Eenmanszaak Deel 2 Hoofdstuk 1 Overheadkosten = verkoopkosten + algemene kosten + financieringskosten Bedrijfskosten = overheadkosten + inkoopkosten Totale kosten = bedrijfskosten + inkoopwaarde van de omzet De voorcalculatie Begrote afzet x verkoopprijs = Begrote omzet Begrote afzet x inkoopprijs = Begrote inkoopwaarde omzet Begrote omzet – Begrote inkoopwaarde omzet = verwachte brutowinst - Begrote bedrijfskosten + begrote overige opbrengst = verwachte nettowinst De verkoopprijs per product Inkoopprijs + Opslag brutowinst = Verkoopprijs excl. Btw Verkoopprijs excl. Btw + btw = Verkoopprijs incl. btw Stel: Brutowinst is 37,2% Van de inkoopprijs: Inkoopprijs + 100% Opslag brutowinst 37,2% Verkoopprijs excl. Btw 137,2% Van de verkoopprijs: Inkoopprijs + Opslag brutowinst Verkoopprijs excl. Btw 62,8% 37,2% 100% De nacalculatie Je hanteert het zelfde schema als bij de voorcalculatie. Alleen in plaats van verwachte of begrote grootheden ga je nu uit van werkelijke of gerealiseerde grootheden. Hoofdstuk 2 Economische voorraad = technische voorraad + voorinkopen – voorverkopen De voorraad die feitelijk in het magazijn of de winkel aanwezig is, wordt de technische voorraad genoemd, terwijl de voorraad waarover de ondernemer een prijsrisico loopt de economische voorraad genoemd wordt. De voorraadwaardering Afzet x verkoopprijs = omzet Afzet x historische inkoopprijs = inkoopwaarde van de omzet Omzet – inkoopwaarde van de omzet = brutowinst Voorraadwaardering kan berekend worden op verschillende manieren: 1. De FIFO-methode 2. De LIFO-methode 3. De VVP-methode De FIFO-methode Bij het FIFO systeem gaat men ervan uit dat de goederen die het eerst ingekocht zijn ook het eerst verkocht worden. Bij een verkoop wordt, bij toepassing van het FIFO systeem, de inkoopwaarde van de verkoop vastgesteld door eerst de inkoopprijs van de oudste partij goederen te nemen. Als deze oudste partij goederen ontoereikend is, gaat men voor wat men tekort komt, over op de inkoopprijs van de op één na oudste partij, enz. De LIFO-methode Bij het LIFO systeem gaat men ervan uit dat de goederen die het laatst zijn ingekocht het eerst verkocht worden. Bij een verkoop hanteert men als inkoopprijs eerst de inkoopprijs van de laatste partij goederen, pas als deze partij ontoereikend is neemt men voor het tekort de inkoopprijs van de op één na laatste partij goederen, enz. De VVP-methode Bij de LIFO en de FIFO methode kijkt men naar het verleden, naar de werkelijk betaalde of historische inkoopprijzen. Bij de VVP methode kijkt men naar de toekomst, naar de verwachte gemiddelde inkoopprijs in het komende jaar. Het verschil tussen de werkelijke inkoopprijs en de vvp noem je het prijsverschil. Hoofdstuk 3 De kosten die niet veranderen wanneer de productie of de omzet verandert, noem je de constante of vaste kosten. De kosten die wel veranderen wanneer de productie of de omzet verandert, noem je de variabele kosten. Variabele kosten zijn er in 3 soorten: 1. De proportioneel variabele kosten, deze veranderen rechtevenredig met de productie. De procentuele toe of afname van de variabele kosten zijn gelijk aan de procentuele toe of afname van de productie. 2. Degressief variabele kosten, minder dan evenredig met de productie veranderen. De procentuele toe of afname van de variabele kosten is dan kleiner dan de procentuele toe of afname van de productie. 3. De progressief variabele kosten, meer dan evenredig met de productie veranderen. De procentuele toe of afname van deze kosten is groter dan de procentuele toe of afname van de productie. Hoofdstuk 4 De kostprijs Opslagpercentage x geschatte inkoopprijs= Opslag inkoopkosten Opslagpercentage x vaste verrekenprijs= Opslag overhead kosten Geschatte inkoopprijs + opslag inkoopkosten = vaste verrekenprijs vaste verrekenprijs + opslag overheadkosten = kostprijs