doc - Heidelbergse Catechismus.nl

advertisement
Vraag 117 - vraag 45:
Wat behoort tot zulk een gebed, dat Gode aangenaam is en van Hem
verhoord wordt?
Antwoord:
Eerstelijk, dat wij alleen den enigen waren God,
Die Zich in Zijn Woord ons geopenbaard heeft, (a)
om al hetgeen dat Hij ons geboden heeft te bidden, (b)
van harte aanroepen. (c)
Ten andere, dat wij onzen nood en ellendigheid
recht en grondig kennen, (d)
opdat wij ons voor het aangezicht Zijner majesteit verootmoedigen. (e)
Ten derde, dat wij dezen vasten grond hebben, (f)
dat Hij ons gebed,
niettegenstaande wij zulks onwaardig zijn,
om des Heeren Christus' wil
zekerlijk wil verhoren, (g)
gelijk Hij ons in Zijn Woord beloofd heeft. (h)
Bewijsteksten
a.
En ik viel neder voor zijn voeten, om hem te aanbidden, en hij zeide tot mij: Zie, dat gij
dat niet doet; ik ben uw mededienstknecht, en uwer broederen, die de getuigenis van
Jezus hebben; aanbid God. Want de getuigenis van Jezus is de geest der profetie.
Openbaring 19:10
Gijlieden aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten; want de zaligheid is uit
de Joden. Maar de ure komt, en is nu, wanneer de ware aanbidders den Vader
aanbidden zullen in geest en waarheid; want de Vader zoekt ook dezulken, die Hem
alzo aanbidden. God is een Geest, en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in
geest en waarheid. Johannes 4:22-24
b.
En desgelijks komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulp; want wij weten niet,
wat wij bidden zullen, gelijk het behoort, maar de Geest Zelf bidt voor ons met
onuitsprekelijke zuchtingen. Romeinen 8:26
En dit is de vrijmoedigheid, die wij tot Hem hebben, dat zo wij iets bidden naar Zijn wil,
Hij ons verhoort. 1 Johannes 5:14
En indien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begere, Die een iegelijk
mildelijk geeft, en niet verwijt; en zij zal hem gegeven worden. Jakobus 1:5
c.
God is een Geest, en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en
waarheid. Johannes 4:24
De HEERE is nabij allen, die Hem aanroepen, allen, die Hem aanroepen in der
waarheid. Psalmen 145:18
© Heidelbergse-Catechismus.nl
pagina 1 van 2
d.
O, onze God, zult Gij geen recht tegen hen oefenen? want in ons is geen kracht tegen
deze grote menigte, die tegen ons komt, en wij weten niet, wat wij doen zullen; maar
onze ogen zijn op U. 2 Kronieken 20:12
e.
Dient den HEERE met vreze, en verheugt u met beving. Psalmen 2:11
De HEERE is nabij de gebrokenen van harte, en Hij behoudt de verslagenen van geest.
Psalmen 34:19
Want Mijn hand heeft al deze dingen gemaakt, en al deze dingen zijn geweest, spreekt
de HEERE; maar op dezen zal Ik zien, op den arme en verslagene van geest, en die
voor Mijn woord beeft. Jesaja 66:2
f.
Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in Welken zij niet geloofd hebben? En hoe zullen zij
in Hem geloven, van Welken zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen, zonder
die hun predikt? Romeinen 10:14
Maar dat hij ze begere in geloof, niet twijfelende; want die twijfelt, is een baar der zee
gelijk, die van den wind gedreven en op en nedergeworpen wordt. Jakobus 1:6
g.
En zo wat gij begeren zult in Mijn Naam, dat zal Ik doen; opdat de Vader in den Zoon
verheerlijkt worde. Johannes 14:13
En in dien dag zult gij Mij niets vragen. Voorwaar, voorwaar Ik zeg u: Al wat gij den
Vader zult bidden in Mijn Naam, dat zal Hij u geven. Johannes 16:23
Neig Uw oor, mijn God! en hoor, doe Uw ogen op, en zie onze verwoestingen, en de
stad, die naar Uw Naam genoemd is; want wij werpen onze smekingen voor Uw
aangezicht niet neder op onze gerechtigheden, maar op Uw barmhartigheden, die groot
zijn. Daniël 9:18
h.
Want een iegelijk, die bidt, die ontvangt; en die zoekt, die vindt; en die klopt, dien zal
opengedaan worden. Mattheüs 7:8
Mijn hart zegt tot U: Gij zegt: Zoek Mijn aangezicht; ik zoek Uw aangezicht, o HEERE!
Psalmen 27:8
© Heidelbergse-Catechismus.nl
pagina 2 van 2
Download