locatietheater - Café Theater Festival

advertisement
‘Locatietheatergezelschappen’ in
Nederland: de professionele
theatergezelschappen die structureel
locatietheater maken in kaart gebracht.
Bram Douwes
s1331140
b.douwes.1@student.rug.nl
Van Swinderenstraat 31b
9714 HC Groningen
06-42245540
Masterscriptie
Nederlandse Taal & Cultuur
Afstudeerrichting: Historische Letterkunde
Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit der Letteren
Eerste Begeleider: Prof.dr. B.A.M. Ramakers
Tweede begeleider: Prof. dr. J.J. Van Maanen
31-05-2011
2
3
Inhoudsopgave
Voorwoord
5
Inleiding
7
Hoofdstuk 1: een omschrijving van het begrip ‘locatietheater’
9
1.1 Een formele definitie van locatietheater
9
1.2 Locatietheater is een confrontatie van twee tekensystemen
10
1.3.1 Een definitie van locatietheater
11
1.3.2 Theater-op-locatie
13
1.3.3 Intenties van de makers
14
1.4 Concrete voorbeelden van locatietheater en theater-op-locatie
15
Hoofdstuk 2: een opdeling binnen het locatietheater
17
2.1 Inhoudelijk locatietheater
17
2.2 Esthetisch locatietheater
19
Hoofdstuk 3: Methode en resultaten
25
3.1 Methode
25
3.2 Resultaten
28
Hoofdstuk 4: Discussie
33
4.1.1 ‘Sociaal locatietheater’
41
4.1.2 Een perspectief voor locatietheater anno 2011
43
Bibliografie
49
Bijlagen
53
Bijlage I;
Lijst van theatergezelschappen op basis van theaterjaarboeken (1967 –
2006), na invoeren in database Theater Instituut Nederland.
55
4
Bijlage II;
Lijst van theatergezelschappen op basis van theaterjaarboeken (1967 –
2006) en speellijsten zomerfestivals (2006 -2009) na invoeren in
database Theater Instituut Nederland.
57
Bijlage III ; ‘Scoringskaart’
59
Bijlage IV; Scoringskaarten per gezelschap
61
Bijlage V; Enquête
95
Bijlage VI; Interview met Ab Gietelink, 20 oktober 2008
97
Bijlage VII; Interview met Johan Simons, 29 augustus 2009
99
Bijlage VIII; Interview met Ben Zwaal, 1 september 2009
101
Bijlage IX; Interview met Peter Eversmann, 1 september 2009
103
Bijlage X; Interview met Warner van Wely, 15 september 2009
105
Bijlage XI; Interview met Tom Blokdijk, 17 september 2009
107
Bijlage XII; Interview met Karel Hupperetz, 23 september 2009
109
Bijlage XIII; Samenvatting interviews over locatietheater
111
5
Voorwoord
Voor een student van de opleiding Nederlandse Taal & Cultuur heb ik
een vreemd studietraject doorlopen; meer en meer begon mijn aandacht van
de Neerlandistiek te verschuiven naar de theaterwetenschap. Een interesse die
echter wel werd aangewakkerd door de studie Nederlands; ik was
geïnteresseerd in de historische letterkunde – vandaar ook dat ik in deze
discipline afstudeer - en veel historische teksten blijken toneelteksten te zijn.
In verschillende colleges kwam ook dikwijls de toneelpraktijk van deze
teksten
aan
bod;
hoe
werden
deze
teksten
opgevoerd
tijdens
de
Middeleeuwen?
Dat bleek een mooie aanleiding voor mij om voor mijn bachelorscriptie
deze Middeleeuwse toneelpraktijk nader te onderzoeken, en te kijken of er
overeenkomsten waren met de huidige toneelpraktijk. Deze overeenkomsten
bleken voornamelijk aanwezig in het locatietheater.
Voor mijn gevoel was ik, na het schrijven van de bachelorscriptie, nog
niet klaar met het onderwerp en zo wilde ik ook graag de masterscriptie hier
aan wijden. De focus verschoof, tijdens het onderzoek, echter al snel van de
Neerlandistiek naar de Theaterwetenschap. Gelijk mijn studieloopbaan. Deze
scriptie is dan ook voornamelijk een scriptie over locatietheater. Toch zal er
wel degelijk gerefereerd worden aan de Middeleeuwse toneelpraktijk
Ik ben aan veel mensen dank verschuldigd. In de eerste plaats aan mijn
scriptiebegeleiders Bart Ramakers, vanuit de opleiding Nederlandse Taal &
Cultuur, en Hans van Maanen, vanuit Kunsten, Cultuur en Media: waarde
mannen, bedankt voor het engelengeduld, de goede commentaren en het
vertrouwen! Dank aan alle ‘tussenlezers’ van de verschillende hoofdstukken:
Anton Jumelet, Frank Harbers, Willem van der Jagt en mijn eigen Sanne.
Speciale dank ook aan alle ‘prominenten’ die ik heb mogen interviewen: Peter
Eversmann, Tom Blokdijk, Ab Gietelink, Johan Simons, Ben Zwaal en
Warner van Wely. Het was werkelijk waar een geweldige ervaring stad en
land af te reizen om met deze mensen te mogen spreken. Ten slotte, in het
bijzonder dank aan Karel Hupperetz; ook hem heb ik mogen interviewen,
daarnaast heeft hij mij veel materiaal uit z’n bibliotheek geleend en hebben
we zo nu en dan informeel afgesproken om wat over locatietheater te praten.
6
Ik heb er veel aan gehad.
7
Inleiding
Toen Bewegingstheatergroep BEWTH in 1967 in het kader van
een
theaterfestival in de st. Janskerk in Utrecht een voorstelling ensceneerde,
ontstond er in Nederland een nieuwe vorm van theatermaken: vanaf dat
moment kozen theatergroepen er bewust voor om, naast het spelen in
theaterzalen, op locatie theater te maken. In de beginperiode gebeurde dit nog
vaak vanuit praktische motieven; gezelschappen kregen geen plek in een zaal
aangeboden, een zaal was te duur, of een zaal was te klein. Langzaam
ontwikkelde zich echter een uniek theatergenre; er werd namelijk steeds meer
vanuit artistieke motieven op locatie gespeeld.
Anno 2011 kan het Nederlandse theaterpubliek – in de zomermaanden,
maar ook daarbuiten – kiezen uit een ruim aanbod van voorstellingen op
andere plekken dan de theaterzalen. Deze vorm van theater heeft inmiddels
een stevige plaats ingenomen in het Nederlandse toneelbestel; het – buiten de
theaterzalen spelen – is een wezenlijk onderdeel van het Nederlandse theater
geworden. Dan zou men misschien verwachten dat een en ander inmiddels
ook al aardig in kaart is gebracht. Dat is echter niet het geval. Er wordt
relatief weinig over deze theatervorm geschreven; niet op theoretisch vlak,
laat staan dat er enige serieuze geschiedschrijving heeft plaatsgevonden. Peter
Eversmann,
als
hoogleraar
theaterwetenschap
gespecialiseerd
in
locatietheater, roept in 1994 al op dat een ‘detailed history of location theatre
in the Netherlands should be written in order not to lose the experience that
has been built up over the past years.’ 1 Dat is tot op heden niet gebeurd.
Toen ik schreef aan mijn bachelorscriptie ‘Locatietheater; de eigen
middeleeuwen’, waarin het locatietheater op een aantal punten wordt
vergeleken met de middeleeuwse toneelpraktijk, werd ik enorm gegrepen door
deze oproep van Peter Eversmann. Vanaf dat moment was ik voornemens om
in ieder geval een bijdrage te leveren aan enige geschiedschrijving rondom
locatietheater. Het leek mij nuttig en interessant mijn masterscriptie daaraan
te besteden. Maar waar te beginnen, als er immers nog zo weinig voor handen
is?
In verschillende artikelen geeft Eversmann een beknopte weergave van
1
Eversmann, 1994. Pag. 35.
8
de geschiedenis van het locatietheater aan de hand van een aantal
theatergezelschappen, die volgens hem de ‘canon’ van het locatietheater in
Nederland representeren: BEWTH, Hollandia, Dogtroep en Tender. Dit zijn
vier
professionele
theatergezelschappen
die op een
structurele wijze
locatietheater hebben gemaakt. Omdat Eversmann spreekt van een ‘canon’,
mag men zich terecht afvragen van welke gezelschappen deze groepen dan de
canon zijn. In de hoop dat er ooit een ‘detailed history’ van het locatietheater
in Nederland zal verschijnen, leek mij het in kaart brengen van het aantal
professionele theatergezelschappen dat op een structurele wijze locatietheater
(heeft ge)maakt, een goede aanzet. Vervolgens leek het me waardevol om niet
alleen weer te geven hoeveel ‘locatietheatergezelschappen’ er zijn (geweest),
maar om ook nog iets te zeggen over de manier waarop deze gezelschappen de
locatie binnen hun voorstellingen ‘gebruikt’ (hebben). De onderzoeksvraag
van deze scriptie luidt dan ook:
Wat zijn de professionele theatergezelschappen, die structureel
locatietheater hebben gemaakt,
en op welke wijze gebruikten deze
gezelschappen de locatie in hun voorstellingen?
Ik zal de theatergezelschappen in kaart brengen vanaf 1967, toen BEWTH de
eerste locatietheatervoorstelling in Nederland speelde. Het onderzoek loopt
tot 1 september 2009.
Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, moet er echter eerst,
op basis van bestaande theorie, een theoretisch kader gegeven worden waarin
wordt vastgesteld wat locatietheater nu eigenlijk is, en op welke manieren een
locatie binnen een locatievoorstelling gebruikt kan worden. In de eerste twee
hoofdstukken van deze scriptie wordt dit theoretisch kader gegeven. In
hoofdstuk drie worden vervolgens, na de methode, de resultaten weergegeven,
en zo de onderzoeksvraag beantwoord. In het laatste hoofdstuk bespreek en
interpreteer ik de onderzoeksresultaten, en leg ik ze voor aan enkele
prominente figuren uit het ‘locatietheaterveld’, die ik heb geïnterviewd.
9
Hoofdstuk 1- Een omschrijving van het begrip ‘locatietheater’1.1 – een formele definitie van locatietheaterAnnemarie Vos- van de Kaa schrijft in haar scriptie Hollandia. Het effect van
lokatie en ruimtegebruik op de toeschouwers:
‘De eenvoudigste definitie van lokatietheater is een formele die het
lokatietheater slechts omschrijft in termen van datgene wat het niet is:
lokatietheater is elk soort theater dat niet in een theatergebouw
plaatsvindt, waar de voorstelling gebruik maakt van een plek die
oorspronkelijk niet voor theater bedoeld is.’ 2
Volgens Marc Yeoman, artistiek leider van theater- en cross-over-festival
Noorderzon,
is
een
dusdanig
formele
definitie
van
locatietheater
internationaal gezien zelfs de standaard. 3 Locatietheater is volgens zijn
definitie:
‘theater op plekken die geen normale theaterplekken zijn. Een
voorstelling in een tent in een weiland is dus geen locatietheater. Maar
theater in een schoolgebouw of een oude fabriek weer wel.’ 4
Die tent in dat weiland - of in het geval van Noorderzon: het plantsoen van
Groningen - fungeert namelijk op dat moment als een – speciaal daarvoor
opgebouwd - klein theater(gebouw) en is daardoor een ‘normale theaterplek’
geworden. Een school of een fabriek heeft in hoofdzaak een andere functie, is
geen normale theaterplek, en fungeert slechts voor de periode van de
voorstelling als een theater(gebouw). Zodra de voorstelling afgelopen is, is de
fabriek weer gewoon een fabriek. De tent blijft echter een theaterplek: de
volgende dag wordt er immers weer een voorstelling gespeeld of hij wordt
afgebroken omdat het (theater)festival voorbij is.
Wanneer deze formele definitie toegepast zou worden, zou al het theater dat
‘niet in een theatergebouw plaatsvindt’ en is gesitueerd op ‘plekken die geen
2
Vos-van de Kaa, 1993. Pag. 2
Hoekstein, 2004. Pag. 42.
4
Ibidem
3
10
normale theaterplekken zijn’ locatietheater zijn. Het verschil tussen ‘gewoon’
theater en locatietheater is in deze benadering slechts van fysieke aard:
theater dat wel of niet in een theatergebouw plaatsvindt.
Volgens Peter Eversmann geeft een dusdanig formele benadering van
locatietheater echter niet goed de betekenis van deze theatervorm binnen het
Nederlandse theaterlandschap weer. 5 Eversmann stelt dat het locatietheater in
Nederland inmiddels een theatergenre is geworden, met haar eigen
‘karaktertrekken en eigenaardigheden.’ 6 Een genre dat meer betekent dan
slechts één specifiek aspect dat voorstellingen en theatergroepen kunnen
delen: het buiten de normale theaterplekken spelen. Een formele definitie die
al het theater dat buiten de ‘normale theaterplekken’ is gesitueerd, definieert
als locatietheater, is daarom niet toereikend. In Nederland maakt men dan ook
liever het onderscheid tussen het genre locatietheater - met haar eigen extra
genrespecifieke eigenschappen, enerzijds - en theater-op-locatie anderzijds.
1.2 – Locatietheater is een confrontatie van twee tekensystemenIn beide theatervormen – locatietheater en theater-op-locatie – wordt de
bewuste keuze gemaakt om op een locatie buiten het theater(gebouw) theater
te maken. Dit gebeurt altijd op een locatie die in het ‘dagelijks leven’ al
andere betekenissen draagt. Een theatergroep situeert bijvoorbeeld een
voorstelling over de Tweede Wereldoorlog op een station. Het station is een
plaats waar treinen aankomen en vertrekken en waar gereisd wordt, maar ook
een plek waar je wacht of afscheid neemt. Theaterwetenschapper Wouter
Hillaert noemt deze tekens authentieke tekens van een locatie. Tijdens de
voorstelling verbeeldt het station een joodse wijk in de Tweede Wereldoorlog.
Dit is een theatraal teken. Volgens Hillaert vindt er tijdens een voorstelling
op locatie altijd een confrontatie plaats tussen theatrale tekens, die aan de
voorstelling toebehoren, en authentieke tekens, die aan de locatie toebehoren. 7
De werkelijke, authentieke tekens blijven namelijk, tijdens een voorstelling,
voor een publiek altijd aanwezig en actief en kunnen door het publiek
geïnterpreteerd worden als theatrale tekens. In bovengenoemd voorbeeld kan
5
Eversmann, 1994. Pag. 35.
Ibidem
7
Hillaert, 2004. Pag. 18/19
6
11
het authentieke teken ‘plaats waar treinen aankomen en vertrekken’, dat
toebehoort aan de locatie ‘station’, geïnterpreteerd worden als een theatraal
teken, dat toebehoort aan de voorstelling.
Wanneer theatermakers op locatie binnen hun voorstelling gebruik
maken van authentieke tekens van de locatie, spreken we van locatietheater.
Op dit punt onderscheidt het genre zich ook van theater-op-locatie. Hoewel
het, naar mijn mening, wel zo is dat wanneer theatermakers – op welke
manier dan ook - ongebruikelijke locaties opzoeken, ze te allen tijde
toeschouwers de mogelijkheid geven om authentieke tekens van een locatie
als theatrale tekens, toebehorend aan de voorstelling, te interpreteren. Dit is
echter niet altijd de bedoeling van de makers. Alleen als een maker hier
bewust voor heeft gekozen, is een voorstelling op locatie locatietheater.
1.3.1 –Een definitie van locatietheaterDe theatergroep heeft de voorstelling over de Tweede Wereldoorlog op een
station gesitueerd, omdat ze thematisch gebruik willen maken van de
authentieke tekens van deze locatie binnen hun voorstelling. Ze maken dus
locatietheater. De locatie wordt gebruikt ‘als deel van het esthetisch geheel
met als doel de zeggingskracht van een presentatie te versterken en wordt tot
betekenisdragend element’, aldus Karel Hupperetz. 8 Het station wordt niet
ingezet als een vervangende ‘plaats van opvoering’, in plaats van een
theatergebouw, maar is een wezenlijk theatraal onderdeel van de enscenering.
In zijn proefschrift de ruimte van het theater omschrijft Peter Eversmann het
locatietheater dan ook als volgt:
‘locatietheater is theater waarbij de totale ruimteconceptie tot theatraal
middel is geworden.’ 9
Eversmann’s definitie geeft de essentie van het genre locatietheater goed
weer, maar levert wel een probleem op: het begrip ‘totale ruimteconceptie’ is
erg onduidelijk en, naar mijn mening, zelfs onjuist. Hij lijkt er namelijk aan
8
9
Hupperetz, 1991. Pag. 93.
Eversmann, 1996. Pag. 201.
12
voorbij te gaan dat een locatie vaak uitgekozen wordt om specifieke
authentieke tekens. Theater te Water speelde bijvoorbeeld in mei 2009 haar
voorstelling
Noord
Moord,
een
voorstelling
over
de
Belgische
misdaadschrijver Simenon en zijn meesterwerk ‘Maigret’, in de haven van
Delfzijl. Op die bewust uitgekozen plek was ‘Noord Moord’ locatietheater; de
overlevering beweert immers dat Simenon, aangelegen in de haven van
Delfzijl, zijn romanpersonage Maigret verzon. De haven van Delfzijl was
vanwege dit specifieke ‘geschiedkundige’ authentieke teken een theatraal
middel binnen de voorstelling, maar ‘de totale ruimteconceptie’, wat ik als
een soort van geheel aan authentieke tekens interpreteer, was dit zeker niet:
dat een haven een aanleg- en doorgangsplaats voor schepen is, deed er in dit
geval niet toe. Een locatie kan heel goed vanwege specifieke elementen als
theatraal middel optreden, zonder dat de totale ruimte als zodanig optreedt.
Het lijkt mij daarom beter om een definitie van locatietheater wat minder
streng te formuleren:
Locatietheater is theater waarbij de locatie tot theatraal middel is
geworden.
Bijzonder is dat men nu vast kan stellen dat het aspect ‘buiten de
theatergebouwen spelen, op plekken die geen normale theaterplekken zijn’ in
geen van bovenstaande omschrijvingen van locatietheater voorkomt. Aan deze
– op het eerste gezicht voor de hand liggende - ‘eis’ hoeft niet eens voldaan te
worden om toch locatietheater te maken. Oud Oerol-directeur Joop Mulder
zegt hier het volgende over:
‘De plek hoeft niet per se een landschap of fabriek te zijn maar kan
zelfs een zwarte doos (theaterzaal, BD.) zijn. Het gaat erom dat het
verhaal zich op die bewuste plek afspeelt en nergens anders.’ 1 0
Locatietheater betekent dus niet dat buiten de gebaande theaterpaden getreden
moet worden, op ongebruikelijke theaterplaatsen gespeeld moet worden. Nee,
het genre locatietheater ‘eist’ dat authentieke tekens van de locatie, waar de
10
Van Heteren, 2004. Pag. 32- 35.
13
voorstelling is gesitueerd, betekenisdragend binnen die voorstelling zijn. Dat
de locatie optreedt als theatraal middel. En dan kan locatietheater dus zelfs in
een schouwburg plaatsvinden.
1.3.2 – Theater-op-locatieTheater-op-locatie is in principe al het theater buiten de zalen dat overblijft:
wanneer bij een voorstelling op locatie, de locatie geen theatraal middel is,
wanneer de authentieke tekens van de locatie ook tijdens de voorstelling
alleen aan de locatie toebehoren.
De enige ‘voorwaarde’ waaraan theater-op-locatie, in tegenstelling tot
het locatietheater, wel moet voldoen, staat beschreven in de formele definitie,
die aan het begin van dit hoofdstuk is geciteerd: het moet – vanzelfsprekend wel op een ‘ongebruikelijke theaterplek’ gesitueerd zijn. Theater-op-locatie
is zo, omschreven in een definitie:
theater dat niet in een theatergebouw plaatsvindt, waar de voorstelling
gebruik maakt van een plek die oorspronkelijk niet voor theater
bedoeld is, maar waarbij de locatie niet tot theatraal middel is
geworden.
De locatie heeft bij theater-op-locatie-voorstellingen dezelfde functie als een
theaterzaal, namelijk die van plaats van opvoering. Het blijft natuurlijk
mogelijk dat het publiek toch authentieke tekens van de locatie als theatrale
tekens van de voorstelling gaat interpreteren; dit maakt een voorstelling
echter geen locatietheater. Die keuze ligt, naar mijn mening, alleen bij de
makers.
