Het doel van maatschappijleer 1.1 Regels en samenleven De regels in een samenleving worden door een paar factoren bepaald. - de opvattingen van degene(n) die de meeste macht hebben - de invloed van degenen die een ondergeschikte positie innemen - de machtsmiddelen die beide groepen hebben We spreken van een maatschappelijk probleem als het probleem: - gevolgen heeft voor grote groepen in de samenleving - ontstaan is door maatschappelijke ontwikkelingen - te maken heeft met tegengestelde belangen - om een gemeenschappelijke oplossing vraagt Gevolgen voor grote groepen Maatschappelijke problemen noemen we ook wel sociale problemen. Veel maatschappelijke problemen zijn grensoverschrijdend, zoals kinderarbeid in ontwikkelingslanden of de gevolgen van de economische crisis en de klimaatveranderingen. Maatschappelijke ontwikkelingen Maatschappelijke problemen ontstaan omdat een samenleving dynamisch is en sommige ontwikkelingen onbedoelde en onvoorziene gevolgen kan hebben. Bijvoorbeeld: De files zijn een gevolg van de gestegen welvaart waardoor meer mensen een auto konden kopen. Tegengestelde belangen Iemand uit de Randstad heeft meer last van de files dan iemand die in Groningen woont, een Randstad-automobilist vind de aanleg van meer snelwegen waarschijnlijk belangrijker dan iemand uit Groningen. De inwoner van Groningen heeft het geld misschien liever uitbesteed aan meer recreatiemogelijkheden. Veel belangentegenstellingen ontstaan door verschillen in politieke visie, in geloofs- en levensovertuiging en in sociaaleconomische positie. Denk bij het laatste bijvoorbeeld aan werkgevers en werknemers. Tegengestelde belangen kunnen ook bij één persoon optreden. De persoon kan ze ergeren aan files maar is ook tegen aanleg van meer snelwegen omdat hij de natuur wil behouden. Je spreekt van een dilemma, een lastige keuze uit twee of meer alternatieven. Gemeenschappelijke oplossingen Om een maatschappelijk probleem aan te pakken moeten de verschillende belangen worden afgewogen. In Nederland doen de politici dit voor ons. Het oplossen van een probleem brengt altijd nieuwe regels en wetten met zich mee, daarom noem je deze problemen ook politieke problemen. 1.2 Het vak maatschappijleer De vier thema’s In dit boek worden 4 thema’s besproken, namelijk Nederland als: - rechtsstaat - parlementaire democratie - pluriforme samenleving - verzoringsstaat In het thema rechtsstaat behandelen we hoe de persoonlijke vrijheid en rechtszekerheid van mensen in ons land gewaarborgd is. Kernvraag: Wat is de essentie van de rechtsstaat en hoe ver mag de overheid gaan om onze vrijheid en veiligheid te garanderen? Het thema parlementaire democratie gaat over de manier waarop politici in Nederland besluiten nemen. Kernvraag: Op welke manier wordt Nederland bestuurd en hoe functioneert de politieke besluitvorming in de praktijk? In het thema pluriforme samenleving kijken we naar de manier waarop mensen met verschillende achtergrond en opvattingen samenleven. Kernvraag: Wat is de beste manier om in een pluriforme samenleving met andere mensen en culturen om te gaan? In het thema verzorgingsstaat gaan we in op de wijze waarop mensen voor zichzelf en elkaar zorgen, maar ook de wat de overheid doet voor het welzijn van zijn individuele burgers. Kernvraag: In welke situatie moeten mensen hun problemen zelf oplossen en wanneer moet de overheid helpen? 1.3 De kernbegrippen De kernbegrippen bij maatschappijleer zijn: - normen en waarden - belangen - macht - sociale cohesie Normen en waarden Waarden zijn uitgangspunten of principes die mensen belangrijk vinden en die ze daarom willen nastreven. Waarden leiden bijna altijd tot gedragsregels die aangeven hoe mensen zich moeten gedragen. Uit de waarde eerlijkheid volgt de norm dat je niet steelt en dat je ook van anderen verwacht dat ze niet stelen. Normen zijn dus opvattingen over hoe je je op grond van een bepaalde waarde hoort te gedragen. Een norm kun je ook zien als een sociale verplichting die je in bepaalde situaties wordt opgelegd door je omgeving of die je jezelf oplegt. Concrete waarden die we heel graag willen verwezenlijken noemen we idealen. Je wilt bijvoorbeeld arts in Amerika worden of een eigen restaurant beginnen. Belangen Een belang is het voor- of nadeel dat iemand ergens bij heeft. Een student heeft bijvoorbeeld andere belangen dan een medewerker van de supermarkt. Macht Macht is het vermogen om het gedrag van anderen dwingend te beïnvloeden. Er zijn verschillende machtsbronnen om het gedrag van anderen te beïnvloeden, bijvoorbeeld geld, functie, beroep, kennis, overtuigingskracht, aanzien, aantal en geweld. Sociale cohesie Het constant veranderen van normen, waarden en belangen noem je de dynamiek van de samenleving. Deze hangt af van de plaats, de tijd en de groep. Voor de continuïteit van de samenleving is het belangrijk dat mensen rekening houden met de normen, waarden en belangen van anderen. Dan is er sprake van veel sociale cohesie. Sociale cohesie is de mate waarin mensen in een sociaal verband zoals een land door onderlinge verbindingen het gevoel hebben bij elkaar te horen. 2.1 Betrouwbaarheid Als je wilt controleren of een bron betrouwbaar is, kun je een aantal vragen stellen. - welke bron is er gebruikt? - is er een duidelijk onderscheid tussen feiten en meningen? - wordt iets van verschillende kanten bekeken? Bij een nieuwsbericht is het antwoord op deze vragen vaak ‘ja’. Bij internet is dit lastiger. Van officiële instanties is de kans groter dat ze betrouwbare informatie geven. Op internet weet je vaak niet wie de schrijver is en worden feiten en meningen door elkaar gehaald. 