“Belle epoque” → “het mooie tijdperk” → tijd vol vooruitgang en optimisme → meer nieuwenuitvindingen & mensen hadden meer hoop op van alles en nog wat ( bijvoorbeeld kiesrecht ) §1 Groot belang van de economie: Meer geld → grotere legers nieuwere wapens. Kleine beroepslegers werden vervangen door grote dienstplichtlegers. ( vanuit de Frans revolutie ) Onderhouden en bewapen van legers werd kostbaarder. Generaals en politici gingen zich meer bezig houden met het beschermen van hun eigen economie en et het beschadigen van de economie van de vijand. Groot belang van technologie: Meer technologie → meer duurdere en betere wapens. Door technologische ontwikkelingen in de industrialisatie kwamen er meer duurdere en betere wapens. Ook ontwikkelingen in de niet militaire technologie waren belangrijk. Een voorbeeld daarvan zijn de uitvindingen van de stoomboot en de stoomtrein (19ᵉ eeuw) die gebruikt werden om troepen sneller van A naar B te vervoeren. Groot belang van leiderschap: Sinds de 18ᵉ eeuw werden steeds meer politieke leiders ook militaire leiders. Strategie en tactiek kwamen steeds vaker in de handen van 1 man. Strategie = wat de leider met de oorlog wil bereiken en hoe die in grote lijn moet worden gevoerd. Tactiek = de manier waarop die grote lijn door de militaire leiders aan het front worden uitgevoerd. Publieke opinie van groot belang: Sinds 18ᵉ eeuw deed in meeste Europese staten alleen de mening van de koning er toe, koningen maakten zich alleen druk om de mening van andere koningen. Sinds de Franse revolutie kregen politieke leiders steeds meer met het volk te maken. Steeds meer mensen kwamen op voor hun rechten. Steeds meer mensen leerden lezen en schrijven. Steeds meer mensen kregen kiesrecht. Een oorlog beginnen en volhouden zonder steun van de meerderheid van de bevolking werd moeilijker voor de regering §2 De directe oorzaak: In 1914 werd de kroonprins Frans Ferdinand samen met zijn vrouw in Sarajevo vermoord door Servische nationalisten. Oostenrijk-Hongarije eiste dat de Servische politie een moord onderzoek zou instellen, Servië weigerde dus verklaarde Oostenrijk-Hongarije ze de oorlog. (28 juli 1914) In korte tijd werden veel andere Europese landen er bij betrokken Oostenrijk-Hongarije kreeg steun van Duitsland. (samen waren zij de centralen) De tegenstanders werden de geallieerden genoemd. Servië kreeg steun van het grote Slavische rijk Rusland. Duitsland viel België en Frankrijk aan, later verklaarden ook de VS en Italië de oorlog aan de centralen. De centralen kregen steun van het Turkse rijk Dieper liggende oorzaken: Nationalisme in Europese staten: In de 19ᵉ eeuw wou elk land de machtigste zijn dat zorgde ook voor onrust om dat landen elkaar zagen als gevaarlijke concurrenten. Op de Balkan woonden vooral Slavische volken, een groot deel van dit gebied was van Oostenrijk-Hongarije. De slaven die daar woonden wouden graag hun eigen staat, daarbij kregen ze steun van het onafhankelijke Slavische Servië. Servië werd weer gesteund door Rusland. Frankrijk wilde zijn nederlaag tegen Duitsland in 1870 wreken en verloren gebieden terug krijgen. Duitsland probeerde meer koloniën te veroveren wat tot ergernis wekte van Frankrijk en Engeland, ook werd de Engelse heerschappij op zee door Duitsland bedreigd. Bestaan van bondgenootschappen: Eind 19ᵉ eeuw sloten veel Europese staten bondgenootschappen. Nu zijn meeste Europese staten in een militair bondgenootschap verenigd; de NAVO. (dat was in 1900 niet mogelijk door de grote verdeeldheid) Men dacht dat bondgenootschappen de kans op oorlog zouden verkleinen, maar in 1914 bleek die gedachte niet te kloppen. Het ene land sleepte zijn bondgenoot mee de oorlog