20 = 20. Daarna doet hij 5-8. ‘Hé’, denkt de leerling. ‘Dat kan niet.’ Dus hij draait het om: 8-5 = 3. De uitkomst van de som is dan: 23. Als de leraar alleen aangeeft dat het antwoord fout is, heeft de leerling niets geleerd. Hij zou beter iets kunnen zeggen als: ‘Ik zie dat je de som in sprongen wil verdelen. Dat is goed. Maar er gaat iets verkeerd bij de sprongen. Zullen we samen kijken wat?’ Hij laat de leerling een vergelijkbare opgave maken en kijkt mee of het lukt. Maakt de leerling dezelfde fout, dan geeft de leraar aan wat wel en niet werkt. In principe laat hij de leerling zelf een oplossing vinden, maar soms is gerichte instructie nodig. Bijvoorbeeld als een leerling een regel of toepassing nog niet begrijpt.” 23 < Kris Verbeeck weet Castelijns “en uit onderzoek weten we dat ze er meer van leren.” Leerlingen krijgen zo beter zicht op hun eigen ontwikkeling. Het evalueren kan ook in tweetallen, groepjes of klassikaal. “Er zijn allerlei manieren om meerdere leerlingen erbij te betrekken”, zegt Noteboom. “Je kunt bijvoorbeeld drie mogelijke antwoorden geven op een opgave en aan de hele klas vragen wat het goede antwoord is. Vervolgens geef je voldoende tijd, zodat de leerlingen kunnen nadenken. Dan laat je iedereen zijn antwoord op een blaadje noteren en in de lucht steken. Vervolgens kondig je aan dat je van een aantal kinderen hun denkstappen wil horen. Je trekt uit een pot briefjes een paar namen, om te voorkomen dat alleen degenen die het denkproces kunnen en durven verwoorden hun vinger opsteken en de rest denkt: ‘Geen vinger, geen beurt’. Zo zorg je ervoor dat iedereen meedoet en leert.” “Ook een individuele leraar die formatief toetsen met overtuiging toepast, kan een wezenlijk verschil maken.” Motivatie stijgt 24 Daarna volgt de fase van feed forward. Hierin komen in het gesprek met de leerling vragen aan bod als: Hoe ga je nu verder? Wat moet jij nog doen om het doel te bereiken? Welke stapjes ga je zetten? Wat ga je doen als je bijvoorbeeld wordt afgeleid? Wat doe je als je klaar bent? Castelijns adviseert om de cyclus (feed up, feed back, feed forward) van formatief toetsen te bespreken in de klas en er in gesprekken met leerlingen steeds op terug te komen. Dat kan bijvoorbeeld door de stappen op het bord, een poster of flap te schrijven. Inbreng van leerlingen Bij formatief toetsen krijgt de leerling een grotere rol bij zijn eigen beoordeling dan bij traditioneel (summatief) toetsen, wat vooral een productevaluatie is. Hij kan een bijdrage leveren aan het verzamelen en interpreteren van gegevens, bijvoorbeeld door zijn vorderingen bij te houden in een portfolio. Ook evalueert hij zijn eigen leerproces in een gesprek met de leraar. Of hij doet het zelf, aan de hand van vooraf uitgelegde stappen. “Kinderen vinden dit leuk en spannend om te doen”, Als leerlingen betrokken worden bij het evalueren van het leerproces, helpt dat om hun resultaten te verbeteren. Niet alleen omdat ze leren van wat ze goed of fout doen, maar ook doordat ze enthousiaster worden om te leren. Kris Verbeeck, onderwijsadviseur bij M&O-groep uit Den Bosch, legt uit hoe dat werkt: “Leerlingen hebben drie psychologische basisbehoeften. De eerste is autonomie: ze willen graag eigen keuzes maken, inbreng hebben, werken volgens hun interesses, zonder externe druk. De tweede is relatie: ze willen geaccepteerd en gerespecteerd worden zoals ze zijn. Is dat het geval, dan groeit hun verbondenheid met de leraar en medeleerlingen. De derde basisbehoefte is competentie: kinderen hebben van nature de drang om zich te ontwikkelen, te leren, en ze hebben het vertrouwen dat ze daarin slagen. Als die drie basisbehoeften vervuld worden, is er ruimte bij kinderen om daadwerkelijk te leren. Ze zijn meer eigenaar van hun leerproces en kunnen dat mede sturen. Hun zelfvertrouwen groeit. Bij formatief toetsen - maar liefst natuurlijk tijdens de gehele les - kan de