Kanaalmanagement HFDST 1 Inleiding Distributiekanalen 1.2. Klassieke distributie service outputs: vanuit functioneel standpunt onvermijdelijk om distributie en daardoor ook marketing te kunnen laten plaatsvinden. De klassieke distributie service outputs zijn : Decentralisatie ruimtelijk nut duidt op overbrugging van geografische afstand tussen de marketer en zijn afnemers. Hoge marktdecentralisatie , verhoogd de prijs dit kan ervoor zorgen dat sommige kiezen voor zeer beperkte marktdecentralisatie en liever zelf de afstand met de bron overbruggen Gepaste hoeveelheid hoeveelheidsnut distributie bied de afnemer mogelijkheid om relatief kleine hoeveelheden aan te kopen. Bv, als varken in zijn geheel geslacht wordt, is het handig om als consument enkele plakjes ham te kunnen kopen. Wachttijdverkorting vanwege de stocks die de distribuant aanhoudt en vanwege de openingsuren van de zaak verkleint de wachttijd van de afnemer om zicht in het bezit te stellen van het gewenste product. distributie levert dus tijdsnut. Bv bij slager kan men van 9 uur tot 6 uur ham kopen. Wachten tot boer nog eens een varken geslacht heeft, wachten tot je nog eens de mogelijkheid hebt om naar Hoogstraten te rijden zal je veel emer wachttijd kosten. Variëteit bieden van keuzemogelijkheden (niet de minst belangrijke) afhankelijk van de situatie ondervindt de afnemer min of meer nut door het kunnen kiezen tussen min of meer dichte substituten. Bv het is leuker kleding te kunnen kiezen uit een groot en gevarieerd assortiment dan wel uit een klein assortiment. ( bv wijnegem shopping en enkele winkels in wommelgem) 1.3. Distribuanten en tussenpersonen Tussenpersonen opsplitsen in 3 groepen Commerciële tussenpersonen (commerciële distribuant) vormen zeer grote en essentiële groep van tussenpersoenen. Vb groot en kleinhandelaars. om beschouwd te worden als commercieel tussenpersoon dient de instantie ofwel eigenaar te worden van de verhandelde producten ofwel zelfstandige verkoopverantwoordelijkheid op te nemen, meestal vallen die samen . De meeste kleinhandelaars zijn enige tijd eigenaar van de producten die ze verder verkopen. Ze nemen ook zelfstandige verkoopverantwoordelijkheid op dwz buiten dienstverband. Dit onderscheid hen van bv fabrieksvertegenwoordigers die noch eigenaar zijn van de producten noch zelfstandige verkoopverantwoordelijkheid opnemen en dus geen commercieel tussenpersoon zijn. zelfstandige industriële vertegenwoordigers en agenten zijn dit wel. ( ze zijn geen eigenaar maar ze dragen wel verkoopverantwoordelijkheid Logistieke tussenpersonen: hebben te maken met de feitelijke materiële keuzes in het distribueren van goederen en diensten. Betreft opslag, transport, omslag, bewaring, verpakking. Uitdokteren van ideale lokalisatie van zijn fysische, distributiecentra, de omvang en samenstelling van zijn vloot aan vracht en bestelwagens, de routing van deze vrachtwagens behoort tot de taak van de logistieke distributie. Als producent zich engageert tot just in time delivery en is een cruciaal engagement rond de service output wachttijd tegenover zijn afnemers. Dienstverlenende tussenpersonen: er treden tal van dienstverlenende instanties op die onder geen van beide noemers vallen in het distributieproces. Bv zijn verzekeringsondernemingen, financiële instellingen, marktonderzoeksbureaus en reclameagentschappen. Alhoewel ze geen distribuanten zijn, spelen zij een belangrijke rol in het verdeelproces. Ze bezitten een eigen distributieprolematiek die samanhangt met hun dienstverlenende activiteiten.Financiële instellingen moeten beslissen waar ze agentschappen zullen inplanten, van welke omvang en welke specifieke distributiefuncties die zullen vervullen of waar ze bankautomaten zullen plaatsen. ( ook bij verzekeringsbedrijven, transportbedrijven, automobielinspectie, autorijscholen en autoverhuurbedrijven. 1.4.Distributiekanaal Duidt op de min of meer permanente verbinding die ontstaat tussen de voorbrenger van goederen en diensten en de afnemer ervan. (Uitvoering van functies waardoor de diverse kloven (geografisch, informatief) tussen voortbrenger en afnemer gedicht worden. Distributieschakels: distribuanten waarvan de activiteiten elkaar opvolgen in het distributiegebeuren worden schakels genoemd of distributieniveaus. (synoniem voor commerciële distribuanten waarlang producten passeren voordat ze de eindafnemer bereiken) Verticale marketingsysteem (VMS) waarbij producenten, tussenhandelaren en detailhandelaars in één systeem samenwerken. Een bedrijf is dan eigenaar van de anderee bedrijven, heeft een contract met hen of veel macht. Tegenpool is horizontale marketingsysteem (HMS) waarin 2 op hetzelfde kanaalniveau werkende bedrijven samenwerken om sterker te staan. Vb is een inkoopcombinatie waar respectievelijk detaillisten en consumenten samenwerken om sterker te staan t o v de hogere schakel. Lengte : deze terminologie is gebaseerd op het aantal distributieniveaus dat in een distributiekanaal voorkomt tussen uitgangspunt en eindpunt (zie figuur p 38 voor verschillende mogelijkheden). In geval rechtstreekse levering kanaallengte nul = directe verdeling. Bv levering van Dell-computers aan de eindconsument. Enkelvoudig/meervoudig : enkelvoudige distributie vindt plaats wanneer binnen een bepaalde geografische markt één type distributiekanaal wordt ingeschakeld. De firma Upjohn bv distribueert het haargroeimiddel Regain alleen via apotheken Meervoudig Duale distributie vindt plaats wanneer binnen een bepaalde geografische markt 2 types distributiekanalen naast elkaar ingeschakeld worden. Veel dieetvoeding bv wordt verdeeld via apotheken en via reformwinkels. HFDST 2 Kanaaldeelnemers 2.1 groothandelsvormen Dienstverlenende groothandel deze groothandel komt tussen in zowat alle specifieke distributiefuncties. Deze traditionele groothandelsvorm neemt producten niet alleen in bezit, maar wordt er ook eigenaar van, vervult een belangrijke voorraadfunctie en levert zelf aan zijn afnemers. Hij communiceert en promoot rond zijn assortiment bv via handelsreclame of via zijn vertegenwoordigers. Handelt zowel met leveranciers als met zijn afnemers ver prijzen, verkoopvoorwaarden. Hij staat krediet toe aan zijn afnemers, waardoor hij diens voorraden gedeeltelijk financiert. Uiteraard draagt hij risico’s. Beperkte dienstverlening de groothandel met beperkte dienstverlening slechts een beperkt aantal van de traditionele, specifieke distributiefuncties en vervult ze deze maar gedeeltelijk. 