14
1.3.3 – Intenties van de makersEen theatermaker wil dat de locatie, waar hij zijn voorstelling situeert, ‘iets’
communiceert, een betekenis overdraagt in relatie tot het thema van de
voorstelling, of hij kiest daar niet voor. In alle gevallen dat een maker daar
wel voor kiest, is er sprake van locatietheater; hoe vreemd en vergezocht zo’n
relatie tussen de locatie en het thema van de voorstelling ook mag zijn.
Het is echter niet zo dat wanneer een theatermaker vindt dat zijn
voorstelling voldoet aan de eisen van zijn definitie van locatietheater, hij ook
altijd locatietheater maakt. Er is namelijk veel verwarring rondom de
begrippen locatietheater en theater-op-locatie. Een theatermaker kan in een
winkelcentrum een voorstelling spelen, met als motivatie voor de locatiekeuze
dat de theaterzaaltjes in de buurt volgeboekt zaten, en deze voorstelling
doodleuk locatietheater noemen. Een andere theatermaker kan in hetzelfde
winkelcentrum een voorstelling maken, omdat hij met zijn antikapitalistische
voorstelling een statement wil maken in een commerciële omgeving, en deze
voorstelling een theater-op-locatie-voorstelling noemen.
Een theatermaker kan, naar mijn mening, ook niet per ongeluk
locatietheater
maken
met een theater-op-locatie-voorstelling.
Dit lijkt
misschien vanzelfsprekend, maar dat is het niet. Stel dat een theatergroep in
de zomer de voorstelling Midzomernachtsdroom van Shakespeare in een bos
speelt. De keuze is op deze locatie gevallen omdat de groep graag in de zomer
buiten speelt, en een bos enige beschutting tegen zon en regen geeft. Een
typisch theater-op-locatie-argument. Deze voorstelling zou via andere
argumenten ook heel goed locatietheater kunnen zijn: een bos is voor
Midzomernachtsdroom, thematisch gezien, immers de perfecte locatie. Het
publiek – hiervan op de hoogte - is tijdens deze voorstelling heel goed in staat
om deze locatie als een theatraal middel binnen de voorstelling te
interpreteren. Dit maakt de locatie echter nog geen theatraal middel, en de
voorstelling dus geen locatietheater; die ‘macht’ ligt enkel en alleen bij de
theatermakers. In de werkelijkheid mag het misschien iets minder absoluut
zijn dan dat ik nu voorstel, maar als toevallige omstandigheden en
interpretaties van toeschouwers bepalen of een voorstelling wel of geen
locatietheater is, zou het onmogelijk zijn om een overzicht te geven van
locatietheatergroepen vanaf 1967. Er bestaat dan immers geen vast meetpunt.
15
De intenties van de makers van locatievoorstellingen zijn daarom bepalend en
het is dus van wezenlijk belang deze te kennen. Alleen dan heeft een
onderscheid tussen het genre locatietheater en theater-op-locatie zin.
1.4 -Concrete voorbeelden van locatietheater en theater-op-locatieHet onderscheid tussen locatietheater en theater-op-locatie zal ik proberen te
illustreren aan de hand van twee praktijkvoorbeelden. In de eerste plaats volgt
een voorbeeld van een locatietheatervoorstelling.
Theatergroep Hollandia situeerde in 1993 de voorstelling M is muziek,
monoloog en moord in de visafslag van Scheveningen. Op deze plek wordt de
gevangen vis gedood en aan handelaren doorverkocht. ‘Gevangen worden,
gedood worden en verkocht worden’ zou je kunnen omschrijven als
authentieke tekens van deze locatie. Hollandia’s voorstelling was een
moderne bewerking van Euripedes’ Medea: een toneelstuk over een moeder,
die, uit wraak op haar man, haar twee kinderen vermoordt. Kindermoord is
een van de theatrale tekens van deze voorstelling. Bij voorstellingen op
locatie vindt er een confrontatie plaats tussen deze twee tekensystemen, wat
ervoor zorgt dat toeschouwers authentieke tekens van de locatie (‘Gevangen
worden, gedood worden en verkocht worden’) als theatrale tekens binnen het
thema van de voorstelling kunnen interpreteren. Dat was, bij deze
voorstelling, de insteek van Hollandia. De locatie werd ingezet als theatraal
middel: de visafslag met een sterke associatie van ‘dood’ werd door er te
spelen verbonden aan het verhaal van Medea. Hollandia maakte locatietheater.
Toneelgroep De Appel speelde Blik, een voorstelling over een file, op
het strand van Terschelling. Dit vond in juni 2009 plaats tijdens het
theaterfestival Oerol. Ook bij deze voorstelling op locatie ‘botsen’ de twee
tekensystemen en kunnen authentieke tekens van de locatie ‘strand’ (‘de zee’,
‘vrijheid’) als theatrale tekens binnen het thema van de voorstelling
geïnterpreteerd worden. Een voorstelling over de beklemmende drukte van
een file op een leeg en rustig strand kan in dit kader prima locatietheater zijn.
Deze overwegingen speelden echter niet mee in de keuze om Blik op een
strand te situeren. Oerol is een buitentheaterfestival, wat makers min of meer
verplicht hun voorstellingen ‘buiten’ te ensceneren. En het uitgekozen stuk
strand bood genoeg ruimte aan de grootse enscenering van Blik. De Appel
16
maakte met deze voorstelling theater-op-locatie: authentieke tekens van de
locatie zijn geen theatrale tekens binnen het thema van de voorstelling. De
locatie is wel een ongebruikelijke theaterplek, maar wordt nog steeds alleen
gebruikt als plaats van opvoering.
17
Hoofdstuk 2 – Een opdeling binnen het locatietheater2.1 – Inhoudelijk locatietheater Er is nu, op basis van de theorie van Eversmann, een werkbare definitie van
locatietheater geformuleerd, waarmee men in staat is het locatietheater van al
het andere buitentheater te onderscheiden. Het valt vervolgens op dat
Eversmann binnen het genre locatietheater nog een onderscheid maakt in de
wijze waarop een locatie op kan treden als theatraal middel. Volgens
Eversmann kan een locatie ‘om inhoudelijke of esthetische redenen een
communicatief element binnen een voorstelling worden.’ 1 1
Eversmann
onderscheidt dan ook ‘inhoudelijk-’ en ‘esthetisch locatietheater.’ 12 Een goed
voorbeeld van een theatergezelschap dat op structurele wijze inhoudelijk
locatietheater maakte, is Theatergroep Hollandia.
Hollandia ontstond in 1985 uit een fusie van het Regiotheater en
toneelgroep Acht Oktober, en maakte tot het samengaan met het Zuidelijk
Toneel in 2001, onder artistieke leiding van Johan Simons en Paul Koek,
talrijke locatievoorstellingen.
Bij de eerste locatievoorstellingen van Hollandia was er nog een sterke
één-op-één-relatie tussen het thema van de voorstelling en de locatie waar de
voorstelling gesitueerd was. Hollandia speelde bijvoorbeeld het toneelstuk
‘Ella’ (1986) van Herbert Achternbusch, dat is gesitueerd in een kippenhok,
ook daadwerkelijk in een kippenhok:
‘Het publiek vindt dat wel een belevenis, maar Hollandia zelf vindt het
een vergissing. Als al uit de tekst van een stuk blijkt dat het zich
afspeelt in een kippenhok, ziet het publiek toch wel een kippenhok
voor zich en misschien wel een dat veel interessanter is dan het
feitelijke kippenhok, hoe echt dat ook is. Spelen in een echt kippenhok
ontneemt je de mogelijkheid om met een locatie een heel andere sfeer
op te roepen, een heel andere extra betekenislaag aan de voorstelling
toe te voegen.’
13
11
Eversmann, 1996. Pag. 201.
Ibidem
13
Blokdijk, 2004. Pag. 3
12
18
Vanaf dat moment zocht Hollandia naar locaties die iets extra’s aan de
voorstelling konden toevoegen, ‘die juist niet zijn waar het verhaal zich
afspeelt.’ 1 4
Zo koos Hollandia er bijvoorbeeld voor om in 1989 Aeschylos’
‘Prometheus’ op te voeren in een autosloperij in Westzaan. Aeschylos’ tekst
gaat over een man, Prometheus, die het vuur van de Goden steelt, het aan de
mensen geeft, en deze zo beschaving schenkt. Voor zijn daad wordt hij echter
hard gestraft door Zeus: vastgeketend aan de berg Kaukasus pikt een adelaar
elke dag aan zijn lever, terwijl deze elke nacht weer aangroeit.
Bij deze tekst zocht Hollandia een locatie die een extra betekenislaag
aan de voorstelling kon toevoegen. De keuze viel op een verlaten autosloperij.
Op deze manier ensceneerde Hollandia het verhaal van de man die ‘ons’
beschaving schonk zo op een locatie, die in feite symbool staat voor het
verval van diezelfde beschaving: in een autosloperij worden immers kapotte
en oude auto’s gesloopt. Volgens Blokdijk geeft de locatie op deze manier
‘een zwartgallig commentaar’ op het verhaal. 1 5 Alsof alle moeite en pijn van
Prometheus voor niets zijn geweest.
Bij beide bovengenoemde voorstellingen van Hollandia – ‘Ella’ en
‘Prometheus’ - is de locatie, vanwege ‘inhoudelijke redenen’ een theatraal
middel binnen de voorstelling geworden. Er is dus in beide gevallen sprake
van ‘inhoudelijk locatietheater’, hoewel er tussen de voorstellingen wel
degelijk een verschil lijkt te zijn in de relatie die voorstelling en locatie met
elkaar aangaan. Bij ‘Ella’ is deze relatie nog vrij een-op-een - de voorstelling
wordt immers op de plek gespeeld die door de tekst letterlijk wordt ‘gegeven’
- , bij Prometheus wordt er bewust een unieke en afwijkende locatie gekozen,
die betekenis kan toevoegen aan de voorstelling.
Hier stuit men op een
probleem rond de term ‘inhoudelijk locatietheater’, die Peter Eversmann
gebruikt. Deze term maakt namelijk geen onderscheid tussen deze twee
vormen van ‘inhoudelijk locatietheater’, terwijl een dergelijk onderscheid wil
zichtbaar gemaakt zou moeten worden. Het zijn namelijk twee verschillende
manieren
14
15
waarop
de
locatie
als
theatraal
middel
wordt
gebruikt.
Blokdijk, 2004. Pag. 3
Blokdijk, 2004. Pag. 9.
19
Binnen het inhoudelijk locatietheater moet men opnieuw een onderscheid
maken worden tussen twee vormen; een vorm waarbij de relatie tussen de
inhoud en de locatie heel direct is, en een vorm waarbij de relatie tussen de
inhoud en de locatie meer associatief van aard is.
Er
is
echter
nog
een
probleem
met
het
begrip
‘inhoudelijk
locatietheater’. De locatie staat immers, in deze vorm van locatietheater, altijd
in relatie tot de grote lijnen, de essentie van de voorstelling – het thema, dus en niet zozeer tot alles wat er tijdens een voorstelling gebeurt – de inhoud.
Beter lijkt het mij daarom, om in plaats van ‘inhoudelijk locatietheater’,
thematisch locatietheater te gebruiken. En daarbinnen dus opnieuw een
onderscheid te maken tussen direct thematisch locatietheater en associatief
thematisch locatietheater.
2.2 – Esthetisch locatietheaterNaast dat een locatie om thematische redenen een theatraal middel binnen een
voorstelling kan worden,
kan een locatie dit ook om ‘esthetische redenen
worden.’ 1 6 Eversmann noemt deze vorm van locatietheater: esthetisch
locatietheater. Een goed voorbeeld van een groep die op structurele wijze
esthetisch locatietheater maakt is Bewegingstheater BEWTH.
BEWTH ontstond in 1965, geïnitieerd
door Frits Vogels, en
voortkomend uit de school van Bewegingstheater te Amsterdam. BEWTH
maakte tot 2005, in verschillende samenstellingen, voorstellingen op locatie.
In dat jaar werd de overheidssubsidie stopgezet, en hief de groep zich
noodgedwongen op.
Bij het thematisch locatietheater bestaat er nog een duidelijke
scheiding tussen de tekst of het thema van de voorstelling en de locatie, waar
gespeeld wordt; bij het esthetisch locatietheater is de locatie het thema van de
voorstelling. De locatie waar een esthetische locatievoorstelling geënsceneerd
is, is zelf het hoofdonderwerp van de voorstelling.
In 1984 speelde BEWTH de voorstelling ‘Het is ’t Gras’ in de inmiddels
afgebroken staalfabriek Demka, te Utrecht. Hieronder staan, puntsgewijs, een
aantal momenten uit deze voorstelling beschreven, die kenmerkend voor een
16
Eversmann, 1996. Pag. 201.
20
esthetische locatievoorstelling zijn:
•
Aan het begin van de voorstelling houdt een man een monoloog. Aan
het einde van zijn monoloog klinkt een oorverdovend lawaai, en kijkt
de man verschrikt op. Een groot doek, dat achter de man hangt, wordt
snel weggetrokken. Op dit moment openbaart de staalfabriek zich, als
een grote, lege, vervallen ruimte, voor de eerste keer aan het publiek.
De handeling wordt door middel van het oorverdovende lawaai en de
schrikreactie van de man dusdanig sterk benadrukt dat het meteen
duidelijk is dat het om iets belangrijks gaat. De man draait zich
vervolgens om en kijkt de lege ruimte in. Op deze manier bepaalt hij
nu de kijkrichting van het publiek en maakt zo het tafereel waar naar
hij kijkt belangrijker dan hijzelf. Voor iedereen is het nu duidelijk dat
vanavond datgene wat we achter de man waarnemen centraal staat: de
staalfabriek. En dan niet in zijn historische of functionele betekenis,
maar als autonoom esthetisch object.
•
In een tweetal scènes van ‘Het is ’t Gras’ wordt de suggestie gewekt
alsof de voorstelling toch nog uitgaat van een of ander thema. Dit
betreft in de eerste plaats een scene aan het begin van de voorstelling
waar mensen met koffers en lange jassen rondlopen in de nevelige hal
van de staalfabriek; een sterke associatie met wachtende reizigers op
een station. In de tweede plaats betreft dit een scene, meer naar het
einde van de voorstelling, waarin twee mensen, van bovenaf gefilmd,
van een donkergrijs grondvlak naar een, daarvan sterk gescheiden,
lichtgrijs grondvlak lopen en daar hun sokken aandoen: een associatie
met een strandtafereel, waar mensen even kort met hun blote voeten in
de zee hebben gestaan.
Het uitgangspunt van deze twee scènes is echter niet thematisch.
De esthetiek van de locatie roept, volgens BEWTH, associaties op, die
resulteren in de gespeelde scènes: de nevel doet denken aan reizigers,
en het merkwaardige in grijstinten opgedeelde grondvlak aan een
kustlijn, waarbij het donkergrijze gedeelte dan de zee, en het
21
lichtgrijze gedeelte het strand is. Doordat dusdanige scènes gespeeld
worden, wordt de esthetische kwaliteit van de locatie nog eens
benadrukt, omdat zij blijkbaar in staat is zulke associaties op te roepen.
•
Voor het analyseren van ‘Het is ’t Gras’ heb ik gebruik gemaakt van
een
televisieregistratie.
Of
in
dit
geval
beter
gezegd;
een
televisieadaptatie. BEWTH achtte het namelijk ‘niet goed doenlijk om
sfeer en licht van de voorstellingen met film goed weer te geven.’ 1 7
Daarom werden voorstellingen niet geregistreerd, maar werd er van
sommige voorstellingen een aparte versie voor televisie gemaakt.
Hoewel een dusdanige adaptatie niet één-op-één weergeeft wat het
publiek bij de voorstelling heeft gezien of ervaren, zorgt het er echter
wel voor dat men de voorstelling zo krijgt voorgeschoteld zoals
BEWTH het bedoeld had; men krijgt precies te zien wat men zou
‘moeten zien.’ De camera bepaalt immers de focus van de toeschouwer,
in dit geval de televisiekijker. En wat die toeschouwer in de
televisieadaptatie van ‘Het is ‘t Gras’ veelal te zien krijgt zijn lange
‘shots’ van vervallen muren, trappen, stalen constructies, de lichtval in
het gebouw, etcetera. Het wordt mij, als toeschouwer, op deze manier
eens te meer duidelijk dat deze elementen in de voorstelling centraal
staan. Ik moet als het ware de staalfabriek als autonoom ‘kunstobject’
in al haar glorie ervaren.
•
Een ander moment, dat ik hier als laatste wil beschrijven, is misschien
wel het beste voorbeeld van de subtiele en heldere wijze waarop
BEWTH aan haar publiek duidelijk maakt dat de esthetische kwaliteit
van
de
staalfabriek
centraal
staat
in
‘Het
is
’t
Gras’.
Tijdens een lang ‘shot’ van een vervallen muur, loopt er ineens een
man in een bijzonder net pak voorbij. De esthetische tegenstelling met
de vervallen muur is meteen duidelijk, maar wat opmerkelijk is, is dat
deze tegenstelling vanuit het perspectief van de staalfabriek aan de
toeschouwer wordt gepresenteerd: de camera volgt niet de man die
langs de muur loopt, maar blijft zich focussen op de muur, terwijl de
17
Schade/Zwaal, 2005. Pag. 25
22
man weer uit beeld loopt. Krachtiger kan BEWTH niet weergeven wat
het hoofdonderwerp van ‘Het is ’t Gras’ is.
Hoewel BEWTH haar theatervorm zelf omschrijft als architecturaal theater,
en er in de theorie rondom locatietheater, ook nog wel eens de term
architecturaal
locatietheater
wordt
gebruikt,
doet
de
term
esthetisch
locatietheater, naar de theorie en indeling van Eversmann, het meeste recht
aan het soort theater dat BEWTH maakte.
De term architecturaal locatietheater suggereert namelijk dat de locatie
om haar architecturale eigenschappen een theatraal middel is. Dit is echter
niet uitsluitend het geval. Wanneer men bijvoorbeeld kijkt naar ‘Het is ‘t
Gras’, kan men zien dat BEWTH zich ook concentreert op de lichtval, en zelfs
het geluid van de locatie: er wordt ritme gemaakt op leidingen die door de
staalfabriek lopen. Als toeschouwer kan men dat geluid als een autonoom
geluid van de locatie waarnemen: het geluid behoort net zo tot de locatie als
elk architecturaal element. Bij deze vorm van theater is het beter te zeggen
dat de locatie om het geheel aan esthetische eigenschappen een theatraal
middel is: licht, geluid, architectuur, etcetera.
In het eerste hoofdstuk is uitgelegd dat er bij voorstellingen op locatie
altijd een spanningsveld is tussen authentieke tekens van een locatie en
theatrale tekens van een voorstelling, wat ervoor kan zorgen dat authentieke
tekens als theatrale tekens geïnterpreteerd kunnen worden. Dat lijkt de
essentie van locatietheater, en vindt altijd plaats bij thematisch locatietheater
of het nu om direct thematisch locatietheater of associatief thematisch
locatietheater gaat; het authentieke teken kippenhok wordt geïnterpreteerd als
theatraal teken binnen een voorstelling over een kippenhok of het authentieke
teken verval wordt geïnterpreteerd binnen een voorstelling over een man die
‘ons’ de beschaving schonk. Dit spanningsveld ontbreekt echter bij het
esthetisch locatietheater. De esthetische kwaliteit van de locatie is in deze
vorm immers het enige onderwerp van de voorstelling.
Wanneer BEWTH bijvoorbeeld een voorstelling in een kerk speelt, en
daar gedurende tien minuten, een scene toont waarbij een acteur ‘danst’ met
een pilaar, is het theatrale teken dat wordt gecommuniceerd kijk, hoe mooi de
pilaar is; het authentieke teken is de pilaar zelf.
23
Men kan nu iets opmerkelijks constateren. Wanneer men een
thematische locatievoorstelling wegneemt van de locatie, en in een theaterzaal
plaatst, zal de betekenis drastisch veranderen. De voorstelling gaat immers
geen specifieke relatie meer aan met een locatie. Wanneer men een
esthetische locatievoorstelling wegneemt van de locatie, houdt men überhaupt
geen voorstelling meer over; zonder die specifieke locatie zal er immers geen
voorstelling kunnen bestaan.
