Hoofdstuk 13: Hormonen §1: Hormoonklieren = Organen die ergens anders in het lichaam organen en weefsels activeren. Deze klier maakt hormonen, welke via het bloed andere organen en weefsels bereiken. Ze werken alleen met een passende receptor voor dat hormoon (doelwitorganen en weefsels) Exocriene klieren = maken producten die in het uitwendig milieu komen Endocriene klieren = maken producten voor het inwendig milieu Hormoonklieren kunnen meerdere weefsels en organen tegelijkertijd aansturen. Hypofyse (centrale hormoonklier) bevindt zich in de hersenen en coördineert de verschillende hormoonklieren door het afgeven van hormonen. De Hypofyse wordt aangestuurd door het zenuwstelsel (het ontvangen van prikkels). De hypofyse bestaat uit 2 delen: - De voorkwab wordt aangestuurd door de hersenen en activeert de gladde spieren en de nieren. - de achterkwab maakt zelf hormonen. De hypothalamus bevindt zich boven de hypofyse en stuurt het endocriene stelsel aan door neuronen uit de hypofysevoorkwab te activeren m.b.v. releasing-hormonen (RH). Ook geeft de hypothalamus hormonen af als inhibiting-hormonen (IH), die de productie van hormonen in de hypofyse remmen, en neurohormonen, die via de hypofyse in het bloed komen. FSH zorgt voor de groei van follikels en voor de meiose bij oöcyten. Het hormoon oestradiol zorgt voor de juiste verdeling van chromosomen tijdens de meiose en stimuleert de ontwikkeling van vrouwelijke secundaire geslachtskenmerken. De stof BPA lijkt qua bouw op het hormoon oestradiol, waardoor deze zich kan binden aan oestradiolreceptoren. Hierdoor raakt de menstruatiecyclus verstoort en zijn de eicellen met 50% minder geschikt voor IVF. §2: Reacties van cellen op hormonen Je hele leven geeft de hypothalamus groeihormoon releasing hormoon af (GRH), welke leidt tot de afgifte van groeihormoon (GH) uit de hypofyse. De lever maakt als reactie hierop IGF aan, welke op de groeischijven van de pijpbeenderen in werking worden gezet. Hier laten ze kraakbeencellen delen. Na de puberteit verdwijnen deze schijven en stopt de groei. Ook stress wordt door hormonen geregeld: de hypothalamus geeft CRH af, welke de productie van adrenocorticotroop hormoon (ACTH) in de hypofyse start. Hierdoor wordt cortisol door de bijnierschors afgegeven. Dit leidt tot een verhoogde glucosespiegel en een lagere bloeddruk. Steroïdhormonen zijn gemaakt uit cholesterol, en dus hydrofoob. Ze bewegen redelijk gemakkelijk door het celmembraan. Dit zijn bijv. oestradiol en testosteron. Het hormoon vormt in het grondplasma van de doelwitcel een hormoon-receptor-complex met een eiwitreceptor. Dit activeert het DNA, waardoor er via een RNA-molecuul een eiwit in het grondplasma ontstaat. Dit kan bijvoorbeeld als enzym werken. Tyrosinehormonen zijn, door apolaire onderdelen, hydrofoob, maar komen moeilijk door het celmembraan heen. Deze hormonen zijn gemaakt uit tyrosine, een apolair aminozuur met polaire OH-groepjes. Ze binden zich met receptoren op het celmembraan. Eiwithormonen zijn hydrofiel en binden zich aan eigen receptoren. Receptoren van tyrosine- en eiwithormonen veranderen als de hormonen zich eraan koppelen. Aan de binnenkant koppelt een G-eiwit GTP aan de receptor. Een reeks aan reacties levert een secundaire boodschapper, welke de boodschap van het hormoon over neemt en zich bindt aan het molecuul die de actie gaan uitvoeren. Cellen in één weefsel moeten goed communiceren om een goede afstemming van hun functies mogelijk te maken. Ze kunnen dit doen door stoffen af te scheiden die hun buurcellen prikkelen, bijv. groeifactoren die buren tot deling zetten, of prostaglandinen die de weeën op gang laten komen en zorgt bij een infectie voor de verhoging van de koorts en een intensiever pijngevoel. Proteoom is de specifieke eiwitsamenstelling van een cel. Hierdoor kan een hormoon zorgen voor verschillende reacties in verschillende cellen. Bijv. testosteron, welke voor de vorming van zaadcellen zorgt, spieren meer massa geeft, botten laat groeien en zorgt voor meer haar op de huid. BPA heeft ook invloed op de mannelijke vruchtbaarheid. Deze zorgt namelijk voor een sterfte van bijna 100% van de voorloper zaadcellen, in plaats van 75% sterfte zonder BPA.