2 courante voorbeelden Cash and carrygroothandelaar Is een groothandelaar die niet instaat voor het transport van de goederen naar zijn klanten en die ook geen krediet verleent. (ontstaan: op het ogenblik dat tal van traditionele kleine afnemers erg marginaal werden onder druk van het opkomende grootwinkelbedrijf. Deze marginale kleinhandelaars konden alleen nog bij de bedoelde groothandelaar terecht als ze zelf het transport verzorgden en met een contante betaalden) Jack robber Bijzondere aan een rack robber of service merchandiser is dat deze zelf de merchandising verzorgt in de winkelpunten van zijn klanten. De artikelen blijven ook eigendom van de rack jobber tot ze verkocht worden aan de eindafnemer. De kleinhandelaar neem ze alleen in consignatie. Uiteraard weegt vooral de financiële en risicofunctie zwaar door in zijn profiel. De functionele: agent, broker Functionele groothandel duidt op activiteiten van tussenpersonen die gespecialiseerd zijn in één of hooguit enkele specifieke distributiefuncties. Deze specialisatie qua uitgevoerde distributiefuncties veel meer uitgesproken dan bij groothandels met beperkte dienstverlening. Dikwijls spelen de functionele groothandels een informatieve en een onderhandelingsrol en spelen zij geen rol in de logistieke kant van de distributie dwz dat zij geen goederen opslaan, vervoeren, uitstallen. Ze worden op geen enkel moment eigenaar van de goederen en ook geen bezitter. Hun vergoeding typisch een op commisiebasis De broker valt onder deze categorie: hij koopt en verkoopt goederen voor een opdrachtgever, bij wie hij echter niet in loondienst is. Een agent verschilt van een broker, doordat hij op meer permanente basis een opdrachtgever vertegenwoordigt. Hij werkt ofwel uitsluitend voor één opdrachtgever, ofwel voor meerdere opdrachtgevers die echter geen rechtstreekse concurrenten van mekaar zijn. 2.2 Kleinhandelsvormen Zelfstandige uitbater Zelfstandigheid van de uitbater van het verdeelpunt zinnig criterium om kleinhandelsvormen te onderscheiden betreft de graad van zelfstandigheid van de uitbaters van het verdeelpunt. De volgende omschrijvingen betreffen meestal een vrije weergave van definities van het Belgische Comité voor Distributie Zelfstandige winkeluitbater Bedoeld wordt diegene die niet in loondienst of in het kader van de uitvoering van een contract, maar strikt voor eigen rekening een winkelpunt uitbaat. Bv de slager, de bakker, de kleermaker. het zeer nauwe contact met de plaatselijke markt typeert ook deze verdeelvorm, evenals de sterke motivatie en omwille van het grote eigenbelang. Anderzijds relatieve kleinschaligheid kenmerkend, met alle gevolgen van dien zoals geringe aankoopsterkte Aankoopcentrale, inkoopcombinatie Toen de zelfstandige kleinhandel dreigde weggeconcurreerd te worden door meer grootschalige, eigentijdse verdeelvormen, onstonden georganiseerd reactievormen. Typisch voorbeeld inkoopcombinatie. Teneinde de individuele zwakte te overkomen, vooral op het stuk van de aankoop, bundelden zelfstandigen hun krachten onder de vorm van samenaankoop of orderconcentratie. Als deze samenaankoop geformaliseerd wordt door een contract, waarbij niettemin de partijen juridisch zelfstandig blijven, spreekt men van een inkoopcombinatie. (Die brengen ook wat administratie mee en ook wat centrale logistiek bv het oprichten centraal magazijn. Bv ook gemeenschappelijk logo gebruiken bv Alvo. Coöperatieve, verbruikscoöperatie In de loop van de geschiedenis hebben verbruikers coöperaties opgericht, die zowel de groot als de kleinhandelsfunctie integreerden. In dit geval werden eigen centrale administratie en logistiek, evenals eigen winkels opgericht. Men vermeed op deze wijze reguliere handel en hoopte de prijzen te kunnen drukken en er zelfs als aandeelhouder een winstuitkering aan over te houden. Er ontstaan momenteel nieuwe vormen van verbruikerscoöperatie waarbij de soevereiniteit van consumenten via het internet wordt uitgespeeld. Consumenten verenigen zich virtueel om betere aankoopcondities te krijgen. Filiaalbedrijf, Synoniem kettingwinkel, winkelketen of grootwinkelbedrijf. Het filiaalbedrijf is een volledig geïntegreerde kleinhandelsvorm in de betekenis dat het ook de groothandelsfuncties volledig omvat. Het heeft meerdere verkooppunten minimum 5 in belgische statistieken te worden opgenomen. De verantwoordelijken van de winkelpunten of filialen zijn filiaalhouders, die in wezen tewerkgestelden zijn in loondienst. In vergelijking zelfstandige winkelier, is autonomie beslissingsbevoegdheid van de filiaalhouder typisch een heel stuk beperkter. Bv C&A, Delhaize, Colruyt vrijwillig filiaalbedrijf Een vrijwillig filiaalbedrijf duidt op een organisatievorm waarbij een aantal zelfstandige kleinhandelaars er zich contractueel toe verbindt zich geheel of gedeeltelijk te bevoorraden bij een onderneming die voor hen de groothandelsfunctie uitoefent. Deze zelfstandige kleinhandelaars verbinden zich er ook toe een bepaalde verkooppolitiek na te leven of te voeren. In ruil hiervoor verleent organisatie hun het recht een gemeenschappelijk embleem te gebruiken en verleent ze hun ook een aantal diensten. Iedereen blijft zelfstandig dwz juridisch en financieel autonoom, maar wel contract na te leven. Bv SPAR , die onder een formulenaam opereert met gemeenschappelijk logo. Franchiseformule: De franchiseformule is dus een samenwerkingsmethode tussen twee onfafhankelijke partners, waarbij de franchisegever mits betaling en onder welbepaalde voorwaarden een commerciële formule of roductiesysteem dat hij op punt gesteld heeft, ter beschikking stelt aan de franchisenemer. De franchisegever stelt zijn producten en embleem ter beschikking, evenals een aantal administratieve en commerciële diensten. Als vergoeding voor de formule die hij mag uitbaten betaalt hij om te beginnen een vast bedrag aan toetredingsgeld. Er vloeit ook een percentage van de omzett erug naar de franchisegever als vergoeding voor administratieve en commerciële diensten die deze verricht. Bv bij mc donalds Franchise sterke formule, grote aankoopdimensie, meestal een grote geografische dimensie waardoor nationale communicatiemedia kunnen worden aangewend worden. De franchiseformule vermijdt ook nadelen van mogelijke bureaucratie en logheid.