Management & Organisatie H4 t/m H8 Hoofdstuk 4 Scientific management (Taylor) loon is belangrijkste motiverende factor objectieve productienormen efficiëntie, juist persoon op juiste plek Algemene managementtheorie (Henri Fayol) organisatie als geheel, leiden van boven bekende richtlijnen: 5 elementen van leidinggeven: Vooruitzien & plannen Organiseren Eenheid van bevel Coördineren Controleren Human-relationbeweging (Elton Mayo) aandacht voor de mens conclusie onderzoek: aandacht alleen al verhoogd prestaties aandacht voor productiemethoden schoof naar achtergrond Revisionisme (Blake en Mouton, Likert) benadrukt zowel technische als sociale organisatie democratisering en humanisering van arbeid staat central managerial grid & linking-pinmodel Systeemtheorie we beschouwen organisaties als open systemen niet alleen in de organisatie, maar ook relaties en wisselwerking externe omgeving Contingentiebenadering situatiegebonden Organigram = overzicht van de organisatiestructuur Doel: - duidelijk en schematisch weergeven van afdelingen - de leiding helpt overzicht te houden - anderen inzicht geven in organisatie Typen: - alleen afdelingen globaal - alleen functienamen Lijnorganisatie = een organisatie waarbij boven elke werknemer een manager of meerdere staat en waarin de taken opgedeeld zijn in logische bij elkaar horende afdelingen. Voordelen: - duidelijk en eenvoudig - bevoegdheden afgebakend - taken en verantwoordelijkheden duidelijk bepaald - beslissingen nemen gaat snel Nadelen: - makkelijk bureaucratie afdelingen te veel op zich zelf gebrek aan gespecialiseerd personeel managers te zware verantwoordelijkheid en te veel taken, initiatief geringe flexibiliteit Lijn-staforganisatie = een lijnorganisatie waaraan één of meer stafafdelingen zijn toegevoegd. Taken staf: - voorbereiden uitvoerende werkzaamheden - voorlichting geven - adviezen verschaffen aan het management - controlewerkzaamheden verrichten - onderzoek en productieontwikkeling realiseren Verschil lijn- en staffunctionarissen: adviseur van lijn functionarissen. staf staat naast de bevelstructuur, staf is Voordelen: - eenheid van bevel deskundigen worden ingeschakeld betere samenwerking tussen afdelingen kan worden gerealiseerd lijnfunctionarissen kunnen worden ontlast Nadelen: - staf staf staf staf staf kan te veel theoretisch bezig zijn draagt geen verantwoordelijkheid voor resultaten en fouten heeft snel neiging tot uitbreiding kan teveel bevoegdheden krijgen en lijnafdelingen leiden teveel een eigen leven Een projectorganisatie is tijdelijk en vaak naast de vaste werkzaamheden. Als een project afgelopen is valt de projectorganisatie uit elkaar. In een matrixorganisatie werken de staf- en lijnfunctionarissen niet naast elkaar maar met elkaar, dit zorgt voor minder spanning. De ententestructuur is gebaseerd op nevenschikking, zorgt voor verdeling in beslissingsgebieden en zorgt ervoor dat beslissingen in het collectieve gebied met volledige overeenstemming genomen worden. De ententestructuur maakt dus onderscheid tussen individueel en collectief gebied. Besluitvorming = proces waarbij men een keuze maakt uit alternatieven. → Individueel of gezamenlijk besluit → Inspraak (gezamenlijk), iedereen mag zijn mening geven, 1 beslisser uiteindelijk → Medezeggenschap, gezamenlijke beslissing. De 4 fasen van besluitvorming: 1. Onderwerp vaststellen probleemstelling (verschil werkelijke en wenselijke situatie) of kans benutting (er is geen sprake van een echt wenselijke situatie) 2. Alternatieven verzamelen minimaal 2: bestaande en/of nieuwe alternatieven 3. Gevolgen per alternatief aangeven haalbaarheid. voor- en nadelen per alternatief 4. Keuze maken beste alternatief kiezen Besluitvormingsregels: Eenmansbesluit Minderheidsbesluit minderheid van de groep neemt besluit Meerderheidsbesluit populairst. ‘meeste stemmen gelden’ Unanimiteit iedereen is het er mee eens Consensus meerderheid beslist, minderheid accepteert het. Veto één iemand kan