Op dit punt in deze scriptie is er een theoretisch kader gegeven,
waarbinnen het begrip locatietheater nauwkeurig is beschreven en bovendien
uiteengezet is op welke manieren de locatie als theatraal middel kan optreden.
Het is nu mogelijk om de onderzoeksvraag te beantwoorden. In het volgende
hoofdstuk worden de professionele theatergezelschappen die structureel
locatietheater hebben gemaakt, en de manier waarop ze de locatie in hun
voorstellingen gebruikten, in kaart gebracht.
Er moeten – voor de methode en resultaten van het onderzoek – nog twee
zaken ten aanzien van de onderzoeksvraag opgemerkt worden:
•
Professionele theatergezelschappen zijn theatergezelschappen waarbij
de vaste kern bestaat uit afgestudeerde kunstenaars en/of ‘makers’ die
kunnen rondkomen van de inkomsten uit de activiteiten van het
gezelschap.
•
De zinsnede ‘structureel locatietheater maken’ uit de onderzoeksvraag
betekent dat het maken van locatietheater een wezenlijk onderdeel van
het artistieke profiel van het theatergezelschap is; dat het een van de
uitgangspunten van het gezelschap betreft.
24
Hoofdstuk 3 - Methode en resultaten 3.1 – Methode Om in de eerste plaats te bepalen welke theatergezelschappen überhaupt
25
structureel
voorstellingen
op
locatie
hebben
gemaakt,
heb
ik
alle
theaterjaarboeken vanaf het seizoen 1966/1967 – het jaar dat BEWTH de
eerste locatievoorstelling speelde - tot en met het seizoen 2005/2006
doorgenomen - het seizoen waarin het laatste theaterjaarboek verscheen. Deze
theaterjaarboeken
bezitten
nauwkeurige
voorstellingsoverzichten
per
gezelschap. Als uit deze overzichten bleek dat een gezelschap voorstellingen
op andere locaties – bijvoorbeeld ‘bos’, of ‘fabriekshal’ - dan een ‘theater’ of
‘podium’ situeerde, noteerde ik het gezelschap. Vervolgens hield ik per
gezelschap bij hoe vaak en in welke seizoenen ze voorstellingen op
‘ongebruikelijke theaterplekken’ situeerden.
Naarmate ik meer theaterjaarboeken doornam, viel het al snel op dat
sommige
theatergezelschappen
veel
en
vaak
op
‘ongebruikelijke
theaterplekken’ speelden, en dat het bij andere gezelschappen slechts zeer
sporadisch of zelfs eenmalig
voorkwam; deze werden meteen
weer
doorgestreept. Zij konden immers in ieder geval niet structureel locatietheater
hebben gemaakt.
Omdat mijn onderzoeksvraag zich puur richt op theatergezelschappen,
werden gezelschappen uit andere disciplines – opera, dans, circus etc. - , per
definitie niet genoteerd.
Na het doornemen van vijfendertig theaterjaarboeken, was er een lijst
van
honderdzeventig
theatergezelschappen
ontstaan,
die
professionele
‘locatietheatergezelschappen’ – dat zijn professionele theatergezelschappen
die structureel locatietheater maken - zouden kunnen zijn.
Om vervolgens te bepalen of de – uit de theaterjaarboeken geselecteerde gezelschappen professionele producties maakten, raadpleegde ik
de database van het Theater Instituut Nederland. In deze database worden alle
professionele producties bijgehouden. En omdat ik alleen geïnteresseerd ben
in professionele theatergezelschappen
– en ik aan mag nemen dat
professionele gezelschappen, professionele producties maken - was dit voor
mij de vuurproef; stond een theatergezelschap in de database, dan had een
gezelschap in ieder geval een of meerdere professionele producties gemaakt,
stond een groep niet in de database, dan mogen we aannemen dat het
gezelschap voornamelijk semiprofessioneel of op amateurbasis werkte.
Nadat ik alle honderdzeventig gezelschappen had ingevoerd in de
26
database van het Theater Instituut, bleven er nog vierenzestig gezelschappen
over, die een positief resultaat hadden gegeven (zie bijlage I). De overige
honderdzes gezelschappen gaven geen resultaat in de database van het Theater
Instituut; deze gezelschappen hebben dus geen professionele producties
gemaakt, en zijn zeer waarschijnlijk geen professionele theatergezelschappen.
Om te bepalen welke gezelschappen in de periode 2006 – 2009
structureel voorstellingen op ‘ongebruikelijke theaterplekken’ situeerden –
het laatste theaterjaarboek verscheen immers in 2006 -, raadpleegde ik in
oktober 2008 de speellijsten van vier belangrijke, en representatieve
‘locatietheaterfestivals’: Oerol, Noorderzon, De Parade en het Zeeland
Nazomer Festival. Op de speellijsten van deze festivals vielen twee
theatergezelschappen op. Deze gezelschappen werden, na een ‘check’ op
professionaliteit in de database van het Theater Instituut, toegevoegd aan de
lijst (zie bijlage II).
Op dit punt van het onderzoek was het in ieder geval duidelijk dat er
zesenzestig
theatergezelschappen
geregeld
voorstellingen
op
locatie
situeerden, en dat een aantal van deze producties – volgens de database van
het
Theater
Instituut
Nederland
–
professioneel
waren.
Maar
om
daadwerkelijk vast te kunnen stellen of deze gezelschappen an sich
professioneel waren, en structureel locatietheater maakten, moest ik alle
groepen nauwkeuriger in kaart brengen.
Ik stelde vervolgens een soort van ‘scoringskaart’ op (zie bijlage III),
waarin ik per gezelschap wilde vaststellen of
a. Het gezelschap professioneel was
b. Het spelen op locatie een wezenlijk onderdeel van het artistieke
profiel van het gezelschap was
c. De locatie bij een locatievoorstelling van het gezelschap een
‘theatraal middel’ / ‘betekenisdragend element’ was.
Als een gezelschap zou voldoen aan alle drie bovenstaande voorwaarden,
betrof het een‘locatietheatergezelschap’; een professioneel theatergezelschap
dat structureel locatietheater maakte. Als een gezelschap daadwerkelijk een
‘locatietheatergezelschap’ was, wilde ik ten slotte vaststellen op welke wijze
27
de locatie gebruikt werd in voorstellingen; om haar esthetische, direct
thematische of associatief eigenschappen.
Om de scoringskaart per gezelschap in te kunnen vullen, ging ik in de
eerste plaats op zoek naar beschikbaar bronnenmateriaal; publicaties,
artikelen of recensies over een gezelschap. Op basis hiervan was ik in staat
om de ‘scoringskaart’ voor drieëntwintig van de zesenzestig gezelschappen in
te vullen (zie bijlage IV). Op basis van beschikbaar bronnenmateriaal vielen
er over de overige drieënveertig gezelschappen nog geen conclusies te
trekken.
Om ook voor deze gezelschappen te kunnen bepalen of het wel of geen
locatietheatergezelschap betrof, heb ik een enquête (zie bijlage V) opgesteld.
Van veertig van de drieënveertig overgebleven gezelschappen kon ik de
contactgegevens achterhalen. Drie theatergezelschappen bleven ‘onvindbaar’:
van die gezelschappen kon dus niet bepaald worden of ze op professioneel
niveau structureel locatietheater hebben gemaakt.
Mijn voorkeur ging uit naar het telefonisch afnemen van de enquête,
omdat men dan vaak net iets meer te weten komt, en wat makkelijker door
kan
vragen.
Eenendertig
gezelschappen
hebben
meegewerkt
aan
de
telefonische enquête, zes gezelschappen hebben de schriftelijke enquête per
mail ingevuld (zie bijlage IV). Drie theatergezelschappen reageerden op
telefoontjes, noch op mails; van twee van deze gezelschappen heb ik op basis
van online materiaal de ‘scoringskaart’ ingevuld, van een gezelschap kon niet
vastgesteld worden of het wel of geen locatietheatergezelschap was.
In paragraaf 3.2 volgen nu de resultaten van het onderzoek.
3.2 - Resultaten -
28
Tabel 1: Lijst potentiële ‘locatietheatergezelschappen’
29
In tabel 1 kan men aflezen welke zesenzestig theatergezelschappen potiëntele
locatietheatergezelschappen zijn. Van elk gezelschap kan men aflezen in welk
jaar het gezelschap is opgericht, of het gezelschap op 1 september 2009 nog
actief was, en als dat niet het geval is; wanneer het gezelschap is gestopt.
Vervolgens kan men per gezelschap aflezen of het een professioneel
gezelschap betreft. Indien dit het geval is kan men aflezen of het betreffende
gezelschap het spelen van locatievoorstellingen als wezenlijk onderdeel van
het artistiek profiel beschouwt of beschouwde, en ten slotte – als dit ook geldt
– of de locatie bij een voorstelling op locatie optreedt of optrad als theatraal
middel. Als ook aan deze laatste voorwaarde wordt voldaan, is een gezelschap
een ‘locatietheatergezelschap’: een professioneel theatergezelschap
dat
structureel locatietheater maakt of maakte.
Van de zesenzestig onderzochte theatergezelschappen was er over vier
gezelschappen (De Roadies, Stichting Akwakorta, Stichting Beeldend
Theater, en Theatergroep Trajekt) geen informatie te vinden; zij vielen af. Er
voldoen vervolgens vier gezelschappen niet aan de eerste voorwaarde; deze
vier
gezelschappen
gezelschappen
zijn
voldoen
geen
niet
professionele
aan
de
theatergezelschappen.
tweede
voorwaarde;
van
Elf
deze
gezelschappen is het spelen op locatie geen wezenlijk onderdeel van hun
artistiek profiel. Ten slotte voldoen zestien gezelschappen niet aan de laatste
voorwaarde; op locatie is de locatie geen theatraal middel.
Er blijven zevenentwintig theatergezelschappen over die aan alle drie
de voorwaarden voldoen. Het zijn professionele gezelschappen, die het spelen
op locatie als wezenlijk onderdeel van hun artistieke profiel zien, en op
locatie de locatie als theatraal middel inzetten in hun voorstellingen. Hiermee
is de hoofdvraag van deze scriptie beantwoord.
In
onderstaande
tabel
ziet
men
de
zevenentwintig
locatietheatergezelschappen opnieuw weergegeven. In deze tabel is af te lezen
hoe deze gezelschappen de locatie inzetten als theatraal middel; maken ze
esthetisch locatietheater, direct thematisch locatietheater of associatief
thematisch locatietheater?
30
Tabel 2: Locatietheatergezelschappen en de wijze waarop ze locatietheater maken / maakten
In
tabel
2
kan
men
aflezen
dat
dertien
van
de
zevenentwintig
locatietheatergezelschappen direct- en associatief thematisch locatietheater
maakten. Zes locatietheatergezelschappen maakten specifiek associatief
thematisch locatietheater, één gezelschap maakte specifiek direct thematisch
locatietheater en één gezelschap maakte specifiek esthetisch locatietheater.
Vijf gezelschappen maakten alle vormen van locatietheater, één gezelschap
maakte een combinatie van associatief thematisch locatietheater en esthetisch
locatietheater.
Bovenstaande
gegevens
staan
nog
eens
uitgewerkt
in
onderstaande grafiek.
Figuur 1: verdeling van wijze waarop gezelschappen locatietheater maakten
31
Verdeling van wijze waarop gezelschappen
locatietheater maakten
Esthetisch LT
5
1
Direct Thematisch LT
1
Associatief Thematisch LT
6
0
1
13
Esthetisch LT & Direct Thematisch
LT
Esthetisch LT & Associatief
Thematisch LT
Direct Thematisch LT & Associatief
Thematisch LT
Esthetisch LT & Direct Thematisch
LT & Associatief Thematisch LT
In deze grafiek valt tevens af te lezen dat er, over de gehele periode, acht
gezelschappen zijn geweest die een specifieke vorm van locatietheater hebben
gemaakt (of alleen esthetisch-, of alleen direct thematisch- of alleen
associatief thematisch locatietheater). Negentien locatietheatergezelschappen
maakten op een niet-specifieke manier locatietheater.
Figuur 2: Aantal locatietheatergezelschappen in periode 1967 - 2009
32
Aantal locatietheatergezelschappen in periode 1967 - 2009
25
20
Aantal
15
10
5
19
67
19
69
19
71
19
73
19
75
19
77
19
79
19
81
19
83
19
85
19
87
19
89
19
91
19
93
19
95
19
97
19
99
20
01
20
03
20
05
20
07
20
09
0
Jaartal
Figuur 3: Verdeling specifiek en niet-specifiek locatietheater in 1989, 1999 en 2009.
Verdeling specifiek en niet-specifiek locatietheater in
1989, 1999 en 2009
100%
Percentage
80%
60%
Niet-specifiek
40%
Specifiek
20%
0%
1989
1999
2009
Jaartal
Hoofdstuk 4 – Discussie-
33
De resultaten van het kwantitatief onderzoek wijzen uit dat het aantal
gezelschappen dat structureel locatietheater maakt vanaf 2005 licht is gedaald
(zie figuur 2). Op het hoogtepunt, in 2003, kende Nederland eenentwintig
professionele locatietheatergezelschappen; in 2009 waren dat er nog
zeventien. Waarschijnlijk ligt dat aantal nu, anno 2011, nog lager. Het, door
Peter Eversmann, aangemerkte Canon van Locatietheatergezelschappen –
BEWTH, Hollandia, Dogtroep en Tender - , die elk afzonderlijk een bepaalde
stroming binnen het locatietheater representeerde, is inmiddels, na de
subsidiestop van Dogtroep in 2009, uit elkaar gevallen. Hun ‘erfenis’ is niet
overgenomen door nieuwe gezelschappen. Johan Simons, oud-artistiek leider
van Hollandia, gelooft dat er ‘geen groep meer bestaat die locatietheater
maakt, op die manier hoe zij het maakten.’
18
Ook Ben Zwaal, oud-artistiek
leider van BEWTH, denkt ‘dat er nu niet langer in hun lijn locatietheater
wordt gemaakt.’ 19
Als er vervolgens nauwkeuriger gekeken wordt naar tabel 2, kan er
tevens geconcludeerd worden dat er nog maar weinig gezelschappen zijn die
een specifieke vorm van locatietheater maken; van de zeventien overgebleven
locatietheatergezelschappen in 2009 kiezen er nog maar drie voor een
specifieke vorm als direct thematisch-, associatief thematisch- of esthetisch
locatietheater.
In figuur 3 kan men zien dat professionele theatergezelschappen, die
op een structurele wijze locatietheater maakten in 2009 veel minder specifiek
voor een vorm kozen dan in 1989 en 1999 het geval was; in 1989 maakte
33,3% (drie van de negen gezelschappen) een specifieke vorm van
locatietheater, in 1999 was dit nog 31,6 % (zes van de negentien
gezelschappen), in 2009 werd dit door nog door 17,6% (drie van de zeventien)
van de gezelschappen gedaan.
Hoewel het aantal locatietheatergezelschappen is afgenomen, lijkt het
erop dat het aantal voorstellingen op locatie zeker niet minder is geworden.
Er is de laatste jaren in Nederland sprake van zogenaamde ‘festivalisering’
van kunst en cultuur; het culturele aanbod wordt steeds meer thematisch
gegroepeerd, en in relatief korte periodes aangeboden. Het locatietheater lijkt
18
19
Zie Bijlage VII; interview met Johan Simons, 29 augustus 2009.
Zie Bijlage VIII; interview met Ben Zwaal, 1 september 2009.
34
zich uitstekend te lenen voor deze ‘festivalisering’: aan de ene kant worden
allerhande festivals voorzien van ‘locatietheaterachtige’ projecten, aan de
andere kant is er ook een groot aantal locatietheaterfestivals. Of het nu het
Zeeland Nazomer Festival, Oerol of Noorderzon betreft; volgens de artistieke
directies
ligt
de
bezoekersaantallen
nadruk
nog
groeien,
en
steeds
het
op
het
aanbod
locatietheater
neemt
zeker
–
de
niet
af.
Als er echter kritisch gekeken wordt naar het aanbod van de festivals, is een
duidelijke verschuiving van locatietheater naar theater-op-locatie waar te
nemen. Een verschuiving van voorstellingen waarbij tekst of thema en locatie
onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, naar een lossere vorm, waarbij de
locatie
voornamelijk
als
een
mooi
decor
lijkt
te
functioneren.
Theaterwetenschapper Karel Hupperetz vraagt zich dan ook af wat je ‘nu nog
op Oerol locatietheater kan noemen’:
‘Er zijn incidentele producties die de naam mogen hebben, maar er zijn
ook een heleboel die kunnen op andere plekken. Het merkwaardige is
dat je ook ziet dat producties die voor Oerol gemaakt zijn, op andere
plekken te zien zijn.’ 20
Er zijn talrijke voorbeelden te geven van voorstellingen die voor een locatie
op Oerol gemaakt zijn, maar vervolgens ook in het gewone zalencircuit
opduiken. De merkwaardigste voorstelling die ik in dit licht heb gezien, is
Blik van Toneelgroep De Appel, die ik al eerder in deze scriptie heb
aangehaald. Deze voorstelling, op en over een snelweg, zag ik voor het eerst
op Oerol 2009, waar op het strand een snelweg was nagebouwd. Ik vond deze
voorstelling toen al nauwelijks locatietheater – waarom niet een voorstelling
op en over een snelweg ook daadwerkelijk op een (snel)weg spelen?-, maar
was verbijsterd toen ik een kleine drie maanden later dezelfde voorstelling
bezocht in het Appeltheater in Den Haag. De voorstelling ‘werkte’ in de
theaterzaal beter dan op locatie en mij bekroop het gevoel dat deze
voorstelling voor de zaal gemaakt was, en voor de locatie aangepast.
Hupperetz
denkt
locatietheatergezelschappen,
20
dat
en
de
de
afname
verschuiving
van
van
het
de
focus
aantal
van
Zie Bijlage XII; interview met Karel Hupperetz, 23 september 2009.
35
locatietheater naar theater-op-locatie, veroorzaakt wordt door een gebrek aan
beleid op het gebied van locatietheater. 21 Een blik op de huidige
basisinfrastructuur
leert
ons
dat
locatietheater
niet
wordt
genoemd.
‘Locatietheater wordt niet beschouwd als een meerwaarde’, volgens Ab
Gietelink van Theater Nomade, ‘dat je op locatie speelt, maakt de Raad van
Cultuur geen ruk uit.’ 22 Veel locatietheatergezelschappen krijgen na verloop
van tijd te horen dat ze niet ‘vernieuwend’ bezig zijn; het overkwam BEWTH
in 2005 en Dogtroep in 2009. Een logische, kritische kanttekening als men het
locatietheater als vormexperiment van het reguliere theater beschouwt. Dit is
echter onjuist; zoals Peter Eversmann aantoonde in zijn proefschrift ‘De
Ruimte van het Theater’ is locatietheater een genre, ‘met zijn extra
genrespecifieke eigenschappen’ 23 – het zou dus ook als zodanig beoordeeld
moeten worden. Maar dat is niet gebeurd. Ben Zwaal:
‘er is nooit een advies gekomen; dat is een ruimer cultureel
fenomeen.’ 24
Het is, volgens Hupperetz, ook moeilijk slechts met de vorm ‘op locatie
spelen innoverend te blijven.’ 25 Maar op deze manier zijn toch in ieder geval
twee
unieke
locatietheatergroepen,
met
internationale
allure,
uit
het
Nederlandse toneelbestel verdwenen.
Ook de verschuiving van locatietheater naar theater-op-locatie is zo
goed te verklaren: geen bijzonder beleid op locatietheater betekent ook voor
veel groepen afnemende subsidiebedragen, en meer behoefte aan eigen
inkomsten. Theater-op-locatie-voorstellingen zijn nog publieksvriendelijker
dan locatietheater, vaak sensationeler, en misschien wel het belangrijkste: niet
afhankelijk van een unieke plek, en dus op meer plekken te spelen. Theaterop-locatie is dus in feite commercieel interessanter dan locatietheater. Het is
overigens vooralsnog niet de verwachting dat het locatietheater, afgaande op
de brief die de Staatssecretaris van OCW - Halbe Zijlstra - naar de Raad van
21
Ibidem.
Zie Bijlage VI; interview met Ab Gietelink, 20 oktober 2008.
23
Eversmann, 1996. Pag. 35.
24
Zie Bijlage VIII; interview met Ben Zwaal, 1 september 2009.
25
Zie Bijlage XII; interview met Karel Hupperetz, 23 september 2009.