(wat wel is kan voorkomen bij filialen) Franchise kan onderverdeeld worden in vier grote groepen De producentfranchise Franchisegever is producent die zijn goederen verkoopt via zijn eigen franchisenetwerk. De franchisenemers krijgen dikwijls verbod om een ander merk te verkopen, aangezien het productenmerk centraal staat. Bv pralines, textiel, verzorgingsproducten. De distribuantfranchise De franchisegever speelt de rol van aankoopcentrale en biedt zijn franchisenemers het voordeel van een centrale stock ofwel beperkt hij zich tot een referentiecentrale en biedt hij hen een lijst aan van procuten en of erkende leveranciers. In beide gevallen berust knowhow van franchisegever op het bekomen van betere aankoopvoorwaarden, betere bevoorradingsvoorwaarden en de organisatie van het verkooppunt. Bv bij AD Delhaize Gamma De dienstenfranchise Franchise uit het aanbieden van een zeker aantal diensten volgesn de methodes en de instructies vastgelegd door de franchisegever. In bepaalde gevallen, ook afgestemd op de levering van producten (bij bv MCDonalds), hotelketens (holiday Inn), reinigings en onderhoudsdiensten. Anderen leveren alleen diensten, zoals interimkantoren en kappers. De industriële franchise Waarbij de franchisenemer produceert volgens de formule, volgens de technieken, het lastenkohier voor de uitrusting, de werkprocedures en de organisatieschema’s die door de franchisegever bepaald worden. Bv Coca-cola en Heiniken. Exploitatievorm Kleinhandelszaken kunnen ingedeeld worden op grond van het assortiment dat ze voeren, hun prijspolitiek, hun vestigingsplaats, un omvang enz. Speciaalzaak: detailhandelsvorm gekenmerkt door een diep, maar vrij smal assortiment , bv de boekhandel verhandeld nauwelijks andere producten maar heeft een zeer groot assortiment. (typerend voor speciaalzaken hoog service niveau en hoge prijs) , ook superspecialisatie bv winkel giant, (alleen grote kledingmaten) Grootwarenhuis of department store: zoals de speciaalzaak heeft het grootwarenhuis een relatief hoog prijs en servicepeil in vergelijking tot bv supermarkten en hypermarkten. (deze laatsten worden door de media grootwarenhuizen genoemd maar zijn dat hoegenaamt niet). Vanwege historische achtergrond situeren de huidige grootwarenhuizen zich dikwijls in oude stadscentra. De jongere warenhuizen (junior department stores genoemd) worden veel meer buiten de steden ingepland. Volkswarenhuis: ( in het engels variety store) is familie van het grootwarenhuis, maar van wat mindere status. Het assortiment is minder breed en diep. Het prijs en kwaliteitsniveau ligt ook lager. Bv winkel Hema Buurtwinkel: Buurtwinkel die bij definitie in een woongebied gevestigd is en dagelijkse verbruiksgoederen verkoopt, voornamelijk voeding. andere vorm van buurtwinkel is de nachtwinkel, die alleeen algemene voedingswaren en huishoudelijke artikelen verkoopt, die volgens de belgische wet niet groter mag zijn dan 150 m2, slechts open tussen 18 en 7 en op een duidelijke en permanente wijze de” vermelding nachtwinkel draagt. Superette: Modernere variant van buurtwinkel. Kleine zelfsbedieningszaak in levensmiddelen met bij definitie een oppervlakte tussen 100 en 400 m2. Het levensmiddelenassortiment bestaat vooral uit kruidenierswaren, aangevuld met groenten, fruit, beperkte mate vlees, en zeer beperkt huishoudelijke niet voedingsartikelen.(sector 5) Supermarkt en megasupermarkt: zelfbedieningszaak in levensmiddelen met oppervlakte tussen 400 en 2500 m2, waar volledig assortiment levensmiddelen wordt aangeboden inclusief bederfbare waren zoals vlees. De 5de sector ( huishoudelijke niet voedingsartielen) neemt 15 tot 20 procent van de omzet in bv Delhaize Als oppervlakte bov 2500 m2 = megasupermarkt. (20 procent van vijfde sector). Hypermarkt en hyperhypermarkt: net zoals megasupermarkt oppervlakte boven de 2500 m2, maar bezit overigens andere fefinitiekenmerken. Het assortiment bestaat slechts voor één derde uit voedingsartikelen. Twee Derde bestaat uit niet voedingsartielen. Bij hypermarkt hoort ook beschikbaarheid van een parking, die per definitie 500 wagens moet kunnen bergen. Bv Carrefour. Groothandelsmarkt / verbruikersmarkt : deze vorm sluit zowat aan bij de hypermarkt. Het is een zeer grote zelfbedieningszaak met een gevarieerd assortiement dat voeding en niet voeding omvat. Bv Makro. Dit is een oneigenlijke kleinhandelsvorm in de zin dat het een oorspronkelijke groothandelsvorm betreft, die geleidelijk ook opengesteld is voor gewone consument. Discounters soft en hard: wijst op een systeem van kleinhandelsverkopen, waarbij algemeen en bestendig met lage prijzen wordt gewerkt, dit danzij een beleid van kostenbeheersing en minimale dienstverlening. Begripnaam Every Day Low Pricing, is synoniem voor discounting. Deze prijsstrategie strekt zich bovendien uit tot het hele assortiment. De harddiscounter zal bovendien een vrij substantieel prijsvoordeel kunnen bieden tot de meer servicegerichte concurrenten. Bij softdiscounters is het prijsvoordeel minder substantieel. Zij zullen minder continu met lage prijzen werken en ook meer laten variëren doorheen het assortiment. assortiment gekenmerkt door tijdelijke prijsacties voor wisselende onderdelen van assortiment synoniem High low pricing afgeleid is. Outlet stores. Factory outlet center: is een concentratie winkels waar vooral fabrikanten en handelaren partijen goederen tegen hoge kortingen verkopen aan consumenten (bv maasmechelen village) Grijze kanaal Second hand Kringloop Vrijwilligers/vzw Niet