Hoofdstuk 3 paragraaf 2.1 en 2.2 2.1 Een netwerk van steden Wat is een stad? >>Een stad heeft 4 kenmerken: 1: Een bepaalde, per land verschillende omvang. 2: Een hoge bebouwingsdichtheid in vergelijking met het omringende gebied. 3: Een beroepsbevolking die vrijwel uitsluitend werkt in de secundaire, tertiaire en quartaire sector. 4: Een groot aantal functies voor het gebied rond de stad. Bebouwingsdichtheid: het aantal gebouwen op een bepaalde oppervlakte. >>Economische sectoren: 1: Primaire sector: levert grondstoffen en voedsel (haalt dingen uit de natuur). Voorbeeld: landbouw, akkerbouw, delfstoffenwinning (mijnbouw), visserij. 2: Secundaire sector: de industrie. Verwerkt de grondstoffen uit de primaire sector. Voorbeeld: Hoogovens, voedselfabrikanten, bouw, ambacht. 3: Tertiaire sector: de commerciële dienstverlening. Mensen die niet iets maken, maar die met de verkoop van diensten of producten winst willen maken. De producten uit de secundaire sector worden meestal door deze sector aan de consumenten doorverkocht. Voorbeeld: winkels, restaurants, kappers, advocaten, adviseurs, groothandels. 4: Quartaire sector: de niet-commerciële dienstverlening. De enige economische sector zonder winstoogmerk. Overheidsdiensten en door de overheid gesubsidieerde diensten. Voorbeeld: onderwijs, ziekenhuizen, brandweer, defensie (militairen). Hoe kun je grote steden indelen? >>Steden kun je indelen in 3 typen steden: 1: Megastad: wanneer er meer dan 8 miljoen mensen wonen. 2: Wereldstad: wanneer er veel mensen wonen en de stad voor een groot deel van de wereld een belangrijk centrum is op het gebied van economie, cultuur en politiek. Hier zitten ook de hoofdkantoren van multinationals. 3: Hoofdstad: is binnen een land meestal de belangrijkste stad. Vaak wordt het land vanuit deze stad bestuurd. >>Deze typen steden kunnen ook samenvallen in 1 stad, bijvoorbeeld Parijs. Multinational: een bedrijf met vestigingen in verschillende landen, bijvoorbeeld IKEA, H&M, Hema, McDonalds, Starbucks. Hoe is de spreiding van grote steden? Er is een duidelijk verschil in de ligging van steden in de ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden: - Centrumlanden: meerdere grote steden in 1 land die een stedelijk netwerk vormen. - Ontwikkelingslanden: vaak 1 grote stad in het land, de primate city.. Stedelijk netwerk: een groep van steden in een land die onderling op tal van terreinen verbonden zijn. Voorbeeld: de Randstad. Primate city: een stad die, gelet op het aantal inwoners en functies, veel groter en belangrijker is dan de tweede stad in het land. Hier zit meestal de regering, de meeste industrie en diensten en hier zijn de beste voorzieningen zoals ziekenhuizen en scholen. Voorbeeld: de stad Nairobi in Kenia. >>We verdelen de landen in de wereld in 3 groepen: 1: Ontwikkelde landen / centrumlanden: rijke, geïndustrialiseerde landen. Dit zijn de meest ontwikkelde landen met een hoog BNP. Weinig mensen werken in de primaire sector. Voorbeeld: Nederland, Duitsland, Verenigde Staten van Amerika, Australië. 2: Semi-periferie: landen die zich sterk aan het ontwikkelen zijn. In deze landenwerken al minder mensen in de primaire sector. Voorbeeld: Zuid-Korea, Russische federatie (Rusland). 3: Ontwikkelingslanden / periferie: landen die niet horen tot de rijke geïndustrialiseerde landen. Veel mensen werken in de primaire sector. Dit zijn de armste landen met een laag BNP. Voorbeeld: veel landen in Afrika (zoals Ethiopie), Zuid- en Midden Amerika (zoals Bolivia en Nicaragua) en Azië (zoals Bangladesh). BNP (bruto nationaal product): de waarde van alle goederen en diensten die in een bepaalde periode (meestal een jaar) door een bepaald land worden geproduceerd. Nu wordt meer gebruikt: Bruto Nationaal Inkomen: de inkomens van alle bewoners van een land bij elkaar opgeteld. BNP per hoofd: BNP gedeeld door het aantal inwoners (= gemiddeld inkomen).Dit is een maat voor de welvaart van een land. Welvaart: de rijkdom van een land gemeten op