leraar uitstekend inspelen op alle drie de behoeften. Als ze vervuld worden, leidt dat tot intrinsieke motivatie en dat uit zich onder meer in betere resultaten.” Uit tal van onderzoeken blijkt dat formatief toetsen sterk bijdraagt aan de kwaliteit en de opbrengsten van het onderwijs. SLO context po december 2013 nummer 9 Het past in het streven van scholen naar een meer opbrengstgerichte aanpak. Castelijns: “Met formatief toetsen beoog je een vergelijkbare cyclus als met opbrengstgericht werken, maar dan op microniveau, in de klas. Je stelt doelen, plant activiteiten, gaat aan het werk, evalueert de resultaten, stelt doelen bij. Dat doe je samen mét leerlingen. Zo zorg je voor een passend onderwijsaanbod en een op de leerling afgestemde aanpak.” Kleine aanpassingen, groot effect In het buitenland wordt er op scholen al veel geëxperimenteerd met formatief toetsen en daar zijn de resultaten heel goed: de opbrengsten stijgen. In het Nederlandse (basis)onderwijs komt formatieve toetsing echter nog niet echt uit de verf, vertelt Noteboom die hier samen met collega’s onderzoek naar deed voor het rekenonderwijs. “Er wordt veel geëvalueerd, maar de verzamelde • toetsgegevens en andere evaluatiegegevens - uit feedback, leergesprekjes, leerlingwerk, observaties, zelfevaluaties van kinderen - kunnen meer worden benut. Veel leraren weten nog niet precies wat formatief toetsen inhoudt en waarom ze dit zouden inzetten. Velen denken aan ‘toetsen’ als ‘afrekenen’, terwijl het ook geïnterpreteerd kan worden als ‘evalueren om te leren’.” Op dit moment hebben vooral innovatieve scholen én scholen die door de Onderwijsinspectie als wat zwakker zijn beoordeeld - en daarom willen werken aan het verhogen van hun opbrengsten - interesse in formatief toetsen, signaleert Verbeeck. “Ik zie dat het thema wel steeds meer leeft. Ik begeleid diverse scholen rondom thema’s als: doelen stellen samen met kinderen, evalueren met leerlingen, feedback geven op een pedagogisch tactvolle wijze. Ik zie dat leraren enthousiaster worden, zodra ze merken dat het werkt. Ze zijn aangenaam verrast door wat kinderen zelf kunnen, wanneer ze ruimte en steun krijgen van hun leraren.” Castelijns experimenteert met enkele stagescholen en op zijn eigen pabo met formatief toetsen. Dit thema maakt sinds kort deel uit van het curriculum. “Het blijkt dat formatief toetsen leraren niet veel extra tijd kost. Veel leraren beoordelen al veel, zonder dat ze zich dit echt bewust zijn. Ze prijzen bijvoorbeeld een leerling die hard werkt of geven een leerling die vastloopt een tip. Belangrijk is nu, dat ze specifieker worden. Zeg niet alleen: ‘Je hebt weinig fouten gemaakt in de opdracht’, maar vraag een leerling ook uit te leggen hoe hij te werk is gegaan. Ga de dialoog aan, stel veel open vragen om erachter te komen wat de leerling precies doet en stel vooral ook vragen die de leerling aanzetten tot SLO context po december 2013 nummer 9 nadenken over het eigen leerproces. Kijk vervolgens samen hoe het beter kan.” Noteboom: “Het is net een andere focus, maar het levert meer op.” Als een school de beoordelingspraktijk wil veranderen en gebruik wil maken van formatief toetsen, helpt het om videoopnamen te maken in de klassen en deze in het team te bespreken. “Dan leer je van elkaar”, zegt Castelijns. Ook intervisie kan een goed hulpmiddel zijn. De positieve effecten op de opbrengsten zullen het sterkst zijn, als formatief toetsten schoolbreed wordt ingevoerd en evalueren om te leren een vast onderdeel wordt van alle fasen in een les. “Dit vergt vaak inspanningen van een school. Soms zijn een professionaliseringtraject en aanpassingen van het schoolbeleid noodzakelijk. Als dit een brug te ver is, kan ook een individuele leraar die formatief toetsen met overtuiging toepast een wezenlijk verschil maken”, aldus Noteboom. Ondersteuningsmateriaal Noteboom is bezig een aantal handige tips te maken bij