gebonden aan één plaats Ambulante handel Opgedeeld in 3 hoofdcategoriën Openbare markten( de markthandel, oudste vorm van handel drijven, op vaste dagen voeren marktkramers met wagens hun waar aan en stellen deze tentoon op de gehuurde plaats), deur tot deurverkoop( verkopen waarbij de verkoper zijn koopwaar ten huize van de consument tracht te verkopen) en verkoop op de openbare weg( verkoop langs openbare weg, bv fruit of groentestalletjes) Automaten: een machine die via een robotsysteem de gewenste producten aan de consument aanbiedt. De betaling gebeurt meestal met munststukken of biljetten . De meeste automaten aanvaarden ook Proton en andere betaalkaarten. Beurzen: alhoewel primaire functie van een beurs communicatief en/promotioneel is, kan een stand op de beurs een vorm van directe distributie zijn. Bv de jaarlijkse boekenbeurs waar uitgeverijen hun boeken rechstreeks aan de klant aanbieden. Vliegende winkels: Bieden gedurende enkele uren, hooguit enkele dagen, artikelen aan particulieren vanuit een gehuurde zaal in een horecagelegenheid, hotel… ( de aanpak kan leiden tot media aandacht) Homeparty, party selling: vorm van huis aan huisverkoop warbij groepjes potentiële kopers in een huiselijke atmosfeer worden samengebracht waarna het product wordt gedemonstreerd en men ten slotte tot kopen kan overgaan. Bv tupperware. Internet/ e-stores Direct marketing: Onderhouden van klantenbestanden (customer databases: merging & purging, actualisatie-acties, ..) Voorbereiden van verkoopactieplannen en werkschema’s Ontwikkelen en beheren van verkoop- en promotiematerialen Plannen, sturen, beheren en evalueren van direct marketing activiteiten Locatie Shoppingcentra: een shoppingcentrum duidt op de geografische concentratie van een aantal verdeelpunten van diverse oorsprong of eigendom. Natuurlijkerwijze vestigden handelaars zich in de loop van de geschiedenis dikwijls in elkaars omgeving.(natuurlijke shoppingcentra). Het laatste kwart van deze eeuw treft men in de duurste natuurlijke shoppingcentra echter overwegend verdeelpunten aan die uitmaken van ketttingwinkels, mogleijk eigendom van conglomerchants bv Kruidvat, blokker, zara, free record shop. De traditionele zelfstandigen voor wie de huurpzijzen onbetaalbaar zijn , vestigden zich in nieuwe concentraties of centra verderop. Bv De buurt van de Wilde zee in antwerpen is zo’n voorbeeld. Je hebt ook geplande shoppingcentra, duidt eveneens op geografische concentratie van verdeelpunen, maar dan gepland door de projectontwikkelaar. Kan bestaan uit supermarkten, winkelpunten van winkelketens en speciaalzaken. Buurtcentrum: blijft bij definitie que oppervlakte beneden de 10 000 m2, aantal inwoners die binnen aantrekkingsgebied liggen <40000 (winkelgalerij merksemse baan) Semiregionaal shoppingcentra: overtreft de 20 000 m2 en heeft meer dan 40 000 inwoners in zijn verzorgingsgebied. Bv shoppingcentrum aan de antwerpse groenplaats. Regionaal shoppingcentrum: overtreft 20 000 m2 oppervlakte en heeft meer dan 100000 inwoners in zijn verzorgingsgebied bv wijnegem shopping centrum. Baanwinkels Winkelstraten Winkelgalerijen Winkeldorpen Buurtwinkels De conglomerant duidt op een distributiebedrijf dat een geheel van winkelformules of anders uitgedrukt een portefeuille van winkelformules exploiteert. Statisch De nielsen indeling. Marktonderzoeksbureau AC Nielsen berekent marktaandelen van producten en kleinhandelsvormen binnen de voedingsmarkt aan de hand van de door hen verzamelde geanalyseerde scanning data. beperking, ze dekken niet de volledige markt af. Winkels moeten minstens 4 van volgende categorieën verkopen: voedingswaren op basis van vetten, conserven, drank onder vloeibare vorm, drank in vaste vorm( thee, koffe), deegwaren, suikerwaren. Bovendien omzet moet van de voedingswaren van warenhuizen ten minste 40 procent van totale omzet bedragen. Alhoewel ze aan de eisen voldoen ,sommige winkels meer dan 50 procent verwezenlijke in vles of visproducten , winkels gespecialiseerd in dieetvoeding en de shops van tankstations worden niet opgenomen. Bijzondere food retailers bv makro en speciaalzaken bv bakkers, slagers, worden evenmin opgenomen. Bij de nielsen indeling blijkt dat het belang van de omzet gerealiseerd in het Nielsen universum relatief klein is. Nielsen deelt de winkels op in vier types: F1: Colruyt, Carrefour Hypermarkets, GB Supermarkets, Delhaize, Cora, Match, Mestdagh (Grootoppervlakte, filiaalbedrijven) Hard Discount: Aldi + Lidl (Middelmatige oppervlakte , filiaalbedrijven F2: AD Delhaize, Spar Supermarkets, Super GB Partner, Super GB Contact, Intermarché, Profi, Smatch, Alvo, Cash Fresh…(Middelmatige oppervlakten, geen filiaalbedrijven F3: stores<400 m2 HFDST 3 Kanaalstructuur (hfdst3 en 4) 3.1 tendensen Branchevervaging : Winkels verkopen in toenemende mate branchevreemde producten bv kaas en conserven bij de slager, parfum in kledingzaak. Om consument een zo ruim mogelijk aanbod aan te bieden, om met branchevreemde producten de consument naar de winkel te lokken (telkens opnieuw te verrassen(slechts 35 procent producten zijn vaste producten)). Discounters verkopen tijdelijk non food zoals tv’s gsm’s, gps, kleding. Andere hbben zeer breed assortiment, bv hema, van voeding tot cosmetica, kleding, schoolgerief… Desintermediation(nog meer directe distributie): Dankzij de technologische veranderingen, waaronder het internet, slagen steeds meer producenten erin om ook direct aan de eindconsument te leveren. Daardoor wordt de tussenhandel gedeeltelijk of volledig uitgeschakeld. Fun en experience, duale consument: De consument eist steeds meer voordelen voor minder nadelen, stelt alsmaar hogere kwaliteitseisen. Belangrijk, parkeermogelijkheden, gemak en confort zoals nabijheid, ruime paskamers. Soms is hij ook bereid meer te betalen voor een unieke beleving. Winkelen ging altijd gepaard met een bepaalde beleving en hebben consumenten altijd verlangd naar een positieve ervaring. Winkelen heeft steeds minder te maken met de bevrediging van basisbehoeften. Steeds meer consumenten zijn op zoek naar het gevoel dat een