MERKIDENTITEITSPRISMA Allereerst gaan we het concept merk definiëren om het daarna te bespreken aan de hand van het Merkidentiteitsprisma van Kapferer (1997). Deze inleiding zorgt ervoor dat we een duidelijk beeld krijgen van de verschillende delen waaruit een merk opgebouwd is. De American Marketing Association (AMA) definieerde in 1960 een merk op deze manier: “Het is een naam, term, teken, symbool of ontwerp, of een combinatie van deze elementen, aan de hand waarvan goederen of diensten van een aanbieder te herkennen zijn en onderscheidbaar zijn van een concurrent.” Kapferer (1997) heeft een model ontworpen voor merkontwikkeling, het zogenaamde Merkidentiteitsprisma . Hij wijst op het belangrijkste doel voor een merkeigenaar, namelijk een merkidentiteit ontwikkelen die onophoudelijk en consistent blijft bestaan over een lange tijd. De fundamentele assumptie om in dat opzet te slagen, is dat de merkeigenaar een aantrekkelijk beeld van het merk brengt. Dat merk moet bestaan uit enerzijds factoren die gerelateerd zijn aan de relevante fysieke productattributen en anderzijds aan de merkpersoonlijkheid. 1. Een merk heeft fysieke eigenschappen. De eerste stap in het ontwikkelen van een merk is het definiëren van zijn fysieke aspecten: Wat is het? Wat doet het? Hoe ziet het eruit? 2. Een merk heeft ook een persoonlijkheid. Een merk straalt een bepaalde persoonlijkheid uit die de consument aantrekt wanneer het feitelijk of gewenst zelfbeeld van de consument overeenstemt met het imago van het product. Ook anderen (Batra, Lehmann en Singh) wijzen op het feit dat consumenten persoonlijkheid in een merk zoeken die congruent is met hun eigen of hun gezochte (aspirationele of ideale) persoonlijkheid. Om een sterke merkidentiteit (fysieke eigenschappen en persoonlijkheid) te hebben is het noodzakelijk om te streven naar een sterke link tussen het merk en de koper. In het Merkidentiteitsprisma van Kapferer zijn er twee types van links, namelijk relatie en cultuur. 3. Een merk heeft een eigen cultuur, waaruit elk product ontstaat. Cultuur betekent hier volgens Kapferer: ”Een set van waarden die de inspiratie van het merk voeden”. 4. Een merk is ook een relatiedrager. Het doel van merkidentiteit hier is het tot stand brengen van het gevoel dat het merk sociale relaties creëert, bijvoorbeeld bij een man en een vrouw als het gaat over parfum. 5. Langs de zijde van de consument vindt men de reflectie. De consument wil gezien worden als behorende tot de doelgroep van een merk door dit merk te gebruiken. Coca-Cola heeft een veel breder klantenbestand dan het segment (15 tot 18 jaar) die het in de reclame probeert te bereiken. Voor kinderen tussen 8 en 13 jaar symboliseert Coca-Cola een droom. In de reclame van Coca-Cola wordt getoond wat ze willen worden en doen als ze die leeftijd hebben. Voor volwassenen is CocaCola gelinkt aan een bepaalde manier van leven en het nastreven van waarden die ze eens ervaren hebben, niet zozeer aan de gedefinieerde leeftijdsgroep. 6. Een merk spreekt ook ons zelfimago aan. Als reflectie het geven van betekenis is aan een merk naar buiten gericht, dan is zelfimago de plaatsing ervan binnen zichzelf. Lacoste klanten zien zichzelf als leden van een sportclub zonder ras-, geslachts- of leeftijdsdiscriminatie, maar die zijn leden een zekere distinctie toekent.