22
36
Cultuur stuurde, de komende jaren wel een ‘eigen plek’ krijgt. En nu
theatergezelschappen een bepaalde bezettingsgraad moeten gaan halen om
voor subsidie in aanmerking te komen, lijkt het me waarschijnlijk dat het
theater-op-locatie nog meer terrein zal winnen op het locatietheater.
Maar niet alleen gebrek aan waardering vanuit de overheid is een
probleem, ook de media weten het locatietheater vandaag de dag nog maar
moeilijk op waarde te schatten. Terwijl de kranten in de jaren zeventig en
tachtig pagina’s volschreven over de bijzondere locaties waar Hollandia en
BEWTH hun voorstellingen situeerden, ‘lees je nu veel minder’, meent Johan
Simons. 26 Theatercritica Annet Embrechts van de Volkskrant vertelt:
‘Toen Vis-a-Vis onlangs twintig jaar bestond had ik niets liever gewild
dan daar een mooi stuk over maken, maar theatercoördinator Hein
Janssen zag daar de zin niet van in.’ 27
De oorzaak van het gebrek aan beleid bij de overheid en het gebrek aan
waardering bij de media ligt ook bij het locatietheater zelf; er is te weinig
kennis over locatietheater omdat er, volgens Simons, ‘te weinig theorie op los
gelaten
is.’ 28
Het
proefschrift
van
Eversmann,
verschillende
afstudeerscripties, en de artikelen van onder andere Hupperetz en Hillaerts,
geven naar mijn mening echter prima mogelijkheden om het locatietheater
binnen een theoretisch kader te plaatsen. Volgens mij is het probleem echter
dat er over de hele breedte (publiek, makers, pers en overheid) een soort
basiskennis van de theorie rondom locatietheater ontbreekt. Net zoals men als
kind leert dat theater ‘doen alsof’ is, zou iedere bezoeker van locatietheater
zich moeten afvragen in welke relatie de locatie tot het thema of de tekst van
de voorstelling staat, want ‘als de toeschouwer die vraag niet stelt, is er ook
geen locatietheater’, volgens Tom Blokdijk. 29 Deze vorm van identiteitscrisis
deed zich al voor ten tijde van Hollandia. Blokdijk:
‘Doordat wij erover schreven, hebben wij gestimuleerd dat mensen
26
Zie Bijlage VII; interview met Johan Simons, 29 augustus 2009.
Kok, 2010 II. Pag. 1-2.
28
Zie Bijlage VII; interview met Johan Simons, 29 augustus 2009.
29
Zie Bijlage XI; interview met Tom Blokdijk, 17 september 2009.
27
37
zich die vragen gingen stellen. Ook de pers. Ik schreef het op om het
denken over locatie te stimuleren. Een vorm van locatie-educatie.’ 30
Een
theoretische
basiskennis
lijkt
dus
noodzakelijk
om
het
genre
locatietheater goed te kunnen onderscheiden van al het andere reguliere en
buitentheater. Als men gaat inzien welke unieke hoofdvraag – wat is de relatie
tussen voorstelling en locatie? – aan locatietheatervoorstellingen ten
grondslag ligt, krijgt het locatietheater vanzelf meer status en waardering.
De behoefte aan theorievorming rondom locatietheater werd ook
opgemerkt tijdens de debatten en gesprekken in het kader van de
locatietheatertentoonstelling ‘Ergens en Overal’, die het Theater Instituut
Nederland vorig jaar organiseerde. In het verslag van een expertmeeting
kunnen we lezen:
‘Om meer erkenning af te dwingen, meent Embrechts, moeten
theatermakers veel meer bekendheid creëren, veel beter laten weten dat
ze er zijn. Niet alleen door mooie theatervoorstellingen te maken maar
ook door theorievorming en debat aan te moedigen.’
31
De tentoonstelling ‘Ergens en Overal’ miste zelf ook een sterke theoretische
component, merkt Embrechts vervolgens terecht op. 32 Je zat toch weer
gewoon te kijken naar mooie plaatjes van stranden en fabrieken, en te lezen
over de ontberingen van de makers op die locaties; de vraag wat de locatie nu
precies deed met de voorstelling werd nergens gesteld. Een gemiste kans.
In het programmablad van ‘Ergens en Overal’ staat echter wel iets
interessants:
in
theaterjournalist
het
essay
Kester
‘Verslaafd
Freriks
een
aan
de
beknopte
rauwe
ruimte’
geschiedenis
van
geeft
het
locatietheater, bespreekt hij de huidige stand van zaken en probeert hij zijn
bevindingen van het locatietheater te theoretiseren. Om te beginnen geeft
Kester Freriks zijn eigen definitie van locatietheater, wat ook meteen de
meest recent gepubliceerde definitie van locatietheater is:
30
Ibidem.
Kok, 2010 II. Pag. 2
32
Ibidem.
31
38
‘Locatietheater kun je definiëren als elke voorstelling die zich buiten
het theatergebouw afspeelt en waarin de plaats van handeling van
beslissende invloed is op het artistieke resultaat.’ 33
Deze definitie is, naar mijn mening, uiterst onnauwkeurig en onjuist. Los van
het feit dat begrippen als ‘plaats van handeling’, ‘beslissende invloed’ en
‘artistiek resultaat’ bijzonder vaag zijn, slaat Freriks’ definitie de plank goed
mis door te stellen dat locatietheater ‘zich per definitie buiten het
theatergebouw afspeelt.’ We weten inmiddels dat dat niet waar is, dat
locatietheater zelfs prima in een theatergebouw kan plaatsvinden. Het is
immers
geen
vormexperiment
dat
noodzakelijkerwijs
‘buiten
het
theatergebouw’ is gesitueerd; het is een theatergenre waarbinnen voorstelling
en locatie onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Freriks spreekt zichzelf
later ook tegen door te verhalen over een prachtige locatievoorstelling die hij
in de schouwburg van Amsterdam heeft gezien. En dat is, naar mijn mening,
toch echt een theatergebouw.
Je zou nu zelfs kunnen zeggen dat Freriks met zijn onjuiste definitie
vooral de beleidsmakers in de kaart speelt, terwijl het ongetwijfeld z’n
bedoeling was een positieve bijdrage te leveren aan de bijzondere status van
het locatietheater.
Wanneer ik Peter Eversmann, ruim vijftien jaar na dato, vraag of hij
nog steeds achter zijn destijds geformuleerde definitie van locatietheater –
locatietheater is theater waarbij de totale ruimteconceptie theatraal middel
wordt – staat, knikt hij instemmend. Tegenwoordig heeft hij echter wel een
probleem met de term ‘locatietheater’ zelf. Hij spreekt nu liever, ook voor
Nederland, van ‘site-specific-theatre’:
‘Die term geeft beter weer wat bedoeld wordt met het genre, namelijk
dat de plek waar je speelt en de voorstelling een hele specifieke relatie
met elkaar aangaan.’ 34
Volgens Karel Hupperetz en Tom Blokdijk moet een goede definitie van het
33
34
Freriks, 2010. Pag. 9.
Zie Bijlage IX; interview met Peter Eversmann, 1 september 2009.
39
locatietheater vooral ‘flexibel’ zijn. Blokdijk zegt:
‘Het is niet zo dat een locatie of betekenis draagt binnen een
voorstelling of geen betekenis draagt binnen een voorstelling. Het gaat
in schalen. En misschien bestaat er wel geen helemaal 0 of helemaal
100. We moeten oppassen dat locatietheater niet als zuiverheid in de
leer wordt.’ 35
Hupperetz merkt wel op dat een definitie van locatietheater ‘in ieder geval het
onderscheid
moet
maken
tussen
locatietheater
en
al
het
andere
buitentheater.’ 36 Ook Kester Freriks maakt in zijn essay een onderscheid
tussen locatietheater en theater-op-locatie:
‘Locatietheater kan alleen daar gespeeld worden, op die bewuste plek,
en nergens anders. De vrijzinnige variant heet theater-op-locatie. Dat
zou je een soort theater als ansichtkaart kunnen noemen; plak een
willekeurige
voorstelling
in
een
fraaie
omgeving,
en
er
is
locatietheater. Maar dat is foutief gedacht. Kunst van fraaie prenten is
geen volwassen, hoogstaande discipline, en dat is locatietheater wel.’ 37
Theaterwetenschapper
Eugene
van
Erven
maakt
een
nog
specifieker
onderscheid tussen ‘locatietheater dat de openbare ruimte hoofdzakelijk als
decor gebruikt, omdat je buiten hoog, groot en luidruchtig kunt zijn,
bijvoorbeeld (‘plop art’ of ‘dumpkunst’) en locatietheater, dat echt
geïnteresseerd is in de specifieke plek en uitvoerig archeologisch of
sociologisch onderzoek doet om te komen tot dieptelandkaarten (‘deep
maps’), waarin betekenislagen die door de tijd heen zijn ontstaan op elkaar
gestapeld worden en alle zichtbaar worden gemaakt.’ 38
De opvatting dat een onderscheid tussen locatietheater en theater-oplocatie relevant is, lijkt breed gedragen. We stuiten echter op een probleem bij
het beschrijven van dit onderscheid, omdat de termen ‘locatietheater’ en
35
Zie Bijlage XI; interview met Tom Blokdijk, 17 september 2009.
Zie Bijlage XII; interview met Karel Hupperetz, 23 september 2009.
37
Freriks, 2010. Pag .9
38
Kok, 2010 I. Pag 1.
36
40
‘theater-op-locatie’ vaak door elkaar gebruikt worden. Van Erven gebruikt
bijvoorbeeld twee keer de term ‘locatietheater’, terwijl hij, naar mijn mening,
de theatervorm ‘die de openbare ruimte hoofdzakelijk als decor gebruikt’
beter theater-op-locatie kan noemen. Ook gezelschappen bedienen zich vaak
van de verkeerde terminologie. Hupperetz zegt hierover:
‘Heel veel Oerol-producties is buitentheater, en geen locatietheater.
Dat is ook legitiem, maar dan moet je het geen locatietheater
noemen.’ 39
Waarschijnlijk is er, zoals ik al eerder schreef, voldoende theorie rond
locatietheater: er zijn genoeg handvaten om een juiste omschrijving van het
locatietheater te geven en een goed onderscheid te kunnen maken tussen
locatietheater en theater-op-locatie. Er is echter geen eenduidige basistheorie,
geen consensus, zou je kunnen zeggen. Hierdoor worden begrippen als
‘locatietheater’ en ‘theater-op-locatie’ te pas en te onpas door elkaar gebruikt,
en definities naar eigen believen aangepast. Natuurlijk moet een definitie
‘flexibel’ zijn, maar een heldere ‘basisomschrijving’ helpt publiek, pers en
overheid
het
locatietheater
beter
te herkennen
en
te
begrijpen,
en
waarschijnlijk ook meer te waarderen.
4.1.1 – ‘sociaal locatietheater’ In deze roerige tijden, waarin het lijkt of alle kunstvormen hun bestaansrecht
moeten verantwoorden, is het niet onbelangrijk te bespreken wat de
meerwaarde van locatietheater - voor makers en toeschouwers - is. Voegt het
locatietheater nog iets anders toe aan het theater in Nederland, behalve de
bijzondere relatie die voorstelling en locatie met elkaar aangaan?
39
Zie Bijlage XII; interview met Karel Hupperetz, 23 september 2009.
41
Een specifieke meerwaarde van het locatietheater is de zogenaamde
‘sociale component’, die binnen een locatievoorstelling op twee niveaus
aanwezig kan zijn. Dat kan allereerst op het niveau van de voorstelling zelf.
Peter Eversmann ontdekte deze ‘sociale’ vorm van locatietheater een aantal
jaren geleden:
‘Ik ben daar achter gekomen doordat ik een proefschrift begeleidde van
een Canadese. Zij beschreef hoe theatermakers een verlaten en
vervallen ziekenhuis in een klein Amerikaans stadje revitaliseerden.
Dat ziekenhuis werd sinds de jaren vijftig niet meer gebruikt, maar had
daarvoor een grote rol gespeeld in de geschiedenis van dat stadje. De
theatermakers onderzochten wat, vanuit de sociale geschiedenis van de
locatie, de theatrale mogelijkheden waren. De verhalen van de mensen
uit de gemeenschap, die bij het ziekenhuis woonden of er zelfs
werkten, speelden in dat project een belangrijke rol.’ 40
Volgens Eversmann is deze vorm van locatietheater zelfs een nieuw subgenre,
dat naast het thematisch en esthetisch locatietheater bestaat:
‘Die hele sociale component waarbij theatermakers samenwerken met
mensen uit die relatief kleine gemeenschap, uitgaande van de locatie en
de relatie van de locatie met de mensen die daar wonen, is een mooie
aanvulling op thematisch en esthetisch locatietheater.’ 41
Binnen het huidige locatietheater valt op dat er relatief veel locatietheater
wordt gemaakt dat uitgaat van deze sociale component. Zeker bij de nieuwe
generatie ‘locatietheatermakers’, zoals Lotte van den Berg en Dries
Verhoeven,
komt
deze
variant
vaak
voor.
Verhoeven
ensceneerde
bijvoorbeeld de voorstelling ‘Niemandsland’ in een volksbuurt; in deze
volksbuurt werden toeschouwers rondgeleid door een allochtone gids, terwijl
ze, via een koptelefoon, naar zijn of haar levensverhaal luisterden. Dat waren
verhalen die niet zozeer specifiek over die locatie gingen, maar wel een soort
40
41
Zie Bijlage IX; interview met Peter Eversmann, 1 september 2009.
Ibidem.
42
van sociale relatie met die locatie hadden. Het waren immers de verhalen van
de mensen die daar woonden. Ook ‘gevestigde’ locatietheatergezelschappen
als Peergroup en het 5e Kwartier maken voornamelijk voorstellingen in deze
trant: naar een plek gaan, uit eerste hand – van bewoners bijvoorbeeld –
verhalen verzamelen over die plek, en vervolgens op basis van die verhalen
een voorstelling maken. In die voorstelling spelen vervolgens bewoners, of
andere personen die aan die plek verbonden zijn, ook nog dikwijls een rol.
In
feite
is
in
alle
bovengenoemde
voorbeelden
van
‘sociaal
locatietheater’ gewoon sprake van direct thematisch locatietheater: de relatie
tussen het thema van de voorstelling en de locatie waar deze is gesitueerd, is
zonder uitzondering één-op-één. De voorstellingen van Peergroup, het 5e
Kwartier en Dries Verhoeven gaan immers, min of meer, over de locatie waar
de voorstelling gespeeld wordt. Toch maakt Eversmann een onderscheid
tussen deze ‘sociale’ vorm van locatietheater en andere vormen van
locatietheater; hij ziet locatietheater ‘waarbij de sociale component een grote
rol speelt als een verbijzondering van het thematisch locatietheater.’ 42
Het lijkt erop dat binnen het ‘sociaal locatietheater’ de locatie meer gebruikt
wordt vanwege zijn sociale context dan als theatraal middel, dat ofwel een
directe betekenisrelatie met het thema van de voorstelling (direct thematisch
en esthetisch locatietheater) heeft ofwel met haar betekenis het thema van de
voorstelling kan ‘kleuren’ (associatief thematisch locatietheater). Het gaat bij
deze vorm van locatietheater niet om de betekenis van de locatie zelf, maar
om de verhalen, personen en gebeurtenissen die aan de locatie ‘toebehoren’.
Deze vorm van locatietheater heeft een sterk maatschappelijk karakter;
een theatermaker gaat, op basis van een locatie, in feite aan de slag met een
gemeenschap. Dit roept sterke associaties op met begrippen als ‘community
art’ en ‘community theatre’. Niet alleen omdat het thema van deze vorm van
locatietheater de locatie zelf is – en vaak voor een locatie gekozen wordt, die
binnen een gemeenschap een bijzondere rol vervult (de buurt, een ziekenhuis,
een oude fabriek) – ook en vooral omdat de verhalen van die gemeenschap de
basis vormen voor de voorstellingen, waarin mensen uit die gemeenschap
vaak ook nog eens een rol spelen. Het ‘sociaal locatietheater’ kan, net als
‘community art’ en ‘community theatre’, ‘het bewustzijn, het zelfvertrouwen
42
Ibidem.
43
en de sociale cohesie tussen bewoners versterken:’ 43
‘Door het prikkelen van de verbeelding stellen velen zich meer open
voor elkaars visie en denkwijze en blijken sociale verschillen ineens
toch overbrugbaar.’ 44
4.1.2 - Het perspectief van locatietheater anno 2011Binnen het locatietheater is er ook op een ander niveau sprake van een sociale
component. Deze is in feite altijd aanwezig, en is geen onderdeel van de
voorstelling zelf, maar meer het resultaat van het spelen op locatie. Een van
de belangrijkste verworvenheden van het locatietheater betreft namelijk een
verandering in de relatie tussen toeschouwers en spelers. Kester Freriks
schrijft hier, in zijn essay, het volgende over:
‘Bij locatietheater valt de scheiding weg tussen toeschouwer en speler;
meer dan in een schouwburgzaal vormt het publiek een eenheid met de
acteurs. Allen ervaren we dezelfde hitte, regen, wind, zonsondergang,
meeuwenroep, zijn we onderdeel van hetzelfde landschap.’ 45
Dat toeschouwers zich bij een locatievoorstelling meer verbonden ‘voelen’
met de acteurs, werd ook al aangetoond in het onderzoek dat Annemarie VosVan de Kaa in 1993 uitvoerde bij voorstellingen van Hollandia. Zij
onderzocht
voor
ruimtegebruik
van
haar
doctoraalscriptie
theatergroep
het
Hollandia
effect
op
de
van
locatie-
en
toeschouwers,
en
concludeerde dat ‘de manier waarop Hollandia voorstellingen op locatie
maakt een hoge mate van de betrokkenheid in de relatie toeschouwers –
voorstelling bewerkstelligt.’ 46 ‘De toeschouwer voelt zich, in vergelijking met
conventionelere schouwburgvoorstellingen, meer onmisbaar onderdeel van dat
zelfde geheel,’ 47 omdat toeschouwers en spelers, zoals Freriks al illustreerde,
43
Kok, 2010 I. Pag. 4.
Ibidem.
45
Freriks, 2010. Pag. 15.
46
Vos van de Kaa, 1993. Pag. 6
47
Ibidem.
44
44
bij voorstellingen op locatie dezelfde omstandigheden delen.
Locatietheater zorgt, volgens Johan Simons, voor een dynamische,
intense en zelfs ‘fysieke voorstellingservaring van het publiek, wat je in het
theater nooit voor elkaar kan krijgen.’ 48 Het is echter wel waar Simons ook
‘binnen
het
voorstellingen
theater
naar
het
zaallicht
op
zoek
aan
te
is.’ 49
Door
laten,
hoopt
bijvoorbeeld
Simons
tijdens
eenzelfde
betrokkenheid van de toeschouwers als op locatie te bewerkstelligen. 50
Het theater-op-locatie heeft de laatste jaren, zoals in paragraaf 4.1
besproken, flink terrein gewonnen op het locatietheater. Het aantal
locatietheatergezelschappen is licht gedaald; de ‘canon’ is uit elkaar gevallen.
Als men de nog bestaande locatietheatergezelschappen nauwkeuriger bekijkt,
kan men tevens zien dat er nog weinig locatietheater wordt gemaakt dat
uitgaat van de – in de eerste twee hoofdstukken van deze scriptie – besproken
‘strenge’ opvattingen over locatietheater. Men kan zich dan ook met recht
afvragen hoeveel van de locatietheatergezelschappen op de – in bijlage II bijgevoegde lijst nu nog hoofdzakelijk en consequent locatietheater maken.
De nieuwe generatie ‘locatietheatermakers’ - Dries Verhoeven, Lotte van den
Berg, Theun Mosk, Boukje Schweigmann en Jetse Batelaan - ensceneren net
zo lief, en net zo vaak, in de zaal als op locatie. Lotte van den Berg, die met
haar gezelschap Omsk heel letterlijk een erfenis van Dogtroep heeft
overgenomen, heeft zelfs haar eigen theater in Dordrecht. En als deze nieuwe
lichting makers een voorstelling op locatie ensceneert, is de keuze voor de
locatie niet per definitie ‘artistiek’ gemotiveerd.