aankoop het leven soms heel even, soms voor langere duur, zal verrijken en kunnen en willen daar ook tijd voor vrijmaken. Ook distribuanten moeten meer aandacht besteden aan winkelconcepten waar klanten een goed gevoel bijkrijgen. Termen zoals entertailing, retailtainment en shoppertainment verwijzen hier ondertussen naar. Bv dat de klant mag proeven (nieuwe producten), en dat kan kopen en dan bereiden aan de hand van een recept dat op originele manier door de winkel werd aangeboen. Toevoeginv an belevingswaarde komt de aantrekkelijkhe”id an de winkel of koopcentrum ten goede en verhoogt zodoende de bereidheiv van de consument om afstand te overbruggen en bovendien de duur van zijn verblijf te verlgengen. Andere positieve beleving hard discounters met hun no nonsens reclame en klein keuzemogelijkheid(geen stres) en beperkt aanbod, Zo kan de consument goedkoop kopen. goedgevoel dat ze niks teveel hebben betaald Winkelmerken, private labels: private labels verdere groei uitgesproken in voedingssector ook de zogenaamde fancy labels (huismerken van harddiscounts) moeten beschouwd worden als distributiemerken en worden steeds meer gegeerd. Een voorzichtige schatting, voor het aantal private labels in de voedingssector is 50 % van het totale aantal. Meer en meer consumenten nemen voor hun dagelijkse voeding genoegen met een huismerk. komt door gestegen vertrouwen in de kwaliteit en de winkelketen. ook non food worden steeds meer verkocht van eigen merk. Winkels zoals bv Zara voeren enkel eigen merken. Andere winkelketens zoals torfs, decathlon , as adventure, hebben naast producentenmerken ook een eigen winkelmerk. Veel consumenten stellen eerste vertrouwen in bepaalde wiinkel, en automatsch in de merken die de winkel voert. Winkelmerken( versterking en identiteit en positie via het winkelmerk) : groot deel van de ontwikkeling, identiteit en positie van winkelformules valt te begrijpen vanuit de opmars van het winkelmerk, zowel op roductniveau(de zogenaamde huismerken zoals Everyday selection van Colruyt) als op winkelniveau (de zogenaamde storebrand zoals Ikea). Beide evoluties zijn zoals zal blijken zowel het gevolg als de oorzaak van grote verschuivingen in het distributielandschap. Huismerken, ook wel private labels genoemd. Merken die op duidelijk herkenbare manier de naam van de winkel of organisatie dragen. Uit cijfergegevens door plma blijkt dat huismerken in de voeding wereldwijd bezig zijn aan een triomftoch. Niet gehinderd door eigen fabricagekosten en hoge ontwikkelings en marketingkosten, winnen de distributiemerken het de laatste decennia in heel veel landen van de A-merken op snelheid en prijs. De consument is overtuigd geraakt van de betrouwbare kwaliteit van de huismerken en niet langer bereid meer te betalen voor de bekendheid van een merk. De kwaliteit van huismerken is in de loop van de jaren verbeterd, en het prijsverschil met de A-merken is verkleind. Het prijsverschil met de A-merken voor België zou gemiddeld op 30% liggen. Hoe guurder de economische recessie, des te meer de consument voor voeding zal grijpen naar huismerken, tenminste zolang deze prijsverschil kunnen realiseren. niet alleen huismerken maar ook het stijgend belang van het winkelmerk zelf, vaak storebrand of retailbrand genoemd, op winkelniveau is treffend. De retailbrand is de naam van de winkel waaraan de consument een emotionele waarde en identiteit toekent.Deze wordt gerealiseerd dooer de gepercipieerde assortimentskenmerken (waaronder het merk, soms het eigen merk), de gepercipieerde prijs, de locatie en alle communicatieuitingen in en buiten de winkel. Het inkelmerk valt in steeds meer gevallen samen het huiswmerk dat de vinkel voert. Denk aan de winkelmerk tevens huismerk Esprit, body shop, ikea, zara, h&m, hema. Winkels willen hun hele winkel in de schijnwerkpers zetten om het imago van de winkel bij de consument te verstevingen en op zijn beurt te doen uitstralen op het hele assortiment. De zweedse kledingketen H&M bezig het meest waardevolle merk van Europa. Gevolgt door Carrefour. In belgie, waren winkelmerken in begin jaren 1980 goed voor 10 procent en in 2005 goed voor 30% . IN textielsector zou dit zelfs al 50% zijn. Steeds meer kanaaldeelnemers bezitten steeds terkere eigen merken en zijn mede daardoor tegelijkertijd zelf een sterk merk geworden emt alle positeve gevolgen waarvan een kanaaldeelnemer kan dromen. Virtuele winkels: (doorbraak van e stores) . sniet alleen speelt het internet een steeds prominentere informatiee en oriënterende rol naar de consument, maar het wordt ook meer en meer als volwaardig verkoopskanaal aangewend. Het is duidelijk dat het internet als distributiekanaal naar de eindconsument voor steeds meer consumenten evolueert naar een vertrouwd kanaal. De meest verkochte onlineproducten zijn tickets voor events, transporttickets, boeken en kleding 3.2 Machtsverhoudingen tuussen lev,gh,kh Macht komt neer op het mermogen om iemand iets te laten doen wat die iemand anders niet zou gedaan hebben. Bv een politieman kan meestal een automobilist dooen stoppen langs de autostrade. In een distributiecontext duidt een eenvoudige omschrijving van macht op het vermogen van een instantie in het distributiekanaal om een andere instantie iets te laten doen wat deze anders niet zou gedaan hebben. Een producent kan bijvoorbeeld over de macht beschikken een kleinhandelaar ook traaglopende artikelen te laten opnemen in zijn assortiment. Bronnen van macht Belonen: Een hoofdbron waaruit macht voortvloeit bestaat uit beloningen. Het betreft de traditionele stimulansen die in het economische en in het marketingdenken te vinden zijn teneinde de gedragingen van personen of instanties qua aard en omvang te doen plaatsvinden op een manier die passend is voor de ondernemer of marketer. Het zijn elementen uit de marketingmixes, groothandelsmixes en kleinhandelsmixes naargelang de betrokken partij, die een impact hebben op het gedrag van anderen. Voorbeelden van zulke beloningen zijn distributiemarges, diverse handelspromoties, de toekenning van exclusieve verkoopterritoria… er