in. Wat veranderde er in de oorlogvoering: De eerste wereld oorlog die wereld oorlog kon werden genoemd: In de eerste wereld oorlog werd vooral in Europa gevochten. Ook werd er gevochten in het zwarte Afrika en op zee. Loopgraven oorlog: Duitsers hoopten op het west- en oostfront snel te kunnen doorbreken. (wat mislukte, de wapens aan de andere kant (mitrailleurs en kanonnen) waren te groot) Troepen moesten zich ingraven om verliezen te beperken, loopgraven liepen langs het gehele westelijke front en door een groot deel van het oostelijke front. De tactiek was het uitputten van de vijand. Slag bij Verdun en Somme in 1916 was vooral bedoeld om zo veel mogelijk slachtoffers te maken. In 2 jaar verplaatste het slagveld zich hoogstens 15km. Na de uitputtingsoorlog gingen de Duitsers en geallieerden over op een mobiele tactiek. Troepen werden getraind in overvallen op kleine schaal met nieuwere lichtere wapens ondersteund door artillerievuur, een nieuw soort tanks, pantserwagens en vliegtuigen. Vooral de geallieerden hadden succes met deze tactiek Veel propaganda: Propaganda werd gebruikt door partijen om zich te vertegenwoordigen als verdedigers van het goede. En de vijand als grote schurk af te beelden. Vooral in Amerika werd veel gebruik gemaakt van propaganda, overal kwam je het tegen. Betere medische zorg voor soldaten: De eerste wereld oorlog was de eerste oorlog waarin meer soldaten stierven aan oorlogswonden dan aan ziekten opgedaan in het leger. Dat kwam door belangrijke medische ontdekkingen in de 19ᵉ eeuw, waardoor de medische zorg aan het front werd verbeterd. (zo waren er nu bijvoorbeeld inentingen tegen tyfus en tetanus voor soldaten) De eerste totale oorlog: Hiermee wordt een oorlog bedoeld waarbij alle inwoners van een staat bij betrokken waren. Alle jonge mannen moesten in dienstplicht. Talloze mannen en vrouwen moesten in fabrieken werken om de soldaten te bevoorraden. Iedereen kreeg met maatregelingen van de regering te maken. (bijvoorbeeld rantsoenering) In de massapapers en bioscoop films werden burgers opgeroepen om hun regering en troepen te steunen Het aantal slachtoffers was enorm Gevolgen van de oorlog: Miljoenen slachtoffers: Miljoenen soldaten verloren hun leven. Ook burgers hadden veel te lijden, in het laatste deel van de oorlog kwamen in Oostenrijk-Hongarije en Duitsland honderdduizenden burgers om het leven als gevolg van hongersnood. De uitputtingsoorlog had te veel van de centralen gevraagd, Frankrijk en Engeland konden vanuit hun koloniën grondstoffen, producten en soldaten aanvoeren terwijl Duitsland die mogelijkheden niet had. Kaart van Europa verandert grondig: In maart 1918 sloten de Russische communisten vrede met de centralen. De communisten moeten aanvaarden dat Polen, Finland ,Litouwen, Estland en Letland zich van Rusland losmaken en zelfstandige staten werden. In 1919 werden de verliezers van de eerste wereld oorlog gedwongen een vredesverdrag te aanvaren, het verdrag met Duitsland was “het verdrag van Versailles” De kaart van Europa veranderde nog meer: Oostenrijk-Hongarije werd in twee staten gesplitst en verloor alle Slavische gebieden. Duitsland moet veroverde gebieden terug geven. Tsjecho-Slowakije en Joegoslavië werden nieuwe staten. Grote verbittering onder de Duitse bevolking: De Duitse regering vond de bepalingen van het verdrag van Versailles zeer onrechtvaardig. (Duitsland moest alle oorlogsschade vergoeden terwijl zij niet de enige schuldigen waren) De schade vergoeding was zo hoog dat betalen ondragelijk lang zou duren. Andere volken kregen zelfbeschikkingsrecht maar de Duitsers niet. Duitsland moest zijn bewapening sterk verminderen maar de geallieerden niet.