Men zou nu – vrij dramatisch -
kunnen stellen dat het genre
locatietheater, met haar specifieke artistieke eigenschappen, passé is. Maar
men kan zich vervolgens ook afvragen of dat erg is. Jos Thie zegt het
volgende:
‘Het gaat er niet om locatietheater als aparte discipline te benoemen,
maar om werken op locatie volwaardig onderdeel te laten uitmaken van
de kunsten dat, buiten de reguliere theaters, een verbinding kan
aangaan met de openbare ruimte en instellingen die daar nog meer
48
Zie Bijlage VII; interview met Johan Simons, 29 augustus 2009.
Ibidem
50
Ibidem
49
45
opereren – zodat theater zijn elitaire karakter verliest en weer een rol
speelt in het maatschappelijk debat.’
51
Het locatietheater met een ‘sociale component’ lijkt een trend; een groot
aantal van de nog bestaande locatietheatergezelschappen ‘flirt’ tenminste met
sociaal locatietheater en van de nieuwe generatie makers lijkt alleen Boukje
Schweigmann
wat meer
te
neigen
naar
de esthetische
variant
van
locatietheater. Wat Thie omschrijft, lijkt dus sterk op de inmiddels ontstane
situatie.
Zoals ik al eerder schreef, speelt tegenwoordig, in een keuze voor een
locatie, veel meer de sociale context dan de artistieke kwaliteit van de locatie
een rol. Maar ook het feit dat toeschouwers op locatie meer betrokken zijn bij
de voorstelling speelt mee. De keuze om op locatie te spelen lijkt
tegenwoordig veel meer publiek dan artistiekinhoudelijk gemotiveerd;
voorstellingen op locatie moeten in de eerste plaats toeschouwers betrokken
maken en/of ‘ de sociale cohesie onderling bevorderen’. Dat dat wellicht met
een artistiek interessante relatie voorstelling – locatie gepaard gaat, is mooi
meegenomen, maar niet langer noodzakelijk.
Na een periode waarin er veel over locatietheater is geschreven, en het
succesvol en minder succesvol is getheoretiseerd, is het schrijven over
locatietheater en het nadenken over de relatie locatie – voorstelling, volgens
Peter Eversmann, ‘veel minder geworden.’ 52 Hiermee verdwijnen strenge,
maar interessante, opvattingen over het locatietheater als genre binnen het
theater. Deze ontwikkeling is echter niet per definitie negatief. Minder
specifieke theorievorming en minder strikt locatietheater lijkt ook te
impliceren dat het spelen op locatie een meer vanzelfsprekend onderdeel
wordt van het theater in het algemeen.
Theatermakers lijken zich steeds beter bewust van wat het spelen op
locatie kan opleveren, vooral in de relatie spelers – toeschouwers. Op locatie
spelen kan de afstand ‘tussen consument en producent verkleinen’, zegt Karel
Hupperetz. 53 Dit sociale aspect lijkt onlosmakelijk verbonden te zijn met het
spelen op locatie; zo kan een theatermaker, wanneer hij het voor z’n
51
Kok, 2010 II. Pag. 2
Zie Bijlage IX; interview met Peter Eversmann, 1 september 2009.
53
Zie Bijlage XII; interview met Karel Hupperetz, 23 september 2009.
52
46
voorstelling noodzakelijk acht de afstand tussen speler en toeschouwer te
verkleinen, ervoor kiezen een voorstelling op locatie te ensceneren in plaats
van in een zaal. Of hij kan locatietrucs toepassen in een theater: Johans
Simons laat, tijdens sommige voorstellingen, niet voor niets het licht aan. Het
onderzoek van Vos- van de Kaa wees immers al uit dat wanneer toeschouwers
en acteurs dezelfde omstandigheden ondergaan, toeschouwers zich meer
betrokken voelen bij de voorstelling. Zo probeert ook Simons – nu een man
van de grote zalen (per definitie afstand!) – de afstand tussen toeschouwer en
voorstelling te verkleinen. Hij heeft natuurlijk al wel de nodige ervaring.
Een grotere betrokkenheid van de toeschouwer bij het theater is altijd
wenselijk, maar de cultuurpolitiek van de laatste jaren heeft het publiek, en
haar wensen, wel heel erg centraal gesteld. Vanuit de overheid gebezigde
termen als ‘laagdrempeligheid’ en ‘toegankelijkheid’, en opvattingen dat
‘kunst minder van en voor de elite moet zijn’, dwingen theatermakers
publieksvriendelijker en, in ieder geval, publieksgerichter te zijn. Dat
verklaart voor een groot deel waarom theatermakers steeds vaker een locatie
opzoeken – het aantal voorstellingen op locatie is immers zeker niet
gedaald- , en het aanbod van en de aandacht voor de festivals toeneemt. Maar
het verklaart ook waarom er steeds minder vanuit artistieke argumenten en
steeds meer vanuit ‘publieksargumenten’ op locatie geënsceneerd wordt.
Dat levert overigens niet per se minder theater op; de voorstelling ‘Stek’ van
Het 5 e Kwartier – waar toeschouwers volksbuurten bezoeken en daar de
verhalen van de bewoners zien en horen – is ‘sociaal locatietheater’ bij
uitstek, laagdrempelig en toegankelijk, maar ook van hoge kwaliteit.
Het opmerkelijke is dat wat men nu probeert te bereiken door op
locatie te spelen – verbindingen leggen met een gemeenschap, betrokkenheid
creëren bij toeschouwers - in de middeleeuwse toneelpraktijk in Nederland
vanzelfsprekend aanwezig was. Als men bijvoorbeeld kijkt naar een
middeleeuws zottenfeest, ziet men dat er tijdens zo’n zottenfeest een enorme
verbondenheid bestond tussen de spelers, toeschouwers en de gemeenschap.
Hisoricus Herman Pleij schrijft in een artikel in Een Theatergeschiedenis der
Nederlanden over zo’n zottenfeest:
‘Beroepsnarren van stadswege of lokale rederijkerskamers komen uit
47
alle windrichtingen om meer dan een week lang onder auspiciën van de
stad hun zotheid op gevarieerde wijze te tonen. (…) De zotten
huppelen op hun paardjes binnen, houden mallotige optochten en
bespotten alles wat de burger in het geregelde leven kon benauwen.’ 54
De hele middeleeuwse stad was tijdens een zottenfeest betrokken bij een
toneelvoorstelling. Iedereen deed mee aan de feestvieringen en elke inwoner
van de stad had min of meer een rol. De narren en rederijkers namen tijdens
het feest de hoofdrollen op zich; bovenaan in de hiërarchische orde van het
zottenrijk voerden zij de teksten op, terwijl de inwoners tekstloos de
onderdanen ‘speelden’. 55 In 2001 concludeerde Pleij:
‘Heel in het algemeen leven er in de middeleeuwen nog sterke tradities
in de massacultuur, die het onderscheid tussen speler en publiek
minder beslist maken dan nu doorgaans het geval is.’ 56
Wanneer men kijkt naar de beweegredenen van de eerste lichting
theatergezelschappen
die
hun
voorstellingen
buiten
de
theaterzalen
ensceneerden en locaties opzochten, kan men concluderen dat deze
overwegend ‘publieksgemotiveerd’ waren. Theatergroep Hollandia ontstond
zelfs heel direct uit een politieke opdracht om ‘theater te maken voor mensen
die niet naar het theater gaan.’ Om deze mensen toch te bereiken, werd er
gezocht naar een laagdrempelige, toegankelijke theatervorm, waarin de
afstand tussen toeschouwer en speler kleiner zou zijn dan in de zaal. Vanuit
historisch oogpunt gezien, is het niet vreemd dat Hollandia ervoor koos
voorstellingen op locatie te ensceneren om aan deze opdracht te voldoen.
Deze vroege periode van het locatietheater is, als het ware, een moderne
equivalent van de middeleeuwse opvoeringspraktijk.
Na deze beginperiode gingen theatermakers echter steeds vaker vanuit
artistieke overwegingen voorstellingen op locatie ensceneren. Met als gevolg
dat het locatietheater een duidelijke aparte stroming binnen het theater is
geworden. Als men echter een blik werpt op het huidige locatietheater, ziet
54
Pleij, 1996. Pag. 112.
Ibidem.
56
Pleij, 2001. Pag. 269.
55
48
men dat artistieke motieven om op locatie te ensceneren naar de achtergrond
zijn
verdwenen
en
inmiddels
weer
plaats
hebben
gemaakt
voor
‘publieksgerichte’ motieven. Het huidige locatietheater lijkt zo weer sterk op
het locatietheater uit de beginperiode, en dus ook op de middeleeuwse
opvoeringspraktijk.
Met het ensceneren van voorstellingen op locatie kan theater
aansluiting vinden bij een breed publiek en een nauwe verbintenis aangaan
met de maatschappij. Bovendien kunnen voorstellingen op locatie de relatie
tussen toeschouwers en spelers intensiveren, zodat toeschouwers zich
betrokkener voelen bij de - in een voorstelling- aangesneden onderwerpen, en
het theater - als kunstvorm- an sich. Dit zijn, met de dreigende cultuurcrisis in
het achterhoofd, belangrijke waarden van het locatietheater.
Bibliografie
Blokdijk, T. ZT Hollandia Locatie/Theater. Lommel, 2003.
Douwes, B. Locatietheater: de eigen middeleeuwen? Het performatieve
karakter van de voorstelling-publieks-verhoudingen van het middeleeuwse
toneel en het moderne locatietheater vergeleken. Bachelorscriptie. Groningen,
2006.
Eversmann, Peter. ‘Breaking down the house. Empirical explorations into
the effects that the theatrical environment has on the spectator.’ Tijdschrift
voor Theaterwetenschap 33 (1993), 21-36.
49
Eversmann, Peter. De ruimte van het theater. Een studie naar de invloed van
de theaterruimte op de beleving van voorstellingen door de toeschouwer.
Dissertatie. Amsterdam, 1996.
Eversmann, Peter. ‘Theatre on location in the Netherlands’. Western
European Stages 6 (1994), 35-49.
Freriks, Kester. ‘Verslaafd aan de rauwe ruimte. De bloei van locatietheater
in Nederland.’ Ergens & Overal festivalkrant. Amserdam; 2010; 8 – 15.
Heteren, Lucia van. ‘Locatietheater en theater op locatie: een debat.’ In:
Noorderbreedte 3(2004), 32-35.
Hillaert, Wouter. ‘Theater gewonnen uit eigen bodem.’ (2004) , 17-25.
Hoekstein, Janine. ‘Marc Yeoman: Noorderzon is the place to be.’
Noorderbreedte 3 (2004), 42-44.
Hupperetz, Karel. ‘Theater op locatie. De weg van schouwburg naar
fabriekshal.’ Eds. Bunt, Maarten e.a. Out of Frames. Scenografie over de
grenzen. Groningen: 1991 : 89 -110
Kok, Lonneke. De toekomst van het theater ligt op straat I. Verslag van
expertmeeting over locatietheater. Lucasbolwerk, Utrecht, 25 mei 2010.
Beschikbaar via:
www.theaterinstituut.nl/Media/Files/Theaterinstituut/Tentoonstellingen/Versl
ag-expertmeeting-locatietheater-25-mei-2010
Kok, Lonneke. De toekomst van het theater ligt op straat II. Verslag van
expertmeeting over locatietheater. Lucasbolwerk, Utrecht, 26 mei 2010.
Beschikbaar via:
www.theaterinstituut.nl/Media/Files/Theaterinstituut/Tentoonstellingen/Versl
ag-expertmeeting-locatietheater-26-mei-2010
50
Pleij, Herman. ‘Op het zottenfeest van Brussel wordt Meester Oom als vorst
in een massaspel beëdigd. De stedelijke feestviering van bevrijdend ritueel
naar gecontroleerd schouwtoneel.’ Een theatergeschiedenis der Nederlanden:
tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen.
Eds. R.L.
Erenstein. Amsterdam: 2001: 112-120
Pleij, Herman. Spectaculair kluchtwerk, De strijd om de broek als theater.’.
Spel en Spektakel. Middeleeuws toneel in de Lage Landen. Eds. H. van Dijk,
B. Ramakers, Amsterdam, 2001: 263-281.
Pauwels, Guido (reg.) (1984). Het is ’t Gras (televisie-uitzending).
Nederland; Nos.
Schade, Carol & Zwaal, Ben. BEWTH Voltooid: 1965 – 2005. Bussum,
2005.
Videoregistratie van Prometheus door Theatergroep Hollandia. 12 september
1990, Nederland.
Vos-van de Kaa, A. Hollandia. Het effect van lokatie en ruimtegebruik op de
toeschouwers. Doctoraalscriptie. Amsterdam, 1993.
51
52
BIJLAGEN
53
54
BIJLAGE I
Lijst van theatergezelschappen op basis van theaterjaarboeken (1967 – 2006), na invoeren in database
van Theater Instituut Nederland.
55
BIJLAGE II
Lijst van theatergezelschappen op basis van theaterjaarboeken (1967 – 2006) en speellijsten
zomerfestivals (2006 -2009), na invoeren in database van Theater Instituut Nederland.
56
57
BIJLAGE III
‘Scoringskaart’
-------------------Naam:
Plaats:
Periode:
Professioneel gezelschap:
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel:
Locatie theatraal middel:
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
58
59
BIJLAGE IV
Scoringskaarten per gezelschap
Naam:
Theatre Espace
Plaats:
Amsterdam, Noord-Holland
Periode:
1991 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
NEE
Locatie theatraal middel:
NVT
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Verslag telefoongesprek met artistiek leider Judith Nab, oktober 2008:
Groep ontvangt verschillende theatersubsidies. Professionals. Judith Nab leeft van inkomsten
uit gezelschap. Of er op locatie gespeeld wordt, hangt van voorstelling af. Vaak is het werk
locatie-specifiek, maar groep maakt ook voorstellingen voor de kleine zalen of installaties
voor tentoonstellingen Voorstellingen zijn, over het algemeen, zonder acteurs. Installaties
met video’s en stemmen van acteurs. De locatie is niet altijd betekenisdragend. Groep maakt
meer theatrale installaties.
Naam:
Fields of Wonder
Plaats:
Leiderdorp, Zuid Holland
Periode:
2002 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
NEE
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
NVT
Locatie theatraal middel:
NVT
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Verslag telefoongesprek met artistiek leider Geert van der Velden, oktober 2009:
Groep ontvangt geen subsidie voor theatervoorstellingen; er wordt gewerkt met veel
vrijwilligers, amateurs. Van der Velden beschouwt Fields of Wonder als een semiprofessioneel gezelschap. Groep maakt wel overwegend locatietheater, is echt handtekening
van de groep. Groep speelt langere tijd op een bijzondere locatie. Voorstellingen zijn nietthematisch; locatie zorgt niet voor thema, en thema zorgt niet voor locatie, volgens Van der
Velden. Lijkt op BEWTH. Van der Velden zegt dat het publiek daar vaak aan refereert. Groep
laat zich inspireren door de kracht en de kwaliteiten van een ruimte, zoals bijvoorbeeld
oppervlaktelijnen. Van der Velden noemt dat wat hij maakt liever een scenografie dan theater.
60
Naam:
Theater Beest en Zoo
Plaats:
Onbekend
Periode:
1983 - 1989
Professioneel gezelschap:
ONBEKEND
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
ONBEKEND
Locatie theatraal middel:
ONBEKEND
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
ONBEKEND
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----In de database van het Theater Instituut Nederland zien we dat Tussen Beest en Zoo een
aantal producties op locatie heeft gemaakt. Er is echter geen verdere informatie te vinden, ook
geen contactgegevens van betrokkenen.
Naam:
Wespetheater
Plaats:
... , Noord-Holland
Periode:
1979 - 1982
Professioneel gezelschap:
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
Locatie theatraal middel:
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
----Op www.zthollandia.nl (maart 2009) valt te lezen:
JA
JA
NEE
NEE
NVT
‘In 1979 is Johan Simons een van de mede-oprichters van het Wespetheater, een
acteurscollectief dat zich laat inspireren door het beroemde Werkteater. Het
Wespetheater treedt op voor kinderen en volwassen in buurthuizen met stukken die
ingaan op concrete gebeurtenissen en omstandigheden in de wijk. In de zomer
trekken ze met een tent door de provincie Noord-Holland en spelen stukken over de
geschiedenis van de streek.’
Het Wespetheater was een van de vele gesubsidieerde vormingstheater-gezelschappen die
Nederland in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw rijk was. Deze gezelschappen
kozen er bewust voor om een groot deel van hun voorstellingen op locatie te spelen; er werd
daarnaast echter ook nog gewoon gespeeld in theaterzaaltjes. Bovendien zochten deze
gezelschappen de locatie op om de afstand met het publiek te verkleinen, om voor
doelgroepen te spelen, die nooit of bijna nooit met theater in aanraking kwamen en niet om de
locatie als theatraal middel binnen hun voorstelling te gebruiken.
61
Naam:
Theatergroep Zonder Olga
Plaats:
Utrecht, Utrecht
Periode:
1998 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
NEE
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Verslag telefoongesprek met artistiek leider Frank van den Heuvel, oktober 2008:
Groep ontvangt geen structurele subsidie, wel ad-hoc subsidies. Professionele, smalle, cast &
crew die ‘ervan kan leven.’ Groep maakt altijd buitentheater, nooit in zalen. Soms is de
ruimte betekenisdragend; de makers gaan er echter nooit van uit. Groep speelt soms ook in
tenten.
Naam:
Theatergroep Koper
Plaats:
Utrecht, Utrecht
Periode:
1998 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
NEE
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
NVT
Locatie theatraal middel:
NVT
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Verslag telefoongesprek met artistiek leider Quirine Donia, oktober 2008:
Groep ontvangt jaarlijkse gemeentesubsidie, zijn geen afgestudeerde kunstprofessionals.
Kunnen er ‘niet van leven.’ Groep maakt zowel voorstellingen op locatie als in theaterzalen.
Wanneer de locatie opgezocht wordt, voegt de ‘ruimte wel iets toe aan de locatie’, volgens
Donia.
Naam:
De Maatschap Internationaal
Plaats:
Tilburg, Brabant.
Periode:
1986 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
Locatie theatraal middel:
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT
JA
NEE
NVT
NEE
62
----Verslag telefoongesprek met artistiek leider Jan Doms, oktober 2008:
Professioneel gezelschap met vaste kern. De Maatschap is niet een pure theatergroep,
balanceert op rand beeldende kunst en theater. Doms: ‘theatermakers vinden het beeldende
kunst en andersom.’ Gezelschap gaat uit van projecten; locatie of zaal maakt weinig uit. Wel
ooit op locatie begonnen, maar toen ook naar zalen verhuisd.
Naam:
Stichting Parels voor de Zwijnen
Plaats:
Amsterdam, Noord-Holland
Periode:
2001 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
NEE
Locatie theatraal middel:
NVT
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Verslag telefoongesprek met artistiek leider Saskia Huybrechtse, oktober 2008:
Structurele gemeentesubsidie tot 2012. Professionals werken met amateurs aan
voorstellingen; dat is een artistieke keuze. Spelen het liefst op locatie, dan is de ruimte altijd
betekenisdragend, maar wel ondergeschikt aan verhaal. Groep ziet zichzelf echter niet als een
gezelschap dat structureel locatietheater maakt; het is geen onderdeel van hun artistiek
profiel.
Naam:
Theater Tuig
Plaats:
Overschild, Groningen
Periode:
... – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
NEE
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Enquête via e-mail, ingevuld door artistiek leider Ilse Janssen op 6 oktober 2008:
1. Ontvangt de theatergroep op dit moment subsidie? Zo ja, van wie
(fonds/provincie/rijks)?
nee
2. Is Theater Tuig een professionele theatergroep (kunnen de medewerkers 'ervan
leven', zijn het afgestudeerde kunstenaars/theatermakers?)
ja [is het korte antwoord maar je zult begrijpen dat dit minder dan minimaal is!]
3. Speelt de groep meer op locatie of meer in zalen? Is het spelen buiten de zalen een
belangrijk onderdeel van het artistieke profiel van de groep?