bestaat bv dikwijls een functioneel verband tussen margegrootte en hoeveelheid aangekochte eenheden van een product. Dwang: tegenover beloning staat dwang. Als bron van macht. Dwang vormt een negatief soort machtsmiddel. Het steunt op negatieve maatregelen vb straffen of sancties. Voorbeelden zijn het vertragen van verzendingen. Dwang is op lange termijn minder functioneel dan beloningen. Een voorbeeld zou een belangrijk grootwinkelbedrijf kunnen zijn, dat een anonieme kleine gespecialiseerde toeleverancier erg onder druk zou kunnen zetten. Een grootwinkelbedrijf kan bv veeleisend opstellen tegenover een kleine producent. Het kan scherpe inkoopprijzen afdwingen. Als de leverancier tekortschiet, kan men dwangmaatregelen treffen zoals het niet volledig uitbetalen of het vertragen van de betalingen. Overeenkomsten tussen beloningen en dwang. Ze viseren beide vooral onmiddelijke effecten. Effect van beide is afhankelijk van de omstandigheden zoals het algemene economische klimaat. Zowel beloningen als dwang zijn onderhevig aan afnemende meeropbrengsten. Hoe meer men ervancumuleert, hoe kleiner de marginale opbrengsten. onderheven aan slijtage meer en meer moet worden ingezet om hetzelfde effect te sorteren. opgemerkt dient ook dat het intrekken van beloningen als dwang ervaren wordt.Omgekeerd wordt de niet uitoefening van dwang in een situatie waar daartoe nochtans aanleiding bestaat, als een beloning ervaren. Expertise: vormt een bron van macht. Een softwaredealer steunt bv op de kennis van zijn leverancier van standaardprogramma’s om een assortiment samen te stellen van applicatiesoftware. Als expertise eenmalig is, betreft het een kortetermijnmachtsinstrument. Eens de kennis doorgegeven vervalt de machtsbron. Om deze machtsbron een langetermijnkarakter te geven kan daarom gedacht worden aan het slechts gedeeltelijk of geleidelijk doorgeven van de informatie. Of men kan ook pogen de kennis stelselmatig te vernieuwen zoals bij technische kennis. Merkwaarde(identificatie)of referentiemacht): de autowereld kan dit begrip illustreren. Veronderstel weliswaar met enige fantasie dat een garagist met dealerambities twee keuzemogelijkheden heeft. In de beide gevallen zijn de verwachte omzet, winst, kosten, investering, verkoopondersteuning zeer vergelijkbaar. De ene mogelijkheid betreft Mercedes Benz, de andere het Koreaanse merk Daewoo. Men kan zich inbeelden dat de voorkeur van de garagist uitgaat naar Mercedes Benz, omdat hij zich liever met mercedes benz identificeert dan met Daewoo. Dit gegeven bezorgt Mercedes Benz macht die Daewoo niet bezit. Morele dwang(relatie): Verschillend van de voorgaande machtsbron is morele macht. Dit duidt niet in de eerste plaats op juridische of legale macht. Wel vooral op een machtsbron voortvloeiend uit het houdingssysteem van B dat hem het gevoel geeft dat A recht heeft op bepaald gedrag vanwege B Het zou bv kunnen dat A reeds jarenlang een voorbeeldig leverancier is voor B, waaruit een bepaalde morele macht voortvloeit. Als de leveringen van A bv wat minder voorbeeldig blijken, kan B zich totch verplicht voelen niet meteen af te haken als klant omwille van het verleden. Of veranderstel dat A het grootste bedrijf is in de branche gedurende vele jaren. Dit zou voor gevolg kunen hebben dat B accepteert dat A zich gedraagt als een marktleider, bv qua bepaling van prijzen aan de consument, waar het dit niet zou aanvaarden van een ander bedrijf A. Qua effect hebben economische machtsfactoren, dwz beloningen en dwang, niet alleen een onmiddelijker, maar ook een sterker effect dan niet economische machtsfactoren zoals expertise, referentie en morele macht. Afnemende meeropbrengsten typeren alle machtsbronnnen en kunnen zelfs andere instrumenten in gevaar brengen. Er bestaan dus negatieve wisselwerkingen tussen machtsbronnen. Dwangmaatregelen kunnen bv de morele macht aantasten en ook de identificatiemacht. Er bestaat echter ook een positieve wisselwerking tussen de verschillende machtsinstrumenten. Expertise en morele macht versterken mekaar. Als men als expert aanzien wordt, bezit men ook meer morele macht. Als de morele macht hoog ligt, komt metn ook als geloofwaardiger en competenter over. Identificatie kan de werking van beloningen versterken. Als dealer een oorkonde ontvangen is één ding, maar een oorkonde ontvangen van Mercedes is nog wat andes. Voornoemde machtsinstrumenten be*invloeden de doelmatigheid van de kanaalwerking. Dit kan in negatieve zin in het veroorzaken van kanaalconflicten en in positieve zin in het helpen oplossen ervan. Kanaalconflict Een kanaalconflict duidt op een situatie, waarbij een kanaallid het gedrag van een ander kanaallid ervaart alsof het hem op een niet geoorloofde manier belet zijn doel te bereiken. Horizontaal: conflicten hebben betrekking op kanaalleden van hetzelfde niveau van eenzelfde of verschillend type. Verticaal: conflict heeft e maken met kanaalinstanties van een verschillend niveau zoals tussen een groot en kleinhandelaar. Oorzaken Conflicterende(verschillende) doelstellingen: bijde partijen willen maximaal voordeel halen. Voor zover de uitwisselingssituatie niet van het win –win type is, maar van het constante-somtype, is het voordeel van de ene partij in het nadeel van de andere partij en omgekeerd. De producent wil bv intensief verdelen, dwz zijn product op zoveel mogelijk punten aanbieden. De verdeler wil zoveel mogelijk exclusiviteit, dwz het product op zo weinig moglijk andere verdeelpunten verkocht zien worden. Afbakening van de activiteitsdomijnen: De afbakening van welke partij wat, waar, mag of moet doen, kan aveneens een relatief belangrijke bron van conlficten zijn. De volgende specifieke punten vormen typische voorbeelden: De afbakening van de klanten kring bv maw wie mag welke klanten bewerken, is zeer typisch. Een software ontwikkelaar bv heeft graag zelf rechtstreeks contact met grote klanten. De ingeschakelde dealers zullen dit niet altijd appreciëren. Ook gografische afbakening van de klantenkring kan conflictstof bevatten. Binnen een traditioneel verdeelsysteem vraagt een autoconstructeur bv bijna letterlijk om moeilijkheden wanneer de verzorgingsbegieden van de dealers elkaar méér dan marginaal overlappen. 