veelvoorkomende opgaven in rekenmethodes. “Leraren kunnen hiermee straks op een eenvoudige, niet-tijdrovende manier formatief toetsen”, zegt zij. De tips komen beschikbaar via www.slo.nl. Twee langere (Engelstalige) films over de kracht van feedback zijn te vinden op: • www.youtube.com/watch?v=J25d9aC1GZA • www.youtube.com/watch?v=1iD6Zadhg4M Voor rekenen is een aantal spelletjes ontwikkeld (http://rekenspel.slo.nl), die ingezet kunnen worden om te evalueren (peilen) waar een kind staat in zijn leerproces. Zo’n spelletje kan vervolgens gebruikt worden om een kind gericht te stimuleren. Een kort filmpje over een alternatieve manier om rekenen/wiskunde aan te bieden staat op: • www.youtube.com/watch?v=oGOxmHjpJRo. Meer (theoretische) achtergrondinformatie, praktijkvoorbeelden en concrete tips zijn te vinden in het boek van Jos Castelijns, Mien Segers en Katrien Struyven (red.), Evalueren om te Leren (Coutinho, 2011). Meer over autonomie en motivatie is te lezen in: Kris Verbeeck, Op eigen vleugels. Autonomie voor kinderen in het basisonderwijs (KPC Groep, 2009). Het novembernummer van Volgens Bartjens (2013) gaat in z’n geheel over ‘evalueren om te leren in het rekenonderwijs’. 25 Agenda Actueel Passende perspectieven in de Praktijk Ververs Award 15 januari 2014 Veelal gaat onderwijsvernieuwing over de hoe-vraag: hoe kunnen we anders lesgeven of leren? De Ververs Foundation en SLO zijn geïnteresseerd in de wat-vraag: wat is in de toekomst voor leerlingen de moeite waard om te leren? Daarom hebben zij in 2013 de Ververs Award in het leven geroepen om het inhoudelijk gesprek over ons toekomstige onderwijs op gang te brengen en te houden. Ook in 2014 komen ze graag in gesprek met onderwijsprofessionals die zich met deze vraag bezig houden voor hun eigen school of vakgebied, om zo inspirerende voorbeelden in beeld te brengen die anderen kunnen motiveren. De meest aansprekende inzending wordt beloond met een stimuleringsprijs van 1 5000. Meer informatie vindt u op www.verversaward.nl Op woensdag 15 januari 2014 van 13.00 uur tot 17.00 uur organiseert SLO de conferentie `Passende Perspectieven in de Praktijk` voor directieleden, interne begeleiders en leerkrachten van sbo-scholen. Maar ook interne begeleiders van reguliere po-scholen met leerlingen met ontwikkelingsperspectief zijn van harte welkom. Centraal staan de producten die door Passende Perspectieven zijn ontwikkeld om leerlingen waarvan verwacht worden dat ze referentie niveau 1F op 12-jarige leeftijd niet of ten dele zullen halen, een stapje verder te helpen. Voor scholen die de producten van Passende Perspectieven niet kennen is er een workshop gepland waarin men kennis kan maken met de producten. De bijeenkomst vindt plaats bij De Witte Vosch in Utrecht. Deelname kost 1 50,per persoon, inclusief materialen. Kijk voor meer informatie op: www.passendeperspectieven.slo.nl De 32e Panama-conferentie: Rekenen-wiskunde XL 16 & 17 januari 2014 Op donderdag 16 & vrijdag 17 januari 2014 vindt in Noordwijkerhout de 32e Panama-conferentie plaats. Op deze jaarlijkse conferentie werken professionals aan versterking van het reken-wiskundeonderwijs in primair onderwijs, speciaal basisonderwijs, pabo en het rekenonderwijs in voortgezet onderwijs en mbo. Recente onderzoeksresultaten laten zien waar aandachtspunten liggen voor verdere versterking van het reken- en reken-wiskundeonderwijs. Een aantal van deze aandachtspunten staan centraal op de Panama-conferentie, met als overkoepelende vraag: hoe kunnen we werken aan rekenonderwijs en reken-wiskundeonderwijs van eXcelLent niveau? Een aantal bijdragen zullen worden verzorgd door SLO-medewerkers. Kijk voor meer informatie op: www.fi.uu.nl/panama Conferentie Cultuur in de Spiegel 20 maart 2014 Op donderdag 20 maart 2014 ronden de Rijksuniversiteit Groningen en SLO het onderzoeksproject Cultuur in de Spiegel af met een eindconferentie. Op deze dag