Politiek – de manier waarop een land bestuurd wordt, het gaat hierbij om het maken van keuzes (zaken die van algemeen belang zijn) Democratie – een staatsvorm waarbij de bevolking direct of indirect invloed uitoefent op de politieke besluitvoering. Ideologie – een samenhangend geheel van ideeën over de mens en de gewenste inrichting van de samenleving. - Waarden en normen - Sociaaleconomische verhoudingen - Machtsverdeling in de samenleving Liberaal (vrijheid) - Vrijemarkt economie - Eigen verantwoordelijkheid en vrijheid - Niet te veel bemoeienis van de staat (beperken kerntaken ) onderwijs, defensie bescherming, rechtsstaat en klassieke grondrechten (vrijheid van meningsuiting, godsdienst…) - Terughoudende rol overheid Sociaaldemocraten (gelijkheid) - Zwakkeren in de samenleving beschermen - Sociale zekerheid, eerlijk verdelen - Kennis, inkomen en macht eerlijk verdelen - Sturende rol overheid Confessionalisten (geloof en broederschap) - Rentmeesterschap, we huren de aarde van God - Zorgzame samenleving, naastenliefde - Overheid is aanvullend op het middenveld - Aanvullende rol overheid Conservatief – behouden (verleden en heden) Progressief – vooruitstrevend (toekomst) Reactionair – terug naar het verleden (verleden) Links, midden, recht hangt af van de rol van de overheid op sociaaleconomisch gebied De verkiezingen, je mag stemmen… - Als je 18 jaar of ouder bent - Als je geen zware geestelijke handicap hebt - Als je een Nederlands paspoort hebt Actief kiesrecht – recht om daadwerkelijk te kiezen Passief kiesrecht – recht om gekozen te worden Je stemt op - Het programma - Wat voor jou belangrijk is - Strategisch - Lijsttrekker Gordijnstemmer – iemand die zegt dat hij op een andere partij stemt dan hij werkelijk doet Evenredige vertegenwoordiging - Iedereen heeft één stem (3% van de stemmen = 3% van de zetels) Kiesdeler – het aantal stemmen dat nodig is voor 1 zetel Kiesdeler = aantal stemmen/150 2e kamer kiest informateur informateur onderzoekt welke partijen willen samenwerken formateur kiest ministers en staatsecretarissen compromissen sluiten, plannen maken, regeerakkoord sluiten terug naar de 2e kamer, kiest formateur (meestal lijsttrekker grootste partij) Troonrede - de plannen van de regering voor het komende jaar De minister van financiën biedt namens de regering de rijksbegroting en de miljoenennota aan de voorzitter van de 2e kamer aan. Regering = ministers + koningin Kabinet = ministers + staatsecretarissen Taken koningin: - Troonrede voorlezen op Prinsjesdag - Handtekeningen zetten onder wetten - Regelmatig overleg met de minister president - Ministers en (in)formateurs benoemen Taken parlement (2e + 1e kamer = Staten-Generaal) 2e kamer 1e kamer - 150 leden fulltime - 75 leden parttime - Wordt rechtstreeks gekozen d.m.v. - Indirect gekozen door provinciale staten verkiezingen verkiezingen - Samen met de regering wetten maken - Laatste controle, wetsvoorstellen en goedkeuren of afwijzen toetsen aan normen en regels - Regering controleren De ontwikkeling van een wet Er is een maatschappelijk probleem Er komt een wetvoorstel Naar de 2e kamer Naar de Raad van Staten voor advies Er wordt gestemd in de kamer, moet minimaal 76 stemmen voor krijgen Naar de 1e kamer Eventueel kleine aanpassingen inbrengen 1e kamer kijkt of er geen regels en normen worden overschreden Koningin en MinisterPresident zetten een handtekening onder de wet Wet wordt gepubliceerd in staatsblad Actoren – groepen die meedoen, bijvoorbeeld burgers Poortwachters – actoren die wensen uit de samenleving om kunnen zetten in concrete politieke eisen. - Pressiegroepen - Politieke partijen - Massamedia Wensen worden omgezet in beleidsvorming en zo komen er wetten tot stand 3 nieveaus van politieke besluitvorming Gemeente bestuur Volksvertegenwoordiging Gemeenteraad Dagelijks bestuur College ban B&W Voorzitter Burgemeester Gaat over… Grote lijnen landelijk Provinciaal bestuur Provinciale Staten Gedeputeerden Staten Commissaris van de Koningin Ruimtelijke ordening en milieu Rijks bestuur 2e kamer Kabinet Minister- President Openbare orde, bestemmingsplan, dienstverlening Decentralisatie – Bepaalde plicht wordt een groep naar beneden geplaatst, bijvoorbeeld van het rijk naar de provincie Europese samenwerking 1951 – Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) 1957 – Europese Economische Gemeenschap (EEG) 1992 – Europese Unie (EU) en Economische en Monetaire Unie (EMU), eurozone, EU- landen met gecoördineerde economische, financiële en monetaire politiek, allemaal dezelfde munteenheid Europese Unie Supranationale organisatie – aangesloten landen hebben bevoegdheden grotendeels overgedragen aan de EU Intergouvernementeel – besluiten kunnen alleen genomen worden met instemming van alle afzonderlijke landen De Verenigde Naties Resoluties – uitspraken waarin het gedrag van een land wordt veroordeelt Verklaring – basisprincipes van de VN die essentieel zijn voor internationale samenwerking Veiligheidsraad voor internationale veiligheid en vrede Permanente leden met vetorecht (Als 1 land het er niet mee eens is dan gaat het niet door) - VS - Rusland - China - Frankrijk - Engeland Monistische politiek – wetgevende en uitvoerende macht liggen dicht tegen elkaar aan Dualistische politiek - Wetgevende en uitvoerende macht duidelijk gescheiden, regering zit niet in het parlement Districtenstelsel - Land wordt verdeelt in een aantal districten - Per district 1 afgevaardigde per partij - Per district is 1 zetel te delen - Partij met de meeste stemmen krijgt de zetel - Hierdoor gaan veel stemmen verloren