3.4 kanaalleiderschap Kanaalleiderscap duidt op de aanwending van macht teneinde weloverwogen het gedrag van andere kanaalschakels te beïnvloeden teneinde een bepaalde output te bewerkstellgen van het gehele distributiekanaal. Geïntegreerde systeem: meest voor de hand liggende, maar ook de meest vergaande vorm van een geprogrammeerd distributiesysteem is het geïntegreerd systeem. Dwz dat de diverse kanaalschakels eigendom zijn van één organisatie en ten volle door haar geleid worden. Bv het filiaalbedrijf. Het betreft een systeem gekenmerkt door volledige controle, schaal en expertisevoordelen, maar dat riskeert behept te zijn met beperkte motivatie op het niveau van de verdeelpunten en een neiging tot bureaucratie op het centrale niveau. Contractuele systeem: Het betreft relatief ingrijpende regelingen, die omvatender zijn dan de hierna besproken adminisratieve systemen en zich ook verder uitstrekken in de tijd. Ze worden contractueel vastgelegd. De reeds besproken vrijwillige filiaalbedrijven, inkoopcooperatieven en franchisesystemen zijn er vb van. Administratief distributiesysteem: betekent dat aan de diverse criteria van programmering voldaan is , maar op een manier die verschillend is van geïntegreerde systemen en contractuele systemen: Er bestaat een georganiseerde samenwerking. De bekendste voorbeelden zijn het funcitonele discontosysteem, evenals het merchandisingplan. Functioneel discount systeem: bestaat erin dat een getrapt systeem van marges gebruikt wordt tov kanaalleden vovenop een basismarge. (zie p140 ) HFDST 6 Omgevingsinvloeden op distributievormen de vraagzijde wordt beïnvloed door demografische, sociaal culturele, economische en technologische factoren; de” aanbodzijde wordt vooral bepaald door economische, technologische en politiek/ juridische elementen. Aangezien vraag en aanbod steeds op zoek zijn naar evenwicht zullen de distributiekanalen daar rekening mee moeten houden. 4.1 Demografie: Het is belangrijk te weten welke demografische kenmerken de markt bezit waarop je je als distribuant begeeft. Demografische kenmerken zoals groei en leeftijdsstructuur van de bevolking, aantal gezinnen.. bepalen immers zowel de grootte als de vraagkenmerken van de markt. ( de demografische verschillen tussen de verschillende landen zijn ontzettend groot, en brengen dus andere bedreigingen en opportuniteiten met zich mee. ander demografisch gegeven: bevolking verdeling naar leeftijd.(vergrijzing bevolking ). Ontgroening het aantal jonge consumenten daalt dus. (sinds 2004 stijgt geboortes weer) gevolg steeds minder actieven zullen zijn die steeds voor meer vooral gepensioneerden zullen moeten instaan. 4.2 Economie (economische omgevingsfactoren) : Een van de fundamentele elementen van het consumemptiegedrag blijft uiteraard het reele beschikbaar inkomen. Deze indicator bepaalt de koopkracht van de levensstandaard van de consumenten. Even belangrijk zin de verwachtingen die de consumentn heeft mbt de evolutie van zijn reeel beschikbaar inkomen. Deze verwachtingen beinvloeden sterk het consumptie en spaargedrag. Gezinsbudgetonderzoeken leren ons dat het bestedingspatroon aan veranderingen onderhevig is. Nieuwe accenten in het bestedingsgedrag vloeien voort uit de eerder besproken waardenbeleving van de consumenten en de levensstijl die daaruit voortvloeit. Uitgaven voor voeding en kleding, en de laatste jaren ook uitgaven voor woning, dalen in relatieve zin. Transport, vrije tijd en ontspanning kennen daarentegen een stijgende trend. 4.3 Sociaal-cultureel (sociale omgevingsfactoren): Iedere periode wordt gekenmerkt door eigen waarden en cultuurelementen die de vormgeving van de maatschappij mee bepalen, alsook het persoonlijk en interpersonlijk gedrag. Consumptie en winkelkeuzegedrag zijn een facet hiervan. Willen we weten waarom en hoe mensen omgaan met producten, diensten, aankoopformules… dan moeten we een grondige kennis hebben van de heersende waarden en de culturele eigenheid van de markt waarop wordt geopereerd. Een waarde is globaal geformuleerd: dat wat de mensen belangrijk vinden. Consumenten kiezen voor een bepaalde telecommunicatieoperator omdat deze bv vooral zakelijkheid uitstraalt, of stadskledij die sportiviteit uitdrukt.-->Niet alle consumenten hebben dezelfde waarden. 4.4 Technologisch(technologische omgevingsfactoren): de distributie wordt geconfronteerd met snelle spitstechnologische ontwikkelngen. Enerzijds betreft het technologie die bedrijfsintern wordt ingezet zoals scanningsapparatuur, waardoor het distributiebedrijf beter en sneller gegevens kan verz&melen en analyseren en interpreteren. Daarnaast wordt meer en meer technologie tussen de distribuant en leveranciers, banken en consumenten ingezet.Hierdoor worden de externe relaties verstevigd en versneld. Betaal en klantenkaarten Streepjescodering Electronic Data Interchange Narrowcasing RFID (zie boek) 4.5 Ecologisch 4.6 politiek/juridisch(omgevingsfactoren): Heel wat aspecten van het distributiegebeuren worde”n door de wetgever geregeld. We vermelden de voornaamste voor België: Toelaatbaarheid van de beroepsuitoefening Openingsuren, wekelijkse rustdag en tewerkstelling op zondag Wet op de handelsvestigingen de ikea wet De wet op de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument De wet ter bescherming van de persoonlijke levensfeer (gewijzigd door de wet van 11 december 1998) Wet betreffende de precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsakkoorden. Codes van zelfregulering Europese beschikkingen Raad voor Verbruik De economische algemene inspectie Zie ook ppt presentatie omgevingsfactoren Begrippen kanaalmanagement Lengte, diepte, breedte assortiment Cash&carry: Is een groothandelaar die niet instaat voor het transport van de goederen naar zijn klanten en die ook geen krediet verleent. (ontstaan: op het ogenblik dat tal van traditionele kleine afnemers erg marginaal werden onder druk van het opkomende grootwinkelbedrijf. Deze marginale kleinhandelaars konden alleen nog bij de bedoelde groothandelaar terecht als ze zelf het transport verzorgden en met een contante betaalden) Category manager Grijze kanaal: bv benzinepomp , Alle winkeltypes RFID: Spitstechnologie is Radio Frequency Identification . Hierbij beschikt de klant over een intelligent winkelkarretje met ingebouwd scherm. De producten dragen een chip die alle informatie bevat over het product. Waneer de klant een prodcut uit de rekken haalt en in zijn winkelkarretje plaatst, verschijnt productinformatie op het scherm, zoals de prijs, de productsamenstelling of de nutritionele waarden. Ook andere informatie kan toegevoegd worden, zoals een filmpje over de teeltwijze. De klant heeft niet alleen in de winkel toegang tot al deze informatie, maar kan alles op zijn klantenkaart opladen en later thuis bekijken.