het besluit tegenhouden: vetorecht. Besluitvormingsmethoden: Intuïtieve methode gevoelsmatig, ervaring en vertrouwen noodzakelijk Ervaringsmethode op basis van ervaring. Gevaar: inflexibiliteit Rationeel-systematische methode afweging van alternatieven, verstandelijk. Veel voorbereiding en overleg, is uitstekend voor gezamenlijke besluitvorming. Hulpmiddelen. Hoofdstuk 5 Organisatieniveaus: → Topmanagement → Hoger management → Middenmanagement → Lager management → Niet-leidinggevend personeel Managers taken: plannen, beslissen, organiseren, coördineren, beheersen en controleren. Omspanningsvermogen = het aantal ondergeschikten waaraan een leidinggevende nog effectief kan leidinggeven. (zodanig leidinggeven dat het doel tegen zo laag mogelijke kosten, met optimaal gebruik van middelen, gerealiseerd wordt.) Spanwijdte = het aantal ondergeschikten aan wie feitelijk leiding wordt gegeven. (dus, de feitelijke situatie) Factoren die het omspanningsvermogen beïnvloeden: Organisatiestructuur Communicatie Bouwkundige situatie Aard van het werk Deskundigheid van medewerkers Stijl van leidinggeven Theorie X (McGregor) → Negatief mensbeeld → Autoritaire stijl: belonen en straffen, niet besluitvorming → Self-fulfilling prophecy: medewerkers stellen zich precies zo op als hun manager hen ziet. Theorie Y (McGregor) → Positief mensbeeld → Human-relations theorie en revisionism → Medewerkers betrekkend bij het werk, begeleidend en leidend. Leiderschapsstijlen: Autocratisch leiderschap taakgerichte manier van leiding geven Democratisch leiderschap de mens die de taak verricht staat centraal. Laissez-faire-leiderschap medewerker heeft grote vrijheid. Werkt niet! Ondersteunend leiderschap voortdurend streven naar goed teamgeest. Participerend leiderschap delen van de macht. Positieve houding medewerkers tegenover participerend leiderschap Iedereen moet meedoen Medewerkers hebben genoeg kennis en vaardigheden Flexibel leiderschap situatie gebonden Managerial grid, de hoofdstijlen: 1,1-stijl, impoverished (deserteur) 1,9-stijl, country club management (zendeling) onderlinge relaties goed, werktempo laag. 9,1-stijl, task (autocraat) geen aandacht mens 5,5-stijl, middle of the road (compromissenzoeker) 9,9-stijl, team (doelmatig leider) werverhoudingen prettig, productie hoog, motivatie goed. Situatiegericht leidinggeven kent twee invloedsfactoren: de medewerker en de omstandigheden. Managementmethoden: o Integraal management manager is verantwoordelijk voor alles. Staf. o Management by direction theorie x. Dwang. Geen eigen inbreng. o Management by objectives vaststellen van doelen. Eenheid van leiding. o Management by exception normen gekoppeld aan doelstellingen. Vastgestelde grens o Management by walking around tijdrovend en demotiverend voor werknemers. o Management by delegation de taken worden gedelegeerd. → Structurele delegatie: permanent → Incidentele delegatie: er doet zich een nieuwe, tijdelijke taak voor → Voorwaarden delegatie: o Diegene die de taak gedelegeerd krijgt is deskundig genoeg o Diegene die de taak gedelegeerd krijgt heeft genoeg tijd en middelen o De opdracht moet duidelijk zijn o Diegene die de taak gedelegeerd krijgt moet de taak accepteren Humanresourcesmanagement (HRM) = op een methodische en systematische manier verwerven, ontwikkelen en benutten van menselijke mogelijkheden, voor zowel medewerkers als organisatie. Medewerkers hebben onbenutte capaciteiten, deze moeten benut worden Voorwaarden HRM: Management is werkelijk overtuigd van de menselijke inzet Management richt bij besluitvorming systematisch op integratie van personeelsbeleid en totaalbeleid Het management beschikt over samenhangend systeem van uitgangspunten, doelen, managementtechnieken, en individuele personeelsontwikkelings- en begeleidingssystemen. Kritische kanttekeningen HRM: Risico inflexibel personeelsbeleid Risico selectief personeelsbeleid Risico van ondoelmatigheid Risico van te individualistische werkhouding