Terugkeer geld economie Inleiding Tegenwoordig draait eigenlijk alles wel om geld, zonder geld heb je geen dak boven je hoofd, geen eten en als je ziek bent kan je niet naar het ziekenhuis. Geld krijg je door te werken. Maar waarneer is dit zo bedacht dat ? Dat is al heel erg lang geleden. Er zijn heel veel verschillende vormen van geld geweest maar meestal verdwenen deze ook weer. Ik ga je vertellen hoe het geld is ontstaan hoe we dat nu kennen. Domeinkennis Doordat het Romeinse rijk uit een was gevallen. Werden de mensen niet meer beschermd door een leger. De kans was dus groot dat ze overvallen konden worden, omdat niemand ze beschermden. Hierdoor zochten de mensen bescherming bij een rijke boer die een leger kon opbouwen om "zijn" volk te beschermen. Hierdoor ontstond de horigheid. Dit betekent dat de boeren in ruil voor bescherming van hun heer, hun heer moesten gehoorzamen. Dit systeem hoort begint bij de koning/keizer hij staat bovenaan. Hij heeft een groot rijk in zijn bezit, dus een groot stuk land. Hij kan niet overal tegelijkertijd zijn om iedereen in de gaten te houden, dus hij neemt mensen in dienst die voor hem een stuk land bijhouden. De keizer leent een stuk land aan een andere heer. De keizer noem je dan een leenheer en de heer noem je dan een leenman. In ruil hiervoor krijgt de keizer bijvoorbeeld voedsel terug. De keizer spreekt van te voren af hoeveel voedsel of andere dingen hij ervoor wil. De leenman kon er ook voor kiezen om zijn stukke geleende grond te verdelen en ook weer uit te lenen. Mensen in dienst die voor hem een stuk land bijhouden. De keizer leent een stuk land aan een andere heer. De keizer noem je dan een leenheer en de heer noem je dan een leenman. In ruil hiervoor krijgt de keizer bijvoorbeeld voedsel terug. De keizer spreekt van te voren af hoeveel voedsel of andere dingen hij ervoor wil. De leenman kon er ook voor kiezen om zijn stukke geleende grond te verdelen en ook weer uit te lenen. De mensen die op het land werkten gebruikten het drieslagstelsel. Het drieslagstelsel werkt zo: veld 1 ligt braak (er is niks op gepland) en veld 2 en 3 hebben wel beplanting. Het jaar daarop verschoven ze het en lag veld 2 braak en hadden veld 1 en 3 beplanting, het jaar daarop veld 3 braak en veld 1 en 2 beplanting. Zo verschoven ze het elk jaar weer. Dit was zodat ze grond vruchtbaar bleef. Een hele tijd was er geen geld dus betaalden de boeren met een deel van hun graan en met hun herendiensten. Deze diensten waren bijvoorbeeld timmeren, repareren, werken op het persoonlijke land van de heer, noem maar op. Overschot, reizen Door de verbetering van de landbouw (door het drieslagstelsel en verbetering werktuigen) kregen ze een overschot. Door dat er een overschot was kwam er een bevolkingsgroei omdat er toch genoeg eten voor was. Maar alsnog hadden ze heel veel eten over. En wat doe je met iets wat je teveel hebt, handelen. Mensen gingen naar plekken waar ze konden handelen. Maar om te kunnen handelen moesten ze vaak lang reizen. Gevaarlijke reizen, want er lagen voortdurend rovers op de loer, die hun waardevolle spullen wilden stelen. De markten waren op een veilige plaats bij een kasteel, vooral als die bij een rivier stond. Op zulke plaatsen werd het steeds drukker. Mensen ontmoeten elkaar om spullen te kopen en te verkopen. Er kwamen markten. Mensen gingen er wonen en werken. Er ontstond een dorp en dat dorp groeide vaak uit tot een stad. Amersfoort is een voorbeeld daarvan. Er was een rivier door Amersfoort de Amer. Omdat het handelen vaak ook onhandig was doordat je bijvoorbeeld niet altijd graan voor je kaas wilde maakte ze een soort van geld