Hoofdstuk 8 Zonder woorden 8.1 Signaal: Teken om iets aan te geven Territoriumgedrag: Signalen afgeven om de grens van een gebied aan te geven Signaalhandeling: Reageren op territoriumgedrag Signalen zijn opvallende geuren, kleuren, vormen, geluiden en gebaren die voor soortgenoten informatie bevatten. Ze zorgen voor communicatie. Ritueel: Serie gedragingen die van te voren vaststaat Handelingen overdrijven: Ogen op de staart van een pauw, enz.. Ritueel gedrag: Gedrag bij bepaalde omstandigheden. Het oorspronkelijke gedrag is vaak nog te herkennen Balts: Dier toont aan dat hij van het andere geslacht is en de juiste partner/rollenspel. Een vaste serie handelingen met als doel voorbereiding op het eigenlijke gedrag (bijvoorbeeld paring of verdediging) is een ritueel. Functies van baltsgedrag zijn het sussen van agressie en het uitwisselen van informatie over elkaars kwaliteiten als partner en ouder. 8.2 Rangorde: Plaats in de groep Signalen uitwisselen als bijv. rangorde verandert moet worden: Het gedrag van de andere dieren is niet voorspelbaar, het is dus geen ritueel gedrag, maar communicatie Zender signaal>> Ontvanger Ruis: Verstoren van de uitwisseling van signalen (Bijv. achtergrondlawaai) Waar meerdere dieren samenwerken is communicatie onmisbaar. Communicatie bestaat uit een combinatie van signalen en handelingen. Doordat een signaal verschillende filters passeert en blootstaat aan ruis, kunnen misverstanden ontstaan. Rolpatroon: Gedragingen die altijd hetzelfde zijn geweest (Bijv. vrouw huishouden, man werk) De taakverdeling tussen mensen is in rolpatronen vastgelegd. Wanneer een maatschappij snel verandert, kunnen rolpatronen een ‘sta-in-de-weg’ worden. 8.3 Aanpassen aan veranderingen gaat het snelst bij dieren die snel kunnen leren. Imitatie: Anderen van een soort doen een geslaagde formule na Leren is een manier van aanpassen aan veranderingen. Een cultuur is het resultaat van het leergedrag van een groep dieren of mensen. Inzicht: Creatieve manier van leren Trial-and-error: Proefondervindelijk leren Gewenning: Bijv. vogelverschrikker. De vogels wennen er aan. Inprenten: Bijv. Kuiken uit het ei gaat direct achter zijn moeder aan. Alleen in bepaalde levensfase (de gevoelige periode). Conditionering: 1) Klassieke conditionering of associatieleren: Een dier leert twee prikkels met elkaar in verband te brengen (hond: Bel + eten krijgen) 2) Operante conditionering: Je moet gedrag zien als een aaneenschakeling van verschillende handelingen. Bij toeval gewenst gedrag getoond, beloon je het dier. Er bestaan verschillende manieren van leren. Welke manier van leren op een bepaald moment het beste resultaat geeft, hangt af van de situatie, de ervaring en de leeftijd van dier of mens. 8.4 Gedragselementen: Bouwstenen van gedrag, aparte handelingen. Alle handelingen samenvoegen: Gedrag met een begin en eind Gedragsketen: Aantal achter elkaar gezette gedragselementen Gedragssysteem: Alle gedragsketens samen Het gedrag: Meerdere gedragssystemen samen Zo’n opbouw van groot naar klein: Hiërarchisch Ethologen: Gedragsonderzoekers Gedrag beschrijf je in: Staartbeweging, beweging van vinnen enz. Bij het aanleren van gedrag is werken vanuit gedragselementen handig. Gedragselementen beschrijf je in een ethogram. Gedragselementen zijn de afzonderlijke delen van het gedrag. Volgen gedragselementen elkaar in een vast patroon op, dan spreek je van gedragsketen. Een aantel gedragsketens vormt samen een gedragssysteem. Enkele gedragssystemen maken samen gedrag. 8.5 Uitwendige prikkel: Prikkels die van buiten komen, bijv. mug. Inwendige prikkels: Hormoonklieren gaan werken Prikkel: Informatiedrager/verandering van de toestand binnen of buiten een dier. (bijv. suikerspiegel van je bloed, splinter, mug) Prikkels worden waargenomen door zintuigen en zintuigjes. Sleutelprikkel: De prikkel zorgt voor steeds dezelfde reactie (rood op snavel van de meeuw) Supernormale prikkels: Een overdreven sleutelprikkel waarop overdreven heftig gedrag volgt Gedrag ontstaat als gevolg van uit- en inwendige prikkels. Een prikkel waarom altijd hetzelfde gedrag volgt is een sleutelprikkel. Een overdreven sleutelprikkel is een supernormale prikkel. Prikkel - verwerking in de hersenen - verandering in inwendige toestand (Hormoonverandering, verandering in spierspanning) - motivatie ( bereidheid om een handeling te verrichten) - drempelwaarde (motivatie is hoog genoeg) - gedrag wordt uitgevoerd. Motiverende prikkels: Motivatie bereikt de drempelwaarde Bioritme: biologische klok van dieren (door uitwendige prikkels bijv. verandering in temp. of daglengte) Motivatie is de bereidheid om bepaald gedrag te vertonen. Motivatie is een gevolg van een combinatie van in- en uitwendige prikkels.