2.2 Communicatieruis Communicatie is het doorgeven van informatie. Bij communicatie is er altijd sprake van een zender en een of meer ontvangers. Hierbij kunnen dingen misgaan, zoals: - de zender zendt de informatie niet juist of onvolledig uit - de ontvanger ontvangt de informatie verkeerd - door informatieoverdracht ontstaan vooroordelen Je spreekt dan van communicatieruis. Dit heeft vele vormen, hieronder staan er drie. Manipulatie en indoctrinatie Manipulatie is het opzettelijk weglaten of verdraaien van feiten zonder dat de ontvanger dit merkt. Bijvoorbeeld een krant die met extra sensationele artikelen de verkoop wil laten stijgen, manipuleert. Een stapje verder is propaganda, het doelbewust (en bij herhaling) eenzijdige informatie geven met als doel de mening van mensen te beïnvloeden. Bijvoorbeeld politieke partijen proberen door propaganda zichzelf aan te prijzen en andere partijen zwart te maken om meer kiezers voor zich te winnen. Weer een stap verder is indoctrinatie, hierbij worden langdurig, systematisch en dwingend eenzijdige opvattingen opgedrongen met de bedoeling dat het publiek deze kritiekloos accepteert. Indoctrinatie komt veel voor in dictaturen als China en Noord-Korea, waar regeringen via de staatsmedia het volk van informatie voorzien. Door het ontbreken van vrije media zijn er geen ‘tegengeluiden’. Het publiek raakt geleidelijk geïndoctrineerd en beschouwt de opvattingen van de regering als de enige juiste. Selectieve waarneming Als ontvangers nemen we informatie nooit objectief waar. Bijvoorbeeld een roker kijkt liever niet naar een documentaire over de risico’s van roken. Hij wil het niet weten of denkt dat het hem niet zal overkomen. Dit is selectieve perceptie: elke informatie wordt zodanig vervormd dat deze zo veel mogelijk past in ons referentiekader. Vooroordelen en stereotypen Bij een stereotypering heb je een vaststaand beeld van een groep mensen aan wie je allemaal dezelfde kenmerken toeschrijft. Een vooroordeel is een vooropgezette en voorbarige mening over iets of iemand zonder kennis van zaken. Vooroordelen berusten meestal op stereotypen. Vooroordelen en stereotypen kan leiden tot discriminatie, het anders behandelen van individuen of groepen op grond van kenmerken die in de gegeven situatie niet van belang zijn. Discriminatie gebeurd vaak op grond van huidskleur, ras, leeftijd, seksuele voorkeur, sekse, geloof en uiterlijk. Discriminatie is nadelig voor de sociale cohesie. 2.3 Beïnvloeding door de media De meeste informatie verkrijgen we via de massamedia, waardoor deze veel invloed hebben. We behandelen hierna zes theorieën die hierop ingaan. De injectienaaldtheorie Volgens deze theorie beïnvloeden de media door indoctrinatie en manipulatie. Men ziet hierbij de media als een injectienaald die het publiek ‘druppeltje voor druppeltje’ met bepaalde ideeën vol kan spuiten. Bijvoorbeeld de vroegere Sovjet-Unie vertelde haar volk elk jaar weer dat de graanoogsten beter waren dan het jaar ervoor. De multiple-step-flowtheorie Volgens deze theorie hebben de massamedia vooral een indirecte invloed via zogenoemde opinieleiders. Dit zijn mensen om eens heen met veel informeel gezag. Bijvoorbeeld een man kijkt naar een debat tussen lijsttrekkers van politieke partijen. De volgende dag hoort hij van een collega dat hij de lijsttrekker van de SP duidelijk de beste vind. Hij denkt dat deze collega veel verstand heeft van de politiek en hij neemt de mening van zijn collega over. De cultivatietheorie Volgens deze theorie speelt de televisie een dominante rol in het overdragen van cultuur, vooral bij fictieve programma’s zoals soaps. Mensen die veel tv kijken, kunnen de werkelijkheid verwisselen met de televisiewerkelijkheid. Bijvoorbeeld iemand denkt doordat de media veel aandacht besteden aan zware criminaliteit, dat er veel meer moorden plaatsvinden dan in de werkelijkheid. De theorie van de selectieve perceptie Deze theorie benadrukt de macht van de mediagebruiker. Als ontvanger neem je informatie nooit objectief waar en er is altijd sprake van selectieve perceptie. De agendatheorie De agendatheorie benadrukt dat de media niet bepalen hoe de mensen denken, maar hooguit waarover zij denken en met elkaar praten. Bijvoorbeeld de meeste mensen in Nederland kennen de namen van de finalisten van The Voice of Holland, sommige van deze mensen hebben het programma zelfs nooit gezien. De media beïnvloeden niet alleen de gespreksagenda van burgers, maar ook de politieke agenda. Bijvoorbeeld doordat de media soms ernstige misstanden aan het licht brengt, gaat de Tweede Kamer hierover debatteren. Bijvoorbeeld over het misbruik van kinderen binnen de Rooms-Katholieke kerk. De framingtheorie Dit is een variant op de agendatheorie. Deze theorie houdt in dat de media een onderwerp vanuit een bepaalde invalshoek presenteren en daarmee de manier beïnvloeden waarop mensen over iets denken. Het gaat om de manier waarop de media een onderwerp belicht, anders gezegd welk mediaframe ze gebruiken. Bijvoorbeeld bij de Islam worden in de media vaak woorden gebruikt als terrorisme of fundamentalisme en veel minder woorden als religie en geloof.