met goud en zilver. Van goud en zilver was er niet zoveel en een klein beetje ervan heeft al een grote waarde. Je hoefde er dus weinig van mee te nemen om toch veel te kunnen kopen. Het onhandige van die stukjes goud en zilver was wel dat je ze steeds moest wegen, want een zak graan kostte bijvoorbeeld 10 gram goud. Daarom begonnen de mensen munten te maken. Ze maakten ze altijd precies even zwaar. Zodat je er makkelijk mee kon rekenen. Gouden en zilveren munten waren precies hun gewicht in goud en zilver waard. Sommige mensen schaafden rondom de munt een randje weg. Met het goud en zilver dat ze zo verzamelden, konden ze nieuwe munten maken. De oude munten werden daardoor minder waard. Je kon het niet meteen zien, maar als je ze woog kwam je daarachter. Daarom maakte ze in de rand van de munt ribbeltjes en een tekst zodat je kan zien of er wat is weg geslepen. Tegenwoordig staat er op de Nederlandse euro munt “God zij met ons”. Zo ontstond er dan de eerste vorm van geld met goud en zilver dit gebeurde aan het einde van de middeleeuwen. Goudsmeden. Londen was een hele grote handelsstad. In Londen zaten ook veel goudsmeden. Lange tijd gingen de handelaren met grote zakken met munten op stap. Dat was nogal onhandig en ook gevaarlijk. In de Middeleeuwen gingen handelsreizigers daarom anders betalen. De kooplieden gaven hun gouden en zilveren munten in bewaring bij de goudsmid. Als de koopman een verkoper moest betalen, gaf hij hem een brief waarin stond dat deze verkoper, die met zijn naam werd genoemd, zijn geld kon ophalen bij de goudsmid. Een dergelijk brief werd een geldwissel genoemd. Boeven hadden daar niets aan, want hun naam stond er niet op. Het kon natuurlijk gebeuren dan een koopman maar doorging met geldwissels uitschrijven zonder dat hij darvoor genoeg munten had. Als de ontvangers dan naar de goudsmid gingen, bleek het geld allang op te zijn. Daarom ging de smid zelf wissels uitschrijven. Aan iemand die goud kwam brengen gaven ze briefjes mee die evenveel waard waren als het ingeleverde goud. De koopman kon dan met de briefjes betalen en de verkoper kon ze dan weer ruilen voor goud bij de smid. Op de goudsmidbriefjes hoefde geen naam ingevuld te worden. Iedereen die een zo’n briefje inleverde bij de smid kreeg in ruil goud. Op het briefje stond bijvoorbeeld: Goudsmid A.Hendriks betaalt ´aan toonder’10 goudstukken. Zulke ´brieven aan toonder’ waren handiger dan de wissels. Iemand die zo’n briefje kreeg hoefde daar niet altijd mee naar de smid. Hij kon met het briefje zelf ook weer iemand betalen. Iedereen nam het briefje aan, omdat hij wist dat hij er, als hij wilde, echt goud voor kon krijgen bij de smid. De goudsmid moest steeds meer goud bewaren en langzamerhand werd hij bankier. De briefjes die hij uitgaf werden bankbiljetten. Zulke biljetten waren makkelijk na te maken, want niet iedereen kende de smid/bank. Soms waren er zelfs briefjes uit het buitenland. Daarom ging de regering zich ermee bemoeien. Er kwam een wet, waarin stond dat er maar 1 bank mocht zijn die bankbiljetten kon uitgeven. Die ene centrale bank kocht het goud van alle smeden, die in ruil daarvoor bankbiljetten kregen. Zo waren alle bankbiljetten in het gehele land hetzelfde. En iedereen wist dat hij, als hij wilde, bij de ene centrale bank een vaste hoeveelheid goud voor een dergelijk biljet terug kon krijgen. Slot Eerste betaalde ze met stukjes goud en zilver. Toen maakte ze daar muntjes van, daarna kwamen er een tekst in de rand van de munt. Daarnaast kwam er bief geld eerst onder de vorm dat er een naam op stond en als laatst niet meer op naam. Zo kennen wij dus nu het geld waarmee we betalen.