16-Chirurgie 5.2 01-06-2005 09:36 Pagina 121 121 5.2 Zwelling huid J.P.C.M. Oomen Een 52-jarige bouwvakker wordt door zijn huisarts naar u verwezen in verband met een huidafwijking op de rechter bovenlip. Hij maakt zich ongerust omdat de laesie groter wordt. ➥ Wat zou u nog meer willen weten? Probleemlijst Actuele problemen: – een spontaan ontstane solitaire zwelling van de gelaatshuid; – de zwelling groeit en daarover maakt de patiënt zich zorgen. ➥ Wat is uw differentiële diagnose? Specifieke anamnese U wilt allereerst weten hoe lang de afwijking al bestaat en of die spontaan of naar aanleiding van het een of ander is ontstaan. Voorts wilt u weten hoe het beloop sinds het ontstaan is geweest. De patiënt vertelt u dat de afwijking sinds vier weken bestaat en spontaan is ontstaan. De afwijking wordt langzaam aan groter en jeukt enigszins. Verder heeft hij er geen last van. ➥ Welk specifiek lichamelijk onderzoek zou u als eerste willen verrichten? Specifiek lichamelijk onderzoek Op de rechter bovenlip van de patiënt bevindt zich een exofytische zwelling van 1,2 cm doorsnee, vrijwel rond van vorm, met een hoogte boven het huidoppervlak van 3 mm. De zwelling is glad en roze van kleur. De rand rond de zwelling is opgeworpen en centraal bevindt zich een klein plugje van hoornweefsel. In de directe omgeving ziet u geen ontstekingsinfiltraat en de huid is gaaf. U kunt de tumor met de huid mee bewegen; hij ligt dus los van de onderlaag. Er zijn in de hals en nek geen vergrote lymfeklieren palpabel. Op de rest van het lichaam ziet u geen vergelijkbare laesies. Differentiële diagnose De differentiële diagnose bij zwellingen van de huid moet altijd primair gericht zijn op het maken van onderscheid tussen maligne en benigne afwijkingen. In dit geval conform de differentiatie in het kader Differentiële diagnose. Zwelling van de huid – Differentiële diagnose – – – – – keratoacanthoom plaveiselcelcarcinoom basocellulair carcinoom verruca seborrhoica keratoma senile (met eventueel cornu cutaneum) – molluscum contagiosum – Kaposi-sarcoom – granuloma pyogenicum Beschouwing differentiële diagnose Het keratoacanthoom voldoet volledig aan de bevindingen bij anamnese en lichamelijk onderzoek. Een plaveiselcelcarcinoom is soms bijzonder moeilijk van een keratoacanthoom te onderscheiden en dan vaak alleen doordat een keratoacanthoom na enige weken weer kleiner wordt 16-Chirurgie 5.2 24-06-2005 12:28 Pagina 122 122 en meestal zelfs spontaan verdwijnt, terwijl dat bij een plaveiselcelcarcinoom niet het geval is. Een basocellulair carcinoom vertoont niet zo’n duidelijke kern van hoornweefsel. Een verruca seborrhoica is vlakker en komt vaak multipel voor. Het keratoma senile komt vrijwel altijd multipel voor, vooral in de oudere leeftijdsgroep. Daarbij komt dat de vorm van de afwijkingen onregelmatiger is. Het molluscum contagiosum is veelal slechts 1 à 3 mm groot en enigszins doorzichtig. Slechts bij grotere, geïnfecteerde afwijkingen is het onderscheid moeilijker te maken. Het Kaposi-sarcoom komt meestal multipel voor, niet zozeer in aan de zon blootgestelde lichaamsoppervlakken, en ontstaat in een paarsrode vlek. Een granuloma pyogenicum is fel rood van kleur en is soms dun geëpithelialiseerd. Het bloedt gemakkelijk en wordt vrijwel altijd voorafgegaan door een bekende laesie. Het keratoacanthoom komt vrij zelden voor, terwijl een basocellulair carcinoom en een plaveiselcelcarcinoom zich frequent manifesteren, zodat het onderscheid op basis van herkenning niet gemakkelijk te maken is. U heeft hier dus te maken met een keratoacanthoom. Het keratoacanthoom kent een proliferatief stadium in de eerste weken, waarna een langzaam involutief stadium volgt waarin de afwijking meestal binnen enkele maanden verdwijnt. De kans op maligne degeneratie is ongeveer 25%. Een dergelijke maligniteit kan zich in beide stadia