Scheikunde Hoofdstuk 2 paragraaf 5 Een molecuul bestaat uit nog kleinere deeltjes, namelijk atomen. Tijdens een chemische reactie gaan geen atomen verloren en er ontstaan ook geen nieuwe atomen. Atomen= bouwstenen van een molecuul. Symbolen van atoomsoorten: C=koolstof H=waterstof O=zuurstof Iv=stikstof F=fluor Al=aluminium Ca=calcium K=kalium Pb=lood Fe=ijzer Au=goud Mg=magnesium S=zwavel Na=natrium Cu=koper Pt=platina Zn=zink Ag=zilver Cl=chloor Br=broom He= helium I=jood Vaak staat er een index nummer rechts onder het symbool. Dit geeft bijvoorbeeld aan hoeveel wateratomen er per molecuul voorkomen. Als je een reactie kloppend wilt maken, mag je het index nummer niet veranderen. Een coëfficiënt nummer staat voor het symbool (Bijv. 2 CH). Als je een reactie kloppend moet maken, mag je deze wel veranderen. S= vast Aq= als een stof opgelost is in water L= vloeibaar G= gas Als je het over een stof hebt zet je de fase er altijd achter. Ook bij een molecuulformule. (Bijv. H2O (l) Water). Er zijn twee soorten moleculen: ontleedbare stoffen/verbindingen en niet ontleedbare stoffen/elementen. Verbindingen ontstaan uit meerdere soorten atomen. Een verbinding kan ontleedt worden. Een element bestaat uit één soort atoom. Een element kan niet ontleedt worden. Namen van elementen: -Zuurstof= oxide -Zwavel= sulfide -Fluor= fluoride -Chloor=chloride -Broom= bromide -Jood= jodide Periodiek systeem= rangschikking van elementen in volgorde van oplopend aantal atoomnummers. Uitgevonden door D.I. Mendelejev uit Rusland. In dit systeem staan horizontaal de zeven periodes. Verticaal staan de 18 groepen. Groep 1= alkalimetalen, deze metalen reageren heftig met water. Groep2= aardalkalimetalen. Groep 17= halogenen, dit reageert makkelijk met metaal. Een verbinding van een metaal en halogeen heet een zout. Groep 18= edelgassen.