--> in keuken in toekomst staat er ook een scherm. Daar kan mijn bereidingswijzen opzoeken van producten en tips krijgen over de presentatie van erechten. Je kan er ook een boodschappenlijst mee samenstellen. Deze kan men dan op een kaart opladen wanneer men naar de winkel gaat en daar weergeven op het scherm van het winkelwagentje. Shop in shop: Hoe werkt het shop-in-shop concept Xplorys plaatst een shop-in-shop unit (huisje) bij u in de winkel. Samen met u stellen we het startassortiment samen. Doelstelling van het plaatsen van de unit is om voor u een optimaal rendement te creëren van dit stukje winkel ruimte. Om dit te bewerkstelligen, verzorgen wij, samen met u, de in-en aanvulling van de unit. Artikelen die niet of nauwelijks uit het rek vandaan worden verkocht, worden verplaatst (soms geeft een andere plaats in de unit een bepaald artikel een totaal ander doorverkoop resultaat) of vervangen door een ander artikel uit ons assortiment. Uiteraard is het ook mogelijk om zelf tussentijds artikelen na te bestellen die (bijna) op zijn Narrowcasting: Steeds meer winkels maken op de winkelvloer gebruik van narrowcasting, dwz de plaatsing van een lcd of plasmascherm in het winkelpunt zelf. Via dit scherm kunnen zowel mededelingen, kortingsacties of reclame uitingen aan de voorbijganger worden gecommuniceerd. Narrowcasting is flexibeler en gerichter dan een statisch reclamebord. Narrowcasting biedt een enorme potentie voor distribuanten, als onderdeel van de communicatie in de winkel, en voor fabrikanten, als ondersteuning voor het merk op de winkelvloer. Zintuiglijke marketing Flagshipstore Facings Kanaalconflicten: Een kanaalconflict duidt op een situatie, waarbij een kanaallid het gedrag van een ander kanaallid ervaart alsof het hem op een niet geoorloofde manier belet zijn doel te bereiken. Horizontaal: conflicten hebben betrekking op kanaalleden van hetzelfde niveau van eenzelfde of verschillend type. Verticaal: conflict heeft e maken met kanaalinstanties van een verschillend niveau zoals tussen een groot en kleinhandelaar. Franchising: Een franchise is een methode van zakendoen waarbij een ondernemer (defranchisenemer) een contract sluit met de eigenaar van een handelsnaam (defranchisegever) die de franchisenemer het recht geeft om tegen betaling een zaak met die handelsnaam te exploiteren. Dit wordt veel gedaan bij supermarktketens enfastfoodrestaurants zoals McDonald's en komt ook voor bij dienstverlenende bedrijven, zoals makelaardijen. Branche vervaging: Winkels verkopen in toenemende mate branchevreemde producten bv kaas en conserven bij de slager, parfum in kledingzaak. Om consument een zo ruim mogelijk aanbod aan te bieden, om met branchevreemde producten de consument naar de winkel te lokken (telkens opnieuw te verrassen(slechts 35 procent producten zijn vaste producten)). Discounters verkopen tijdelijk non food zoals tv’s gsm’s, gps, kleding. Andere hbben zeer breed assortiment, bv hema, van voeding tot cosmetica, kleding, schoolgerief… Desintermediation: Dankzij de technologische veranderingen, waaronder het internet, slagen steeds meer producenten erin om ook direct aan de eindconsument te leveren. Daardoor wordt de tussenhandel gedeeltelijk of volledig uitgeschakeld. Shopper Soft/hard discounter: wijst op een systeem van kleinhandelsverkopen, waarbij algemeen en bestendig met lage prijzen wordt gewerkt, dit danzij een beleid van kostenbeheersing en minimale dienstverlening. Begripnaam Every Day Low Pricing, is synoniem voor discounting. Deze prijsstrategie strekt zich bovendien uit tot het hele assortiment. De harddiscounter zal bovendien een vrij substantieel prijsvoordeel kunnen bieden tot de meer servicegerichte concurrenten. Bij softdiscounters is het prijsvoordeel minder substantieel. Zij zullen minder continu met lage prijzen werken en ook meer laten variëren doorheen het assortiment. assortiment gekenmerkt door tijdelijke prijsacties voor wisselende onderdelen van assortiment synoniem High low pricing afgeleid is. Enseigne Intensieve, exclusieve, selectieve distributie POP/POS Convenience stores Distributie service outputs Distributiemix VMS: Verticale marketingsysteem (VMS) waarbij producenten, tussenhandelaren en detailhandelaars in één systeem samenwerken. Een bedrijf is dan eigenaar van de anderee bedrijven, heeft een contract met hen of veel macht. HMS: horizontale marketingsysteem (HMS) waarin 2 op hetzelfde kanaalniveau werkende bedrijven samenwerken om sterker te staan. Vb is een inkoopcombinatie waar respectievelijk detaillisten en consumenten samenwerken om sterker te staan t o v de hogere schakel. Meervoudig distributiekanaal Experience winkelen Schaalvergroting/verkleining Logistieke tussenpersonen: hebben te maken met de feitelijke materiële keuzes in het distribueren van goederen en diensten. Betreft opslag, transport, omslag, bewaring, verpakking. Uitdokteren van ideale lokalisatie van zijn fysische, distributiecentra, de omvang en samenstelling van zijn vloot aan vracht en bestelwagens, de routing van deze vrachtwagens behoort tot de taak van de logistieke distributie. Als producent zich engageert tot just in time delivery en is een cruciaal engagement rond de service output wachttijd tegenover zijn afnemers.