ontwikkelen en ontstaat focaal. Het keratoacanthoom komt zelden multipel voor. De laesie is ook subunguaal beschreven. Een centrale hoornplug hoeft niet altijd aanwezig te zijn (figuur 5.2.1). Histologisch is het onderscheid met een plaveiselcelcarcinoom soms moeilijk. Zowel na spontane involutie als na excisie is in ongeveer 8% van de gevallen een lokaal recidief mogelijk. Keratoacanthoom – Symptomen – ontstaat snel (in 6-8 weken) – spontane involutie (na 2-3 maanden) 5.2 ZWELLING HUID Figuur 5.2.1 Keratoacanthoom met hoornplug. Keratoacanthoom – Lichamelijk onderzoek − aspect van de afwijking • opgeworpen rand • glanzend • hoornplug? − regionale klierstations − overige afwijkingen van de huid ➥ Welke aanvullende diagnostiek acht u in dit geval aangewezen? Aanvullende diagnostiek De enige zinvolle aanvullende diagnostiek zou een biopsie kunnen zijn. Hiermee kan echter ten onrechte de diagnose keratoacanthoom worden gesteld terwijl het in feite om een plaveiselcelcarcinoom gaat. Keratoacanthoom – Aanvullende diagnostiek – biopsie ➥ Welke behandeling stelt u voor? 16-Chirurgie 5.2 01-06-2005 09:36 Pagina 123 5.2 ZWELLING 123 HUID Behandeling Een krappe maar radicale excisie is de meest zinvolle behandeling. Het gehele preparaat moet door de patholoog-anatoom worden onderzocht. Bij onze patiënt werd op de polikliniek onder lokale anesthesie een krappe excisie uitgevoerd. De PA-diagnose luidde: keratoacanthoom, met frequente mitosen en geen aanwijzingen voor focaal plaveiselcelcarcinoom, snijranden krap radicaal. Het wondje genas cosmetisch fraai en bij nacontrole gedurende twee jaar zijn geen bijzonderheden meer gezien, in het bijzonder geen lokaal recidief. tabeler is dan het litteken na excisie. U dient zich overigens te realiseren dat zelfs na radicale excisie en PA-onderzoek niet altijd de juiste diagnose wordt gesteld. Beloop De prognose is over het algemeen uitstekend, maar de patiënt moet onder controle blijven, aangezien er zowel na spontane involutie als na excisie een kans van ongeveer 8% op lokaal recidief bestaat. Kernpunten Keratoacanthoom – Behandeling – afweging: wel of geen biopsie vooraf – wel of geen primair radicale excisie – cosmetisch resultaat Beschouwing behandeling U zou kunnen afwachten of spontane involutie optreedt, waarbij u echter het risico loopt op een te late diagnose van een plaveiselcelcarcinoom. Een dergelijk carcinoom metastaseert in 3% van de gevallen. Bovendien kan bij het wachten op involutie maligne degeneratie optreden (20-25% van de gevallen). Ook met betrekking tot het cosmetische aspect is van tevoren niet zeker dat het litteken na spontane involutie cosmetisch accep- – Bij een zwelling van de huid moet altijd het risico van een maligniteit in de beschouwing worden meegenomen. – Bij de geringste twijfel over de goedaardigheid moet pathologisch onderzoek worden uitgevoerd. – Bij de behandeling moet altijd een afweging worden gemaakt met betrekking tot radicaliteit en cosmetisch resultaat, waarbij de uitslag van het PA-onderzoek natuurlijk essentieel is. – Altijd moet een afweging worden gemaakt ten aanzien van de nacontrole. Deze punten gaan op voor alle zwellingen van de huid die door een chirurg worden gezien. Literatuur Cohen N, Plaschkes Y, Pevzner S, Loewenthal M. Review of 57 cases of keratoacanthoma. Plast Reconstr Surg 1972; 49: 138-42. Manstein CH, Frauenhoffer CJ, Besden JE. Keratoacanthoma: is it a real entity? Ann Plast Surg 1998; 40: 469-72. Sanchez Yus E, Simon P, Requena L, Ambrojo P, Eusebio E de. Solitary keratoacanthoma: a selfhealing proliferation that frequently becomes malignant. Am J Dermatopathol 2000; 22: 305-10. Schwartz RA. The keratoacanthoma: a review. J Surg Oncol 1979; 12: 138-42. Sullivan JJ. Keratoacanthoma: the Australian experience. Austral J Dermatol 1997; 38 Suppl 1: S36-9. 16-Chirurgie 5.2 01-06-2005 09:36 Pagina 124