Locatie ja zeker, dat in de eerste plaats
63
4. Als er op locatie gespeeld wordt: is de ruimte/locatie dan een theatraal middel? Is
deze een betekenisdragend element binnen de voorstelling. Zo ja, kunt u dat
toelichten?
ja, we pogen altijd de voorstelling daarin af te stemmen [of beter, we zoeken dan een
locatie die aansluit bij de voorstelling/thema]
5. Wat is op locatie de relatie tussen de inhoud van de voorstelling en de locatie:
is deze thematisch of meer esthetisch (BEWTH) van aard?
buitenlocaties zijn vaak alleen al om dat feit waardevol, het buiten spelen dus meer
esthetisch van aard indien enigszins tot de mogelijkheden dan natuurlijk ook
thematisch [maar in de praktijk is dit een te hoog gegrepen wens]
Hoewel Janssen zelf betoogt dat de locatie binnen de voorstellingen van Tuig een
betekenisdragend element is, vind ik dat – op basis van haar verdere antwoorden en de
informatie op de website (www.theatertuig.nl, geraadpleegd maart 2009) - niet. We zien op
de website voornamelijk beeldmateriaal van grote objecten in lege ruimtes, waar ik in geen
gevallen een betekenisrelatie tussen voorstelling en locatie vermoed. Of zoals Theater Tuig
zelf al op de website dat er ‘bij voorkeur naar locaties wordt gezocht die zich lenen om te
werken met hun grote objecten.’
Naam:
Stichting Bontempi
Plaats:
Rotterdam, Zuid-Holland
Periode:
1985 - 1996
Professioneel gezelschap:
NEE
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
NVT
Locatie theatraal middel:
NVT
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Enquête via e-mail, ingevuld door artistiek leider Saskia Meulendijks op 9 oktober 2008:
1. Ontvangt de theatergroep op dit moment subsidie? Zo ja, van wie
(fonds/provincie/rijks)?
Gemeente Rotterdam (zeer kleine eenmalige bijdrage). Fonds voor de Beeldende
Kunsten, nl. mijn Startstipendium
2. Is Theater Tuig een professionele theatergroep (kunnen de medewerkers 'ervan
leven', zijn het afgestudeerde kunstenaars/theatermakers?)
Het was een professionele beeldende theatergroep die gebruik maakte van
amateurspelers die niet in geld betaald werden, maar in diners, pret, scholing en
feest. Zelf heb ik de theatergroep gefinancierd met mijn Startstipendium,
Kunstsubsidies en de Uitkoopsommen.
3. Speelt de groep meer op locatie of meer in zalen? Is het spelen buiten de zalen een
belangrijk onderdeel van het artistieke profiel van de groep?
Zowel op locatie als in zalen, waarbij de zaal ( en de omgeving ervan) ook als locatie
werd behandeld.
4. Als er op locatie gespeeld wordt: is de ruimte/locatie dan een theatraal middel? Is
deze een betekenisdragend element binnen de voorstelling. Zo ja, kunt u dat
toelichten?
Uiteraard. Bij het beeldend theater draagt elk element betekenis en is onderdeel van
de lading van de voorstelling. Alle reizende voorstellingen werden dan ook
64
aangepast aan de verschillende locaties en zalen.
5. Wat is op locatie de relatie tussen de inhoud van de voorstelling en de locatie: is
deze thematisch of meer esthetisch (BEWTH) van aard?
Ik ben als scenograaf in staat om elke locatie naar mijn hand te zetten. Een deel
gebruik ik, een ander deel pas ik aan. De relatie was dus associatief, maar in de
esthetische zin.
Meulendijks beschouwt Bontempi als een professionele theatergroep, die structureel
locatietheater maakte. Ik heb mijn vraagtekens. In de eerste plaats bij het professionele
karakter van het gezelschap, in de tweede plaats spreekt de opmerking ‘ik ben in staat elke
locatie naar mijn hand te zetten’ het idee dat binnen het locatietheater de locatie als
zelfstandig theatraal middel optreedt tegen.
Naam:
Stichting La Vie Sur Terre
Plaats:
Amsterdam, Noord-Holland
Periode:
2001 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
NEE
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Geen reacties ontvangen op verschillende telefoontjes en mails. Groep maakt waarschijnlijk
ook geen locatieTHEATER, maar meer locatieMUZIEK. Zo valt er te lezen op de website
www.laviesurterre.nl (geraadpleegd maart 2009):
‘The foundation La Vie sur Terre was initiated by composer Merlijn Twaalfhoven to
realize music projects that cross boundaries between people, art forms and cultures.
We make art on unusual locations, creating space for unconventional encounters
between people of different backgrounds.’
Naam:
Silo Theater
Plaats:
Amsterdam, Noord-Holland
Periode:
1995 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
NEE
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Verslag telefoongesprek met Milou Veling, oktober 2009:
Gezelschap bestaat uit afgestudeerde theatermakers en beeldend kunstenaars, ontvangt
incidenteel subsidie. Gezelschap speelt uitsluitend op locatie, waar voornamelijk soort van
65
theatrale installaties worden gebouwd. Locatie is geen theatraal middel binnen de
voorstelling.
Naam:
Stichting Akwakorta (Stichting Wat Mij Het Water Gaf)
Plaats:
Amsterdam, Noord-Holland
Periode:
Jaren 80
Professioneel gezelschap:
ONBEKEND
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
ONBEKEND
Locatie theatraal middel:
ONBEKEND
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
ONBEKEND
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----In de database van het Theater Instituut Nederland zijn een viertal producties opgenomen, die
allen op locatie zijn. Er is echter verder niets over deze stichting, dit gezelschap, te vinden.
Naam:
Stichting Beeldend Theater
Plaats:
Amsterdam, Noord-Holland
Periode:
jaren 70
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
NEE
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Stichting Beeldend Theater was een van de vele gesubsidieerde
vormingstheatergezelschappen die Nederland in de jaren zeventig en tachtig van de vorige
eeuw rijk was. Deze gezelschappen kozen er bewust voor om een groot deel van hun
voorstellingen op locatie te spelen; er werd daarnaast echter ook nog gewoon gespeeld in
theaterzaaltjes. Bovendien zochten deze gezelschappen de locatie op om de afstand met het
publiek te verkleinen, om voor doelgroepen te spelen, die nooit of bijna nooit met theater in
aanraking kwamen en niet om de locatie als theatraal middel binnen hun voorstelling te
gebruiken.
Naam:
Stichting Theater Adhoc
Plaats:
Arnhem, Gelderland
Periode:
1996 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
NEE
66
Locatie theatraal middel:
NEE
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Verslag van telefoongesprek met productie-assistente Annemarie Hagenaars, oktober 2008:
Op de website van Theater Adhoc (www.theateradhoc.nl, geraadpleegd oktober 2008) vinden
we een notitie uit het beleidsplan:
‘Wij willen niet zozeer locatietheater maken (vanwege de architectonische of
industriële meerwaarde van een bepaalde plek) maar veeleer interveniëren op
‘plekken in de werkelijkheid’ die een artistiek-inhoudelijke relatie hebben met ons
onderzoeksthema. Op iedere lokatie zullen we de voorstelling een dialoog laten
aangaan met de specifieke omstandigheden. (de ene keer een geënscèneerde
rondleiding door een gebouw, de andere keer een voorstelling in het décor van een
laboratoriumexperiment.) In die zin zal iedere voorstelling die we maken tien
verschillende verschijningsvormen kennen. En iedere verschijningsvorm zal per
avond worden bevolkt door andere speciale gasten (‘bewoners’ van de betreffende
locatie, en anderszins relevante personen).’
Hagenaars stelt dat groep echter maar heel incidenteel op locatie speelt, en dat het maken van
locatietheater geen wezenlijk onderdeel van het artistieke profiel van het gezelschap is.
Naam:
Compagnie Doedel
Plaats:
Onbekend
Periode:
Begin jaren 90 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
NEE
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Verslag van telefoongesprek met Inge Schreer, november 2008:
Professioneel gezelschap; leeft van verkoop voorstellingen. Schreer: ‘wij maken gebruik van
vuur in voorstellingen en dat moet op locatie mogelijk zijn.’ Locatie niet betekenisdragend,
geen theatraal middel.
Naam:
Carbid Beeldend Theater
Plaats:
Utrecht, Utrecht
Periode:
2000 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
Locatie theatraal middel:
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA
JA
NEE
NEE
67
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Verslag van telefoongesprek met Wendy van Zanten, oktober 2008:
Kern groep bestaat uit twee afgestudeerde makers, maken voornamelijk straattheater – locatie
is dan niet betekenisdragend, geen theatraal middel.
Naam:
De Groep van Steen
Plaats:
Amsterdam, Noord-Holland
Periode:
1993 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
NEE
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Verslag van telefoongesprek met artistiek leider Jeanette van Steen, februari 2009:
Professionele theatergroep; ontving tijd lang rijkssubsidie. Groep maakt ‘bewegende beelden’
in musea – locatie zelf draagt geen betekenis, is geen theatraal middel. Van Steen vindt dat
groep geen locatietheater maakt.
Naam:
Tukkers Connexion
Plaats:
Rotterdam, Zuid-Holland
Periode:
... – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
Locatie theatraal middel:
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
----Informatie van website www.tukkersconnexion.nl (maart 2009):
JA
JA
NEE
NEE
NVT
Tukkersconnexion maakt beeldend straat- en locatietheater. Op unieke wijze worden
beelden, bewegingen en effecten samengebracht tot creatieve slapsticks. Uit het
samenspel tussen de personages ontstaan scènes die tot de verbeelding spreken
waarbij het publiek wordt meegevoerd in een poëtische belevenis door de
internationale taal van beweging, dans, mime en expressie. Kostuums en decors zijn
een mix van opvallende vormen, materiaal- en kleurgebruik. De voorstellingen zijn
spraakmakend op festivals en evenementen, nationaal en internationaal.
Tukkers Connexion speelt structureel op locatie, maar maakt voornamelijk straattheater, en
‘levende standbeelden’. Locatie lijkt absoluut niet betekenisdragend te zijn in voorstellingen
van gezelschap.
68
Naam:
Kalebas Produkties (voorheen Stichting Pruim Theater)
Plaats:
Haarlem, Noord-Holland
Periode:
1985 – bestaat nog op 1 september 2009 (als Pruim: 1985 – 1997)
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
NEE
Locatie theatraal middel:
NVT
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Enquete via mail, ingevuld door oprichter Wijand Anansi Stomp (9 oktober 2008):
1. Ontvangt de theatergroep op dit moment subsidie? Zo ja, van wie
(fonds/provincie/rijk)?
Zowel van het OC&W als prov NH
2. Is Kalebas Produkties een professionele theatergroep (kunnen de medewerkers
'ervan leven', zijn het afgestudeerd kunstenaars/theatermakers?)
Professionele groep iedereen wordt voor zijn of haar werk betaalt
3. Speelt de groep meer op locatie of meer in zalen? Is het spelen buiten de zalen een
belangrijk onderdeel van het artistieke profiel van de groep?
1 x per 2 jaar maken wij een locatie project. Spelen meer in zalen, doen ahw als extra
uitdaging locatie projecten.
4. Als er op locatie gespeeld wordt: is de ruimte/locatie dan een theatraal middel? Is
deze een betekenisdragend element binnen de voorstelling, of functioneert deze dan
'gewoon' als een opvoerplek? Kunt u uw antwoord toelichten?
De ruimte speelt een belangrijke leidraad, maar is geen must. Soms is het verhaal er
eerst dan de locatie. Er wordt wel altijd gekeken welke locatie bij het project past en
een meerwaarde kan vormen.
5. Indien de locatie een betekenisdragend element is: wat is op locatie de relatie
tussen de inhoud van de voorstelling en de locatie: is deze thematisch (inhoud van de
voorstelling staat in een directe of een associatieve relatie met de betekenis van de
locatie) of meer esthetisch ( als BEWTH, de voorstelling benadrukt puur en alleen de
esthetiek van de locatie) van aard?
Naam:
Suver Nuver
Plaats:
Amsterdam, Noord-Holland
Periode:
1987 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
Locatie theatraal middel:
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
----Verslag telefoongesprek met Peer van den Berg (maart 2009):
JA
NEE
NVT
NEE
NVT
69
Gezelschap is ooit begonnen op locatie, maar speelt overwegend meer in zalen dan op locatie.
Van den Berg vindt Suver Nuver geen ‘locatietheatergezelschap’. Als er op locatie gespeeld
wordt, versterkt de locatie de ‘inhoud’ wel.
Naam:
Stichting Schat Producties
Plaats:
Schiedam, Zuid-Holland
Periode:
1988 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
NEE
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
NVT
Locatie theatraal middel:
NVT
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Enquête per mail, ingevuld door voorzitter Cor Teensma (4 februari 2009):
1. Ontvangt de theatergroep subsidie? Zo ja, van wie (fonds/provincie/rijks)?
Nee
2. Is SCHAT Producties een professionele theatergroep (kunnen de medewerkers
'ervan leven', zijn het afgestudeerde kunstenaars/theatermakers?)
Nee, Schat kent een bestuur van vrijwilligers. Een spelersgroep van ca 40 amateurs.
de professional die betrokken zijn worden per productie gecontracteerd (Schrijver,
dramaturg, regisseur, lichtontwerper, componist, choreograaf, kostuumontwerper,
productieleider, technische crew )
3. Speelt de groep meer op locatie of meer in zalen? Is het spelen buiten de zalen een
belangrijk onderdeel van het artistieke profiel van de groep?
Uitsluitend lokatie theater
4. Als er op locatie gespeeld wordt: is de ruimte/locatie dan een theatraal middel. Is
deze betekenisdragend element binnen de voorstelling. Zo ja, kunt u dat toelichten?
De voorstelling speelt op een Schiedamse lokatie die een directe verbondenheid heeft
met het thema van de voorstelling. Veelal is dat vanwege een historisch element. De
lokatie is onderdeel van het decor.
5. Wat is op locatie de relatie tussen de inhoud van de voorstelling en de locatie: is
deze thematisch (inhoud van de voorstelling staat in een directe of een associatieve
relatie met de betekenis van de locatie) of meer esthetisch ( als BEWTH, de
voorstelling benadrukt puur en alleen de esthetiek van de locatie) van aard?
Thematisch
Naam:
Toneelgroep Acht Oktober
Plaats:
Alkmaar, Noord-Holland.
Periode:
1979 – 1985
70
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
NEE
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Toneelgroep Acht Oktober was een van de vele gesubsidieerde vormingstheatergezelschappen die Nederland in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw rijk was.
Deze gezelschappen kozen er bewust voor om een groot deel van hun voorstellingen op
locatie te spelen; er werd daarnaast echter ook nog gewoon gespeeld in theaterzaaltjes.
Bovendien zochten deze gezelschappen de locatie op om de afstand met het publiek te
verkleinen, om voor doelgroepen te spelen, die nooit of bijna nooit met theater in aanraking
kwamen en niet om de locatie als theatraal middel binnen hun voorstelling te gebruiken. Pas
toen Acht Oktober fuseerde met het Regiotheater in Hollandia, werd de locatie, in
toenemende mate, als theatraal middel binnen de voorstelling gebruikt.
Naam:
Dokumentair Aktueel Theater
Plaats:
Amsterdam, Noord-Holland.
Periode:
1967 – 1974
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
NEE
Locatie theatraal middel:
NEE
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Dokumentair Aktueel Theater was een van de vele gesubsidieerde vormingstheatergezelschappen die Nederland in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw rijk was.
Deze gezelschappen kozen er bewust voor om een groot deel van hun voorstellingen op
locatie te spelen; er werd daarnaast echter ook nog gewoon gespeeld in theaterzaaltjes.
Bovendien zochten deze gezelschappen de locatie op om de afstand met het publiek te
verkleinen, om voor doelgroepen te spelen, die nooit of bijna nooit met theater in aanraking
kwamen en niet om de locatie als theatraal middel binnen hun voorstelling te gebruiken.
Dit gezelschap speelde bovendien niet per se op locatie; de meerderheid van de voorstellingen
vond gewoon in een zaal plaats.
Naam:
Proloog
Plaats:
Eindhoven, Noord-Brabant.
Periode:
1964 – 1983
71
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
NEE
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Proloog was een van de vele gesubsidieerde vormingstheater-gezelschappen die Nederland in
de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw rijk was. Deze gezelschappen kozen er
bewust voor om een groot deel van hun voorstellingen op locatie te spelen; er werd daarnaast
echter ook nog gewoon gespeeld in theaterzaaltjes. Bovendien zochten deze gezelschappen de
locatie op om de afstand met het publiek te verkleinen, om voor doelgroepen te spelen, die
nooit of bijna nooit met theater in aanraking kwamen en niet om de locatie als theatraal
middel binnen hun voorstelling te gebruiken.
Naam:
De Roadies
Plaats:
Onbekend
Periode:
Eind jaren negentig – begin jaren nul
Professioneel gezelschap:
ONBEKEND
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
ONBEKEND
Locatie theatraal middel:
ONBEKEND
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Vier voorstellingen opgenomen in database TIN. Vrij weinig over te vinden, vermoedelijk
maakt(e) groep alleen straattheater. Zie link
http://www.straattheater.net/verhaal.asp?id=72
Naam:
Studio Scarabee
Plaats:
Den Haag, Zuid-Holland
Periode:
1965 - 1983
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
NEE
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Groep bestond uit ‘performance-kunstenaars’ – Locatietheater was geen wezenlijk onderdeel
artistiek profiel, op locatie kwam meer voort uit de wensen een totaaltheater te creëren –
onafhankelijk van locatie. Zie artikel van Ron Auglander; Studio Scarabee’s Havana JoJo
(The Drama Review 3 (1977)) 
http://www.jstor.org/pss/1145155
72
Citaat uit artikel:
‘As a brochure of the Studio points out, Scarabee seeks tot practice a form of total
theatre in the tradition of Schlemmer and Moholy-Nagy, using techniques resembling
those employed by Josef Svoboda.’
Naam:
Het Werkteater
Plaats:
Onbekend
Periode:
1970 - 1985
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
NEE
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Het Werkteater was misschien wel het belangrijkste gesubsidieerde
vormingstheatergezelschappen die Nederland in de jaren zeventig en tachtig van de vorige
eeuw rijk was. Vormingstheatergezelschappen kozen er bewust voor om een groot deel van
hun voorstellingen op locatie te spelen; er werd daarnaast echter ook nog gewoon gespeeld in
theaterzaaltjes. Bovendien zochten deze gezelschappen de locatie op om de afstand met het
publiek te verkleinen, om voor doelgroepen te spelen, die nooit of bijna nooit met theater in
aanraking kwamen en niet om de locatie als theatraal middel binnen hun voorstelling te
gebruiken.
Naam:
Theatergroep Trajekt / Trajekt Theater
Plaats:
Onbekend
Periode:
1984 - 1997
Professioneel gezelschap:
ONBEKEND
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
ONBEKEND
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Staat met een aantal locatievoorstellingen in database van Theater Instituut vermeld; Wiepke
Poldervaart is oud-artistiek leider. Heb ik helaas niet kunnen contacteren. Deze groep is een
lastig geval; lijkt, op basis van recensies in het TIN, om professionele makers te gaan –
voorstellingen zijn structureel op locatie, maar het lijkt een beetje een ratjetoe. Dan is weer
een min of meer educatief poppenspelproject in een museum, waarbij de locatie niet als
theatraal middel optreedt, dan weer maakt Trajekt straattheater (‘Flieren’ op straatfestival
Vlissingen), dan weer neigt een voorstelling naar locatietheater. Al met al is het veilig om te
stellen dat de locatie vaker niet dan wel als theatraal middel optrad bij voorstellingen van
Trajekt.
73
Naam:
Monsterverbond
Plaats:
Amsterdam, Noord-Holland.
Periode:
1989 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
NEE
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Verslag telefoongesprek met artistiek leider Casper Oorthuys (november 2008):
Professioneel gezelschap. Afgestudeerde theaterwetenschappers. Leven van commerciële
opdrachten. Spelen overwegend op locatie; wezenlijk onderdeel artistiek profiel groep. Maar
dit ontstaat wel uit vraag opdrachtgevers; ‘je krijgt soms plekken toegewezen en dan ga je
daar gewoon spelen.’ ‘Soms is de locatie dan wel betekenisdragend’, volgens Oorthuys. Voor
Monsterverbond is de locatie echter overwegend geen theatraal middel – wordt niet over
nagedacht. Aan de irritatie in de stem van Oorthuys, vonden ze dat sowieso maar wat
geneuzel….
Naam:
Stichting Powerboat
Plaats:
Rotterdam, Zuid-Holland.
Periode:
Jaren nul
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
NEE
Locatie theatraal middel:
NVT
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Verslag van telefoongesprek met Bas Kortmann (november 2008):
Professioneel gezelschap – twee afgestudeerde makers. Ontvangt subsidie van gemeente
Rotterdam. Het spelen van voorstellingen was bij oprichting wezenlijk onderdeel artistiek
profiel , maar dat is inmiddels veranderd. Er werd op locatie gespeeld vanuit praktische
motieven - geen geld, en plek in de zalen – nu het geld en de plek er wel is, wordt de locatie
verlaten.
