planten plantte | geplant Aantonende wijs onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) ik jij/u (je) hij/zij/het wij (we) jullie zij (ze) plant plant plant planten planten planten onvoltooid verleden tijd (ovt) ik jij/u (je) hij/zij/het wij (we) jullie zij (ze) plantte plantte plantte plantten plantten plantten onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt... ik jij/u (je) hij/zij/het wij (we) jullie zij (ze) zal planten zult planten zal planten zullen planten zullen planten zullen planten voltooid tegenwoordige tijd (vtt) ik jij/u (je) hij/zij/het wij (we) jullie zij (ze) heb geplant hebt geplant heeft geplant hebben geplant hebben geplant hebben geplant voltooid verleden tijd (vvt) ik jij/u (je) hij/zij/het wij (we) jullie zij (ze) had geplant had geplant had geplant hadden geplant hadden geplant hadden geplant voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) ik jij/u (je) hij/zij/het wij (we) jullie zij (ze) zal geplant hebben zult geplant hebben zal geplant hebben zullen geplant hebben zullen geplant hebben zullen geplant hebben Voorwaardelijke wijs onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) ik jij/u (je) hij/zij/het wij (we) jullie zij (ze) zou planten zou planten zou planten zouden planten zouden planten zouden planten voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) ik jij/u (je) hij/zij/het wij (we) jullie zij (ze) zou geplant hebben zou geplant hebben zou geplant hebben zouden geplant hebben zouden geplant hebben zouden geplant hebben Gebiedende wijs gebiedende wijs jij/u (je) jullie plant plant Deelwoord onvoltooid deelwoord voltooid deelwoord Strona 1 Powered by TCPDF (www.tcpdf.org) 18.07.2017