staan de opbrengsten van Cultuur in de Spiegel centraal. De conferentie vindt plaats in de Buitensociëteit in Zwolle. Op moment van schrijven wordt het programma voor de middag uitgewerkt. Meer informatie volgt spoedig via de website. Kijk voor meer informatie op: www.cultuurindespiegel.nl Promotieonderzoek SLO-medewerker Berthold van Leeuwen heeft voor zijn promotie aan de Universiteit van Twente een ontwerponderzoek gedaan naar de integratie van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeftes in de basisschool, de leerplankundige toerusting van leraren en de rol die ICT daarbij kan spelen. Het onderzoek wil inzicht bieden in de wijze waarop (gespecialiseerde) leraren in het basisonderwijs komen tot een curriculum op maat van de leerling en op welke wijze een webbased tool kan helpen de deskundigheid van leraren hierin te vergroten. De titel is ICT ter ondersteuning van passend onderwijs voor leerlingen met een verstandelijke beperking. U kunt de publicatie downloaden op doc.utwente.nl Digitale geletterdheid Welke lesmaterialen gebruikt u voor digitale geletterdheid en 21e eeuwse vaardigheden in uw lessen? SLO inventariseert op verzoek van OCW welke materialen er beschikbaar zijn voor het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs en bekijkt op welke onderdelen er behoefte is aan meer of ander materiaal. Het gaat daarbij om materialen die zich richten op digitale geletterdheid, informatievaardigheden, mediawijsheid, basiskennis ICT (knoppenkennis) en/of in meer brede zin om communiceren, samenwerken, probleem oplossen, kritisch denken, creatief denken, sociale en culturele vaardigheden en zelfregulatie. We houden u op de hoogte via www.slo.nl SLO op Twitter SLO is nu ook te volgen op Twitter. Meld u aan als volger van @SLOcommunicatie en blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op het gebied van leerplanontwikkeling, SLO-activiteiten en -projecten. VERVERS Award 2014 Prijs voor inspirerende onderwijsvisies vis ins ide to e ond pri pir eën ko m er w js € 5.0 Ook in 2014 komen ze graag in gesprek met onderwijsprofessionals die zich met deze vraag bezig houden voor hun eigen school of vakgebied. Kunnen jouw visie en voorbeelden anderen inspireren en motiveren? Meld je dan aan voor de Ververs Award 2014! De meest aansprekende inzending wordt beloond met een stimuleringsprijs van € 5000. vis ie ins pir at ide eën ie to e k ond omst er w pri js € ijs 5.0 00 VER aw V E R S a rd Meer informatie over voorwaarden, inspirerende voorbeelden van vorig jaar en aanmelding: www.verversaward.nl. st ijs 00 Wat vind jij de moeite waard om te leren? Veelal gaat onderwijsvernieuwing over de hoe-vraag: hoe kunnen we anders lesgeven of leren? De Ververs Foundation en SLO zijn geïnteresseerd in de wat-vraag: wat is in de toekomst voor leerlingen de moeite waard om te leren? Daarom hebben zij in 2013 de Ververs Award in het leven geroepen om het inhoudelijk gesprek over ons toekomstige onderwijs op gang te brengen en te houden. ie at i e CONFERENTIE CULTUUR IN DE SPIEGEL L Donderdag 20 maart 2014 12.30 - 17.00 uur in Zwolle Op donderdag 20 maart ronden de Rijksuniversiteit Groningen (RuG) en SLO het onderzoeksproject Cultuur in de Spiegel af met een eindconferentie. Op deze dag staan de opbrengsten van Cultuur in de Spiegel centraal. Naast plenaire lezingen van onder andere Barend van Heusden kent de conferentie een divers workshopprogramma, verzorgd door de pilotscholen, onderzoekers van de RuG en leerplanontwikkelaars van SLO. Dan wordt ook een handreiking voor de onderwijspraktijk gepresenteerd. De conferentie vindt plaats in de Buitensociëteit in Zwolle en is bedoeld voor onder andere ICC’ers (po), cultuurcoördinatoren (vo), schoolleiders (po en vo), leraren van cultuurgerelateerde vakken en lerarenopleiders. Voor meer informatie over het programma en over de inschrijving: www.slo.nl/cultuurindespiegel U T U U R C