Naam:
Theatergroep Het Gerucht
Plaats:
Haarlem, Noord-Holland
Periode:
1998 – bestaat nog op 1 september 2009 (hoewel niet meer actief)
74
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
NEE
Locatie theatraal middel:
NVT
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Verslag van telefoongesprek met Bente Jonker (oktober 2008):
Groep krijgt per project subsidie, Jonker vindt gezelschap wel professioneel. Ze is zelf
afgestudeerd in HKU. Er wordt structureel en bewust op locatie gespeeld – in de periode 1998
– 2009 heeft de groep echter maar vier producties gemaakt (1 zaalvoorstelling, 1
straattheatervoorstelling, 2 locatievoorstellingen). Deze locatievoorstellingen waren op locatie
wellicht locatietheater – ‘De Bollenkwekers’ op een bollenkwekerij – maar er werd met
dezelfde voorstelling vervolgens getoerd langs de festivals, en in tenten gespeeld.
Naam:
Theater La Luna
Plaats:
Onbekend
Periode:
1983 - 1986
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
NEE
Locatie theatraal middel:
NVT
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Canci Geraerdts, artistiek leider van La Luna, maakte zowel voorstellingen in de schouwburg
(Hamlet), als op locatie (Danton in een Rotterdams Zwembad). Ik vind het lastig om La Luna
een professioneel locatietheatergezelschap te noemen; de focus lijkt er niet echt te liggen en
feitelijk maakte ze meer producties voor de zalen dan op locatie. Bovendien werkte Geraerdts
voornamelijk met amateurspelers, en gebruikte ze de locaties, waar ze ensceneerde, veelal om
hun grootsheid en bijzonderheid en werd er niet echt een betekenisrelatie gelegd.
–
op basis van interview in Volkskrant (Middendorp, Jan. ‘Ik wil iedere avond een andere
voorstelling’. VK 12-09-86) en een interviewverslag uit 1987 van studenten van Karel
Hupperetz. –
Naam:
Theaterstichting M.M.Wope
Plaats:
Groningen, Groningen
Periode:
Jaren 2000
75
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
NEE
Locatie theatraal middel:
NVT
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Verslag van telefoongesprek met artistiek leider Harm Naaijer, december 2008:
Professioneel gezelschap. Gesubsidieerd. Meerdere producties gemaakt. Groep speelde alleen
op locatie, waarbij de locatie theatraal middel is van de voorstelling. Hij illustreert zijn
opmerking aan de hand van een voorstelling Adriaan & Olivier, die op verschillende
historische locaties werd gespeeld; een openluchtvoorstelling waarbij het gebouw dient als
decor.
Hoewel een historisch getinte voorstelling op een historische locatie prima direct thematisch
locatietheater kan zijn, lijkt dit toch niet het geval. Adriaan & Olivier toerde simpelweg langs
mooie historische plaatjes, waar de voorstelling qua sfeer goed bijpaste – en waar vervolgens
ook gewoon een podium werd gebouwd. Bovendien blijft de status van de groep onduidelijk;
Naaijer claimt dat de groep meerdere producties geeft gemaakt, maar hoe, wat en waar staat
nergens ‘officieel’ geregistreerd.
Naam:
Theatergroep Smeedwerk
Plaats:
Ede, Utrecht
Periode:
1999 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
NEE
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Informatie via website www.smeedwerk.nl, groep reageert niet mailtjes, telefoontjes:
‘Theatergroep Smeedwerk is in 1999 opgericht en maakt eigentijdse en professionele
theaterproducties voor een breed publiek in theaters, op festivals en op scholen voor
basis- en voortgezet onderwijs. Zo nu en dan maken we ook voorstellingen op locatie.
Het repertoire van Smeedwerk kent daarom twee exponenten: voorstellingen gemaakt
voor en geïnspireerd door buitenlocaties zoals Fort Rijnauwen, het DRU-complex in
Ulft en Paleis Het Loo en voorstellingen voor de kleine theaterzalen. Beide genres
laten zich kenmerken als innovatief, inventief en ambachtelijk. Maar ook als
toegankelijk, geestig en speels.’
Groep maakt wel degelijk structureel voorstellingen op locatie (scholen meegerekend), maar,
zoals ze zelf al zeggen, zijn de voorstellingen op locatie vaak geïnspireerd op de locatie, maar
gaan er zelden een betekenisrelatie mee aan. Smeedwerk presenteert filmbewerkingen van
James Bond en Titanic op buitenlocaties ook als locatietheater. Ik vind dat de groep niet echt
structureel locatietheater maakt.
Naam:
Teaterwerkgroep Spektakel
76
Plaats:
Onbekend
Periode:
1976 - 1985
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
NEE
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Spektakel was een van de vele gesubsidieerde vormingstheatergezelschappen die Nederland
in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw rijk was. Deze gezelschappen kozen er
bewust voor om een groot deel van hun voorstellingen op locatie te spelen; er werd daarnaast
echter ook nog gewoon gespeeld in theaterzaaltjes. Bovendien zochten deze gezelschappen de
locatie op om de afstand met het publiek te verkleinen, om voor doelgroepen te spelen, die
nooit of bijna nooit met theater in aanraking kwamen en niet om de locatie als theatraal
middel binnen hun voorstelling te gebruiken.
Naam:
Regiotheater
Plaats:
... – Noord-Holland
Periode:
1983 - 1985
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
NEE
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Het Regiotheater was een van de vele gesubsidieerde vormingstheatergezelschappen die
Nederland in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw rijk was. Deze gezelschappen
kozen er bewust voor om een groot deel van hun voorstellingen op locatie te spelen; er werd
daarnaast echter ook nog gewoon gespeeld in theaterzaaltjes. Bovendien zochten deze
gezelschappen de locatie op om de afstand met het publiek te verkleinen, om voor
doelgroepen te spelen, die nooit of bijna nooit met theater in aanraking kwamen en niet om de
locatie als theatraal middel binnen hun voorstelling te gebruiken. Pas toen het Regiotheater
fuseerde met Acht Oktober in Hollandia, werd de locatie, in toenemende mate, als theatraal
middel binnen de voorstelling gebruikt.
Naam:
Stichting The Wonder Foundation
Plaats:
Amsterdam – Noord-Holland
Periode:
2000 – bestaat nog op 1 september 2009 (hoewel weinig actief)
77
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
NEE
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Verslag telefoongesprek met Bert Barten (oktober 2008):
Professionele makers, leven van hun kunstenaarschap. The Wonder Foundation maakte,
voornamelijk begin deze eeuw, structureel grote voorstellingen op locaties. Barten richt zich
op literaire klassiekers – voerde De Storm op Slot Loevestein, en La Divina Commedia in een
bos. Vindt The Wonder Foundation ‘locatietheatergezelschap’. Ik heb sterk mijn twijfels,
wanneer ik ‘m vraag naar de betekenisrelatie tussen Divina Commedia en een bos, komt hij
niet verder dan dat het daar een ‘indrukwekkende ervaring’ was.
Naam:
Fryske Toaniel Stifting Tryater
Plaats:
Leeuwarden, Friesland
Periode:
1994 – 2003 (onder Jos Thie) – Gezelschap bestaat al sinds 1965, en op 1 september 2009
nog steeds.
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
JA
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Associatief thematische locatietheater
----Groot gesubsidieerd toneelgezelschap in Nederland speelde onder artistieke leiding van Jos
Thie structureel voorstellingen op locatie, waarbij de locatie betekenisdragend was. Volgens
Hupperetz is Thie, en Tryater onder Thie, ‘een van de belangrijkste
locatietheatergezelschappen van Nederland geweest.’
NOOT 2011: Ook Freriks haalt in zijn essay ‘Verslaafd aan de rauwe ruimte’ een beroemde
voorstelling van Thie en Tryater aan; Peer Gynt op het strand van Terschelling. Met in het
achterhoofd ook de gigantische locatieproductie ABE, in een voetbalstadion, maakte Thie
misschien wel het meest gekende locatietheater in Nederland.
Tryater speelt tegenwoordig ook nog wel op locatie (2009), maar daar ligt de nadruk al lang
niet meer op. Alleen onder Jos Thie was het werkelijk een locatietheatergezelschap.
Naam:
Theatergroep Spaanse Peper
Plaats:
Nijmegen, Gelderland
Periode:
1996 – bestaat nog op 1 september 2009
78
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
JA
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Associatief thematisch locatietheater
----Enquête per mail, ingevuld door Marianne Hermans (1 september 2009):
1. Ontvangt de theatergroep subsidie? Zo ja, van wie (fonds/provincie/rijks)?
Spaanse Peper ontvangt subsidie van Gemeente en diverse fondsen o.a. Prins
Bernhardfonds, Rabobank, Fortis etc.
2. Is *Spaanse Peper *een professionele theatergroep (kunnen de medewerkers ervan
leven', zijn het afgestudeerde kunstenaars/theatermakers?)
De kern van medewerkers zijn afgestudeerde theatermakers en voor de spelers is dit
ongeveer 50%. Zij kunnen er niet van leven
3. Speelt de groep meer op locatie of meer in zalen? Is het spelen buiten de zalen een
belangrijk onderdeel van het artistieke profiel van de groep?
Spelen op lokatie is een zeer belangrijk artistiek profiel van de groep, we zijn bij een
project afgeweken maar het laatste project en ook de komende projecten gaan weer
op locatie plaatsvinden
4. Als er op locatie gespeeld wordt: is de ruimte/locatie dan een theatraal middel. Is
deze een betekenisdragend element binnen de voorstelling, of functioneert deze dan
‘gewoon’ als een opvoerplek? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wij zoeken altijd naar een betekenisdragend element, de lokatie moet altijd iets
extra’s toevoegen.
Zoals het laatste project ‘Het huis van Bernarda Alba’hebben we juist gekozen voor
het spelen in en rond een oude boerenschuur, om hiermee aan te geven, dat
Bernarda de schijn ophoudt, dat het vergane glorie is maar dat zij met haar dochters
een wereld op zich creëert, een wereld die wankelt en gaten vertoont evenzo de macht
van Bernarda wankelt en gaten vertoont
Het publiek is stille getuige van dit proces vandaar dat we de hele lokatie erbij
betrekken, Vanaf het moment dat het publiek arriveert zijn zij de gasten van
Bernarda in haar huis.
5. Indien de locatie een betekenisdragend element is; wat is op locatie de relatie
tussen de inhoud van de voorstelling en de locatie: is deze thematisch (inhoud van de
voorstelling staat in een directe of een associatieve relatie met de betekenis van de
locatie) of meer esthetisch ( als BEWTH, de voorstelling benadrukt puur en alleen de
esthetiek van de locatie) van aard?
Vaak starten we vanuit het thema maar gaan deze hand in hand of vinden we het leuk
om er juist mee te spelen of er tegenaan te schuren. Dit is afhankelijk van het stuk en
de inhoud.
Zie hierboven het huis van Bernarda, dan maken we kwa decor gebruik van alle
spullen die we vinden op lokatie, de mise en scene komt voort uit de lokatie
Maar ook de zooi die we aantroffen op de lokatie wordt meegenomen in het stuk
waardoor we komen op de vergane glorie van Bernarda, niets is wat het lijkt, de
buitenkant is schone schijn etc.
We proberen de lokatie driedimensionaal te maken
De oude schuur had een prachtige bogenkonstuktie die erg sacraal leek, Bernarda is
katholiek opgevoed dit laten we dan terugkomen en benadrukken we dan.
79
Naam:
’t Woud Ensemble
Plaats:
Amsterdam, Noord-Holland
Periode:
2005 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
JA
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Associatief thematisch locatietheater
----Gezelschap gevonden via doornemen speellijsten ‘zomerfestivals’. Toegevoegd op basis van
informatie en videomateriaal website (www.woudensemble.nl). Artistieke leiding in handen
van twee afgestudeerden van de toneelschool Amsterdam; Margien van Doesen en Jos van
Hulst. Grote groep professionele acteurs. Speelt structureel voorstellingen op locatie, en staat
(vrijwel) nooit in een zaal. Locatie is (vrijwel) altijd een theatraal midden binnen de
voorstelling. Voorstelling ‘Bruiloft’ bijvoorbeeld over een wat treurige bruiloft werd gespeeld
in voetbalkantine(!) = helemaal raak. Groep toert ook langs festivals met voorstellingen, er
wordt dan op meerdere locaties gespeeld; toch wordt er steeds een locatie gezocht die qua en
associatie betekenis toevoegt, en niet alleen wat betreft decor. Bij een Tsjechov worden steeds
kleinburgerlijke huisjes uitgezocht – associatie locatie versterkt voorstelling!
Naam:
Theatergroep Drang
Plaats:
Den Haag, Zuid-Holland
Periode:
1995 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
JA
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Associatief thematisch & direct thematisch locatietheater
----Verslag van telefoongesprek met artistiek leider Lucienne van Amelsfort (oktober 2008):
Professionele makers, professioneel gezelschap; tot 2013 gemeentesubsidie in Den Haag. Elk
jaar in ieder geval 1 groot locatieproject, en 1 a 2 theaterexperimenten in zaal. Groep
profileert zich wel met locatietheater, is ook wezenlijk onderdeel profiel. ‘Op locatie sluit
locatie altijd aan op inhoud voorstelling’, zegt Van Amelsfort. Voorstelling over een
afkickervaring in een gebouw met allemaal kleine gangetjes, voorstelling over geweld op een
parterretrap, voorstelling over een kantoorfeest in een kantoor.
Naam:
Het Bedrijf v/h (voorheen Flup en Ju)
Plaats:
Nw. – en st. Joosland, Zeeland.
80
Periode:
1973 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
JA
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Associatief thematisch & direct thematisch locatietheater
----Verslag van telefoongesprek met artistiek leider Rob Maaskant (oktober 2008),
Kleine structurele subsidie van de provincie Zeeland. Inkomsten voor een klein deel
incidenteel uit sponsoring en fondsen, merendeel uit verkoop voorstellingen. Professionele
theatergroep. ‘Kunner ervan leven.’ Gezelschap speelt uitsluitend op locatie, waarbij de
locatie het uitgangspunt is. De ruimte is altijd betekenisdragend, volgens Maaskant; er wordt
uitgegaan van de historische waarde van een plek. Voorbeeld: in kasteel Maagdenburg
voorstelling over de Maagdenburger bollen.
Naam:
Convoi Exceptionnel
Plaats:
Amsterdam, Noord-Holland.
Periode:
1998 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
JA
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Associatief thematisch & direct thematisch locatietheater
----Verslag van telefoongesprek met regisseuse Ankie Boerstra (oktober 2008):
Geen structurele subsidie, wel voor losse projecten via fondsen. Professionele theatergroep.
Kunnen leven van verkoop voorstellingen, werken bovendien met professionele makers.
Groep speelt uitsluitend voorstellingen op locatie. Locatie is altijd betekenisdragend element,
volgens Boerstra. Dat kan op een directe manier – Sil de Strandjutter op een strand
ensceneren – of associatieve manier – een western op een groot leeg strand - . Hoewel de
groep veel stranden en bossen bespeelt, wordt er wel steeds nagedacht over de relatie locatievoorstelling.
Naam:
Theatergroep Delta
Plaats:
Amsterdam, Noord-Holland.
Periode:
1983 – 2009
Professioneel gezelschap:
JA
81
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
JA
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Direct thematisch locatietheater
----Verslag van telefoongesprek met artistiek leider Marcel van Kempen (oktober 2008):
Structurele rijkssubsidie vanaf 1997, stopt in 2009. Daarna heft groep zich op. Professionele
theatergroep. Locatietheater is het speerpunt van de groep. Zijn inhoudelijk uit de zalen
gegroeid. Locatie is betekenisdragend element. Niet esthetisch, direct thematisch. VB: ‘De
vrouwen van kamp Westkapelle’. Voorstelling van, en over de Molukkers in de barakken van
hun tijdelijke onderkomen in de jaren vijftig. ‘Puur locatietheater’.
Van Kempen refereert bovendien aan discussie fonds over theater op locatie/locatietheater
nav nieuwe subsidieronde en roept op tot een manifest!
Naam:
Groen Ijs
Plaats:
Rotterdam, Zuid-Holland.
Periode:
1999 - 2004
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
JA
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Associatief thematisch locatietheater
----Verslag van telefoongesprek met artistiek leider Ascon de Nijs (november 2008):
Geen structurele subsidie ontvangen. ‘Sprokkelen’. VSB-fonds. 1x van het rijk, 3 a 4 jaar
subsidie van de Rotterdamse kunststichting. Na 1e voorstelling professioneel gezelschap
(eerste jaar nog geen afgestudeerde toneelschoolacteurs). Locatietheater absoluut
handtekening groep, maakte vrijwel niets anders. Locatie, andere omgeving geeft energie.
Locatie was betekenisdragend element binnen de voorstelling. Voorbeeld: Delirium van
Ionesco in een klein busje. Gevoel van kleine, afgesloten ruimte die heftig beweegt bewust
creëren. Oriëntatie verliezen. Odyssee op een sleepboot. Thematisch. ‘Schatplichtig aan
Hollandia’.
Naam:
Bewegingstheater BEWTH
Plaats:
Amsterdam, Noord-Holland.
Periode:
1965 – 2004 (vanaf 1967 maakt groep locatietheater)
Professioneel gezelschap:
JA
82
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
Locatie theatraal middel:
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Esthetisch locatietheater
----Op de website www.bewth.nl kan men lezen:
JA
JA
JA
‘BEWTH maakt voorstellingen waaraan de gebouwde omgeving ten grondslag ligt.
De kern van de BEWTH-hartstocht is het tonen van de ruimtelijke schoonheid van
gebouwen aan een lijfelijk betrokken publiek. Met name gebouwen die van grote
architectonische waarde zijn en behoren tot het cultureel erfgoed of daartoe de
potentie hebben, vormen de grondstof voor BEWTH-producties. Het gebouw is ook
werkelijk de hoofdpersoon in de voorstelling.’ (www.bewth.nl)
Behoort volgens Eversmann tot het locatietheatercanon, was in feite de grondlegger van het
locatietheater in Nederland.
Naam:
Dogtroep
Plaats:
Amsterdam, Noord-Holland.
Periode:
1975 – 2008
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
JA
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Direct & Associatief thematisch locatietheater, Esthetisch locatietheater
----Behoort volgens Eversmann tot het ‘locatietheatercanon’. Situeerde uitsluitend voorstellingen
op plekken ‘die niet voor het theater bedoeld zijn.’ In ‘Tender opent’, artikel in ‘een
theatergeschiedenis der Nederlanden’ schrijft Eversmann dat alledaagse plekken bij Dogtroep
mythische proporties kregen. Versterking van de esthetiek van een locatie  voorstelling
‘Adder Zonder Gras’ in Academisch Ziekenhuis Groningen (www.dogtroep.nl) daarnaast
werden er ook meer thematische verbanden gelegd – voorstelling in passengersterminal
Schiphol over sociale drama’s Schiphol. (www.dogtroep.nl)
Naam:
Theatergroep Hollandia
Plaats:
Zaandam, Noord-Holland.
Periode:
1985 – 2001 (gefuseerd met Zuidelijk Toneel, verder als ZTHollandia)
83
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
JA
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Associatief thematisch locatietheater
----Behoort volgens Eversmann tot ‘locatietheatercanon.’ Gezelschap vond direct thematisch een
vergissing (Achternbusch’ kippenhok in kippenhok), maakte daarna associatief thematisch
locatietheater: ‘extra betekenislaag (…) er wordt voortaan gezocht naar karakteristieke
ruimtes, met een eigen geschiedenis en een specifieke sfeer, die iets extra’s toevoegen aan de
voorstelling.’ (Blokdijk, pag. 03) De groep die wat met associatief locatietheater wordt
bedoeld, het beste representeert.
Naam:
Theatergroep Vis – a – Vis
Plaats:
Almere, Flevoland.
Periode:
1990 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
JA
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Associatief & Direct thematisch locatietheater
----Verslag telefoongesprek met Rob Veldhuijsen, zakelijk leider (oktober 2008):
Professioneel gezelschap. Structurele rijkssubsidie. Twee type voorstellingen: voorstellingen
waarbij de locatie niet leidend is (reisvoorstellingen) en voorstellingen waarbij de locatie wel
leidend is. Of naar aanleiding van een locatie wordt een voorstelling geschreven, of naar
aanleiding van een geschreven voorstelling wordt een locatie gezocht. Relatie is in tweede
geval altijd thematisch. Associaties die locatie oproepen moet voorstelling versterken.