basis van geld. Welzijn: de rijkdom van een land gemeten op basis van levensomstandigheden, bijvoorbeeld gezondheid (hoe oud worden mensen gemiddeld, hoeveel mensen kunnen genoeg en goed voedsel en water krijgen) en scholing (hoeveel mensen kunnen lezen en schrijven). Hoe kun je de spreiding van steden verklaren? Vestigingsplaatsfactoren verklaren de spreiding van steden. >>Twee soorten kenmerken kunnen de ligging van een stad verklaren: 1: site: kenmerken van de plaats zelf. 2: situation: kenmerken van de ligging van een plaats ten opzichte van andere plaatsen. Deze kenmerken hebben te maken met de mate van aansluiting op verbindingswegen en transportroutes, de bereikbaarheid van de plaats en de ligging van de plaats in een netwerk van plaatsen. Tegenwoordig is door de globalisering de situation belangrijker geworden dan de site. Steden in ontwikkelingslanden liggen vooral aan de kust, omdat zij in de koloniale tijd belangrijk waren als exporthavens naar de Europese landen. Koloniale dubbelstad: een stad (in een land dat vroeger een kolonie was van een Europees land) die bestaat uit een niet-westers stadsdeel (het oude inlandse stadsdeel met kronkelige straatjes) en een westers stadsdeel (brede, rechte straten vaak in ‘dambordpatroon’). Globalisering: proces waarbij gebieden wereldwijd steeds meer met elkaar verbonden worden. Mainport: haven of vliegveld dat een belangrijke rol speelt in het internationale vervoer. Dit is een knooppunt van belangrijke (internationale) transportroutes. Voorbeeld: Schiphol en de haven van Rotterdam. 2.2 Steden in verandering Hoe verandert het stedelijk patroon? Wereldwijd wonen er steeds meer mensen in steden. Meer dan de helft van de wereldbevolking woont in een stad. Vooral de stadsbevolking in de ontwikkelingslanden groeit snel. - Centrumlanden: hoge urbanisatiegraad, maar de stedelijke bevolking neemt niet verder toe. Suburbanisatie. - Ontwikkelingslanden: lage urbanisatiegraad, hier trekken nu veel (vooral jonge) mensen naar de stad, vaak de primate city. Urbanisatie. Urbanisatiegraad: percentage van de bevolking (van een bepaald land) dat in steden woont. Urbanisatie: proces waarbij mensen van het platteland naar de stad trekken. Suburbanisatie: proces waarbij mensen en bedrijven vanuit een stad naar het omringende platteland trekken. Suburbs: voorsteden (vooral rond steden in de USA). Ruim opgezette woonwijken met laagbouw. Hier wonen mensen met hoge inkomens. Opbouw en verandering in de westerse stad Ruimtelijke geleding: de opbouw van een stad in wijken. CBD (Central Business District): zakencentrum met chique winkels, kantoren en uitgaansgelegenheden. Amerikaanse stad: - Stratenpatroon lijkt op een dambord. - Vanuit het centrum naar het platteland: - centrum (vroeger woongebied voor rijken, nu CBD) - oude woonwijk (lage inkomens, probleemwijken, soms nog kleine industrieën). - woonwijk voor middenklasse, soms met industriegebied. - suburbs / villawijken (hoge inkomens), grote winkelcentra, industriegebied. - platteland Europese stad: - Stratenpatroon lijkt op een spinnenweb. - Ruimtelijke geleding lijkt op die van de Amerikaanse stad, maar geen CBD door historisch centrum. Nieuwe zakencentra liggen aan de rand van de stad op goed bereikbare plaatsen. Opbouw en verandering in de niet-westerse stad Opbouw van de stad: 1: één of meer zakencentra. 2: één zone met overwegend industrie 3: woonwijken van de rijken 4: alle andere open ruimte is opgevuld met krottenwijken. De steden in ontwikkelingslanden groeien heel snel en vaak zonder centrale planning. Nieuwkomers vestigen zich in bestaande wijken die daardoor verdichten of aan de randen van de stad. Krottenwijken ontstaan op plaatsen waar rijkere mensen niet willen wonen (gevaarlijk terrein, stank). Oudere krottenwijken zijn door de bewoners vaan flink opgeknapt. Verdichting: toename van de woondichtheid per hectare door toename van de woningdichtheid (zie bebouwingsdichtheid) of de stijging van het aantal bewoners per huis.