Hoewel gezelschap dus ook veel theater-op-locatie maakt, maakt het ook structureel
locatietheater.
Naam:
Theatergroep ’t Frus
Plaats:
Onbekend
Periode:
1980 - 1994
Professioneel gezelschap:
JA
84
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
JA
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Associatief & Direct thematisch locatietheater
----Notes uit doctoraalscriptie: Bavinck, Ellen. De ruimteprojekten van ‘t Frus. Een hedendaagse
locatietheatergroep in historisch perspectief. Amsterdam, 1992.
‘Deze groep houdt zich bezig met het maken van ruimteprojekten waarbij men
bewust kiest voor het bespelen van een bepaald gebouw, dat men uitzoekt op sfeer en
mogelijkheden.’
‘Ruimteprojekten namen een steeds prominentere plek in binnen het repertoire van de
groep.’
‘t Frus speelde, volgens Bavinck, op alledaagse locaties voorstellingen over die min of meer
thematisch gingen over die plekken.
Naam:
Griftheater
Plaats:
Amsterdam, Noord-Holland
Periode:
1975 - 2003
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
JA
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Associatief & Direct thematisch locatietheater, esthetisch locatietheater
----‘Elke ruimte wordt gekozen vanwege bijzondere architectuur, functie en/of proporties
die zo’n theatraal antwoord uitlokken (BD: esthetisch). Maar een specifieke ruimte
hoeft niet alleen de enige bron te zijn voor een voorstelling; er kunnen ook ideeën
meegenomen worden vanuit de studio, uit de beeldende kunst of uit de literatuur. Het
omgekeerde ligt dan voor de hand: een theatraal idee waar een geschikte ruimte bij
gezocht wordt (BD: thematisch).’
Uit: Publicatie: ‘Griftheater, beeldend bewegingstheater op locatie 1975-2003’. Tin,
Amsterdam; 2006. Pag 20.
Naam:
The Lunatics
Plaats:
Den Bosch, Noord-Brabant
Periode:
1994 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
JA
85
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
JA
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Associatief thematisch locatietheater, esthetisch locatietheater
----Verslag van telefoongesprek met Ellie de Bruin, marketing (november 2008):
4-jarige rijkssubsidie, gemeentesubsidie, provinciesubsidie. Professionele theatergroep.
Locatie betekenisdragend element binnen de voorstelling. Belangrijke artistieke factor, eerst
de locatie en dan deze integreren met voorstelling. ‘Geen opvoerplek, niet even de afmetingen
opmeten en dan spelen.’ Alle vormen, vooral associatief thematisch: associaties die locatie
oproepen moeten thema’s voorstelling versterken.
Maar ook, in mindere mate, esthetisch: in flat die afgebroken wordt puur en alleen over die
architectuur van die flat (voorstelling ‘No More Dreams’ zie www.lunatics.nl/producties 
esthetisch.
Naam:
Theatergroep Pampa Lab
Plaats:
Amsterdam, Noord-Holland
Periode:
2003 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
JA
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Direct & Associatief thematisch locatietheater
----Verslag van telefoongesprek met Frank Gunning, regisseur (november 2008):
Projectmatige subsidie. Vsb-fonds, kleinere fondsen. Via locatiefestivals. Professionele
theatergroep: twee vaste medewerkers, steeds wisselende cast/crew. Locatietheatergroep,
speelt nooit in zalen, behalve als deze als locatie gebruikt wordt. Locatie is niet alleen
betekenisdragend, maar zelfs bepalend! Alles op de locatie wordt daar vanuit ter plekke
bedacht: gezocht naar kenmerken locatie, betekenissen. Vanuit de locatie de voorstellingen.
Thematische relatie.
Op de website (pampalab.nl) kunnen we het volgende lezen:
‘Pampa Lab is een theatergezelschap dat bestaat uit podiumkunstenaars theatermakers, acteurs, dansers, muzikanten en vormgevers - die voor één week een
locatie tot de hunne maken.
Onder hoge tijdsdruk wordt een avondvullende voorstelling gemaakt, geïnspireerd op
de locatie zelf. Er is geen bestaand script, geen bestaande muziek. Wel zijn er de
gebundelde ideeën van vakmensen uit verschillende kunstdisciplines die zich laten
inspireren door de locatie en elkaar. ‘
Groep speelde bijvoorbeeld in 2006 voorstelling op actieschip Sirius over roemruchte
verleden schip.
Naam:
Stichting PeergrouP
86
Plaats:
Veenhuizen, Drenthe
Periode:
2000 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
Locatie theatraal middel:
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Direct & Associatief thematisch locatietheater.
----Info van website (www.peergroup.nl):
JA
JA
JA
JA
‘ De PeerGroup maakt voorstellingen in schuren of in de buitenlucht, op schepen en
in verlaten bedrijfsgebouwen. Plekken die er toe doen, waar mensen zich mee
verbonden voelen of die een geschiedenis hebben.
Plaatsen die een bron zijn van verhalen van de mensen die er wonen en werken. Naast
de sociale, morele en emotionele thema's vormen architectuur en technische
mogelijkheden van de locatie belangrijke bouwstenen voor een locatievoorstelling.’
Architectuur staat wel in dienst verhaal. Gezelschap maakt geen esthetisch locatietheater.
PeerGroup heeft de afgelopen jaren een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling
van het locatietheater in Nederland en met name in het noorden. De voorstelling "Te gast in
de Graanrepubliek" en "Faust Inc." in Ter Apel en Waterkracht , een voorstelling in het ruim
van een vrachtschip zijn hier mooie voorbeelden van. In de loop van de jaren verzamelde
PeerGrouP een vaste groep theatermakers en medewerkers om zich heen.
PeerGroup is sinds januari 2004 gevestigd in Veenhuizen en is gesubsidieerd door de
provincie Drenthe en het Ministerie van OC&W. Peergroup organiseert ook veel workshops
en dergelijke om het nadenken over locatietheater te stimuleren.
Naam:
Theater Compagnie Barrevoet
Plaats:
Midsland (Terschelling), Friesland.
Periode:
1998 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
JA
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Direct & Associatief thematisch locatietheater.
----Verslag van telefoongesprek met Judith Oost (november 2008):
Geen structurele subsidie. Wel opgenomen geweest in Aktieprogramma Cultuurbeleid
Friesland. Incidentele fondssubsidies. Professionele theatergroep: ze leven er van, en hebben
er voor gestudeerd. Spelen meer op locatie dan in zalen. Wezenlijk onderdeel artistiek profiel.
Locatie is betekenisdragend element, het uitgangspunt. Wat is de betekenis van een plek?
Thematisch locatietheater, direct en associatief. Herinneringen rond een oude koster spelen
bij een kerk, theaterwandeling over een oude zeeman langs het strand.
87
Naam:
H2O en Zn. (Water en Zink)
Plaats:
Onbekend
Periode:
1996 - 2000
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
JA
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Direct & Associatief thematisch locatietheater, Esthetisch locatietheater
----Verslag van telefoongesprek met Robbert van der Horst (oktober 2008):
Professionele theatergroep, afgestuurde kunstenaars beeldende kunst, mime. Projectmatige
subsidies, fondsen, gemeenten. Alles op locatie. Ruimte was betekenisdragend element, aan
het verhaal van een plek, werd een eigen verhaal toegevoegd. Thematische voorstellingen in
oude boerenschuren, brievenbusproject op Terschelling. Maar ook een voorstelling die de
esthetiek van een locatie benadrukte: bewegingsscene bij dorsmachine.
Naam:
Muziektheater De Plaats
Plaats:
Arnhem, Gelderland
Periode:
1998 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
JA
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Direct & Associatief thematisch locatietheater, esthetisch locatietheater.
----Verslag van telefoongesprek met Albert Hoex, artistiek leider (november 2008):
Structurele subsidie. Per project subsidie. Professionele theatergroep. Spelen overwegend op
locatie. Locatie inspiratie vd voorstelling, betekenisdragend element. ‘Krabat’ in een molen,
voorstelling over een commissievergadering in raadzalen. Gezelschap maakt ook
bewegingstheater/dansvoorstellingen.. bv ‘Ode aan de constructie’ (2001). Zowel thematisch
als esthetisch.
Naam:
Wunderbaum (voorheen JONGHOLLANDIA)
Plaats:
Rotterdam, Zuid-Holland.
Periode:
2001 – bestaat nog op 1 september 2009 (2001 – 2005 als JONGHOLLANDIA)
88
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
JA
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Associatief thematisch locatietheater
----Verslag van telefoongesprek met Matijs Jansen, artistiek leider (oktober 2008):
Professioneel gezelschap. 4-jarige rijkssubsidie. Toch nog echt locatietheatergezelschap,
maakt wezenlijk deel uit van artistiek profiel gezelschap. Ruimte altijd betekenisdragend
element, op een associatieve manier. VB: Magna Plaza, een voorstelling over
‘cosumentisme’ in een winkelcentrum..
Naam:
Warner & Consorten
Plaats:
Zaandam, Noord-Holland.
Periode:
1993 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
JA
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Direct & Associatief thematisch locatietheater, esthetisch locatietheater
----Op basis website – www.warnerenconsorten.nl - gesprek Van Wely – publ. Van Wely.
Theater in de openbare ruimte.
Professionals, spelen uitsluitend op locatie. Linkt meer dan Dogtroep naar straattheater –
rijdende performances op grote festivals. Of spectaculaire installaties. Toch wordt er ook echt
op structurele wijze locatietheater gemaakt; van voorstellingen in oude fabrieken waarin de
esthetiek wordt versterkt, tot speciaal gemaakte voorstellingen voor ziekenhuizen over sociale
codes aldaar. Lijkt een beetje het kleine, iets minder precieze, broertje van Dogtroep.
Naam:
Theatergroep Tender
Plaats:
Onbekend
Periode:
1981 – 1996
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
JA
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Direct & Associatief thematisch locatietheater.
----Behoort volgens Eversmann tot het ‘locatietheatercanon.’ Gezelschap speelde uitsluitend op
locatie, gebruikte locatie altijd als theatraal middel, maar wel om de sociale betekenis van de
89
locatie:
‘Tender uses social dimensions of various locations as a starting point for its
performances.’ (Eversmann. Theater on Location in the Netherlands)
Eversmann haalt voorbeeld aan van een voorstelling in een zwembad, waar de Tenderleden
min of meer niet-zwembad-fahige streken uithaalden. Heeft zo erg betrekking op directe
thematische relatie zwembad, soms werd er ook associatiever met locatie gewerkt.
Naam:
Theater / Stichting Nomade
Plaats:
Amsterdam, Noord-Holland.
Periode:
1983 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
JA
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Direct & Associatief thematisch locatietheater.
----Verslag van telefoongesprek met Ab Gietelink (september 2008):
Professioneel gezelschap, veel subsidies. Locatie is wel altijd een betekenisdragend element,
spelen 1 voorstelling vaak op verschillende locaties. Nomade heeft netwerk van bijzondere
historische locaties en speelt/kiest een stuk dat bij deze locatie past. Gietelink ergert zich aan
dogma locatietheater/theater op locatie. Locatietheater is volgens hem, volgens de raad,
gezien als een voorstelling op 1 plek die eenmaal daar kan plaats vinden. Dat maakt Gietelink
niet; maar hij denkt altijd door over betekenisrelatie locatievoorstelling. BV. ‘Islamitische’
bewerking Gijsbrecht van Aemstel in kerken spelen. Direct / Associatief thematisch.
Naam:
Theatergroep Warber
Plaats:
Amsterdam, Noord-Holland.
Periode:
2002 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
JA
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Direct & Associatief thematisch locatietheater.
----Verslag van telefoongesprek met Tsjitske Deinum, artistiek leider (oktober 2008):
Trekt per voorstelling professionals aan, leeft er zelf van. Spelen meer buiten de zalen, dan
erin. Locatietheater wezenlijk onderdeel artistiek profiel. Op locatie is locatie theatraal middel
– er wordt vanuit een locatie gedacht, en daar een idee bij gezocht, of andersom. Voorstelling
Water Vrees (2002) – over twee gevangen vrouwen in een fort.
90
Naam:
Polly Magoo
Plaats:
Amsterdam, Noord-Holland.
Periode:
2001 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
JA
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Direct & Associatief thematisch locatietheater.
----Enquête per mail, ingevuld door Mathijs Verboom, artistiek leider (13 februari 2009):
1. Ontvangt de theatergroep op dit moment subsidie? Zo ja, van wie
(fonds/provincie/rijk)?
Polly Maggoo is een adhoc gezelschap dat per productie subsidie aanvraagt.
Momenteel ligt er bij het NFPK een tweejarige project subsidie om op meer
structurele basis te kunnen produceren. Het antwoord is nog nee, omdat we op de
beoordeling van het fonds wachten.
2. Is Polly Maggoo een professionele theatergroep (kunnen de medewerkers 'ervan
leven', zijn het afgestudeerde kunstenaars/theatermakers?)
Polly Maggoo is een professionele theatergroep. Zij bestaat uit afgestudeerde
acteurs, vormgevers en muzikanten. De medewerkers kunnen er in zoverre van leven
dat ze niet verhongeren. Naast het werk voor de groep doet iedereen echter ook nog
andere klussen om het hoofd boven water te houden.
3. Speelt de groep meer op locatie of meer in zalen? Is het spelen buiten de zalen een
belangrijk onderdeel van het artistieke profiel van de groep?
De afgelopen jaren speelde de groep voornamelijk op locatie. Vanaf komend seizoen
wisselt de groep het spelen op locatie af met het spelen in theaters. Het spelen op
locatie is een integraal onderdeel van de voorstellingen van de groep. De locatie
moet iets toevoegen aan de voorstellingen en is zodoende inderdaad een wezelijk deel
van het artistieke profiel.
4. Als er op locatie gespeeld wordt: is de ruimte/locatie dan een theatraal middel? Is
deze een betekenisdragend element binnen de voorstelling, of functioneert deze dan
'gewoon' als een opvoerplek? Kunt u uw antwoord toelichten?
De ruimte is betekenisdragend. De voorstellingen van de groep worden in ruimtes
gespeeld die een extra dimensie kunnen toevoegen aan de inhoud, zoals de kantines
waarin de voorstelling Dobranoc speelde, over de teloorgang van een poolse
kantine, of de schuren waarin Op Hoop van Zegen speelde. Veel van de
voorstellingen zijn naast de locaties echter ook in het theater gespeeld, waarin ze
vaak weer opnieuw gedefinieerd moesten worden.
5. Indien de locatie een betekenisdragend element is: wat is op locatie de relatie
tussen de inhoud van de voorstelling en de locatie: is deze thematisch (inhoud van de
voorstelling staat in een directe of een associatieve relatie met de betekenis van de
locatie) of meer esthetisch ( als BEWTH, de voorstelling benadrukt puur en alleen de
esthetiek van de locatie) van aard?
Bij Polly Maggoo is de relatie vaak thematisch. We spelen tekststukken die vaak
minder abstract zijn en zeker in het geval van de locatievoorstellingen van de
afgelopen jaren realistisch. Zo is ons vluchtelingenstuk josenfjord/lampedusa op het
91
strand gespeeld waar het publiek in de rubber boot zat waarmee een afrikaanse
vluchteling net was aangespoeld. Even verderop zat het publiek op bedden in een
legertent waar ze als aangespoelde vluchtelingen werden opgevangen. Zo zoeken we
per voorstelling naar een geschikte locatie. Alleen in het Weerzien van vorig jaar,
dat ging over de rol van het westen in het israelisch-palestijns conflict had de ruimte
een minder thematische en een meer associatieve relatie. De leegte van de relatie van
het oudere koppel werd gesymboliseerd door de grote lege hal waar het stuk zich
afspeelde.
Naam:
Sater
Plaats:
Onbekend
Periode:
1971 – 1985
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
NEE
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
NEE
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
NVT
----Sater was een van de vele gesubsidieerde vormingstheatergezelschappen die Nederland in de
jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw rijk was. Deze gezelschappen kozen er bewust
voor om een groot deel van hun voorstellingen op locatie te spelen; er werd daarnaast echter
ook nog gewoon gespeeld in theaterzaaltjes. Bovendien zochten deze gezelschappen de
locatie op om de afstand met het publiek te verkleinen, om voor doelgroepen te spelen, die
nooit of bijna nooit met theater in aanraking kwamen en niet om de locatie als theatraal
middel binnen hun voorstelling te gebruiken.
Naam:
5e Kwartier
Plaats:
Haarlem, Noord-Holland.
Periode:
2004 – bestaat nog op 1 september 2009
Professioneel gezelschap:
JA
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA
Locatie theatraal middel:
JA
LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
Direct & Associatief thematisch locatietheater
----Grote, gesubsidieerd professioneel gezelschap. Speelt (bijna) uitsluitend op locatie:
‘Vanaf 2004 maakt 5eKwartier geëngageerd locatietheater in stedelijke en landelijke
gemeenschappen in Noord-Holland, op plekken waar de wereld verandert. 5eKwartier is
kroniekschrijver van gemeenschappen in verandering. Kunstenaars ontwikkelen theatrale
vormen om persoonlijke verhalen en unieke kwaliteiten van de plek te ontsluiten en te
vertalen naar gemeenschappelijke ervaringen die mensen ontvankelijk maken voor elkaar,
92
hun geschiedenis en hun omgeving.’ (www.5ekwartier.nl)
NOOT 2011: Gezelschap toegevoegd op basis speellijsten zomerfestivals, linkt meer naar
sociale component – VB. Voorstelling STEK in 2010 – verhalen over bewoners
slachthuisbuurt in slachthuisbuurt. Groep deed dit in de jaren daarvoor ook al min of meer
met zogenaamde ‘verhalenkeukens.’
BIJLAGE V
Enquête
------------------Beste,
Op dit moment ben ik voor mijn masterscriptie bezig met een onderzoek naar het
locatietheater in Nederland. Een deel van dit onderzoek houdt in dat ik alle professionele
Nederlandse locatietheatergroepen vanaf 1967 in kaart breng.
Inmiddels heb ik op basis van de theaterjaarboeken en gegevens van het theaterinstituut een
shortlist van 66 groepen opgesteld.
93
(..) staat op de shortlist en ik zou u willen vragen of u onderstaande vragen over deze groep
zou willen beantwoorden. Bij voorbaat dank.
Met vriendelijke groet,
Bram Douwes
Masterstudent Theaterwetenschappen
06-42245540
Vragen:
1. Ontvangt de theatergroep subsidie? Zo ja, van wie (fonds/provincie/rijks)?
2. Is (…) een professionele theatergroep (kunnen de medewerkers 'ervan leven', zijn het
afgestudeerde kunstenaars/theatermakers?)
3. Speelt de groep meer op locatie of meer in zalen? Is het spelen buiten de zalen een
belangrijk onderdeel van het artistieke profiel van de groep?
4. Als er op locatie gespeeld wordt: is de ruimte/locatie daar een theatraal middel? Is deze een
betekenisdragend element binnen de voorstelling, of functioneert deze dan ‘gewoon’ als een
opvoerplek? Kunt u uw antwoord toelichten?
Indien de locatie een betekenisdragend element is,
5. Wat is op locatie de relatie tussen de inhoud van de voorstelling en de locatie: is deze
thematisch (inhoud van de voorstelling staat in een directe of een associatieve relatie met de
betekenis van de locatie) of meer esthetisch ( als BEWTH, de voorstelling benadrukt puur en
alleen de esthetiek van de locatie) van aard?
94
95
BIJLAGE VI
Interview met Ab Gietelink, 20 oktober 2008.
96
97
BIJLAGE VII
Interview Johan Simons, 29 augustus 2009
98
99
BIJLAGE VIII
Interview Ben Zwaal, 1 september 2009
100
101
BIJLAGE IX
Interview Peter Eversmann, 1 september 2009
102
103
BIJLAGE X
Interview Warner van Wely, 15 september 2009
104
105
BIJLAGE XI
Interview met Tom Blokdijk, 17 september 2009
106
107
BIJLAGE XII
Interview Karel Hupperetz, 23 september 2009
108
109
BIJLAGE XIII
Samenvatting interviews over locatietheater
110
111
112
Download