- Scholieren.com

advertisement
Geschiedenis Tijdvakdossier H-3
Samenvatting H-3
paragraaf 1
1.1: Hoe ontwikkelde West-Europa zich na de val van het Romeinse Rijk?





Volksverhuizingen
Steden worden onbeheerd achtergelaten
Plunderingen, verkrachtingen en moord
Kleine en tijdelijke koninkrijken
Veel oorlog
1.2.1: Wat is feodalisme?




Leenstelsel=feodalisme
Trouwe ridders werden beloond met een stuk land
Land gaf macht en een inkomen
Leenmannen legden eed van trouw af aan de koning (leenheer)
1.2.2: Hoe ontstond het feodalisme?




Karel Martel (bedenker leenstelsel)
Vaak oorlog tegen islamitische stammen die kwamen uit Spanje
Leger van ruiters/ridders nodig
Ruiters/ridders werden beloond met een stuk land=feodalisme
1.3.1: Wie was Karel de Grote?






Kleinzoon van Karel Martel
Leenstelsel verder uitgebouwd
Rijk wordt onderverdeelt in 400 graafschappen met elk een leenman
Karel kon goed handhaven en kreeg veel aanzien
Paus roept Karel te hulp als Rome wordt aangevallen
In 800 werd Karel (de Grote) tot keizer gekroond door de paus
1.3.2: Hoe kun je aan de hand van Karel de Grote het feodale stelsel beschrijven?






Ongeveer 400 graafschappen met elk een leenman
Leenmannen verantwoordelijk voor handhaven van het koninklijk gezag
En recht spreken, belasting innen en de wetten van de koning uitvoeren
Zengraven controleerden deze graafschappen
Markgraven moesten het rijk beschermen en kregen een stuk land aan de grens
Karel controleerde zelf ook (reisde van burcht naar burcht)
1.4: Hoe ontstond het erfelijk koningschap






Leenmannen werden machtige lokale heren
Wilden het land graag aan zijn zoon nalaten
Leenheer raakte controle kwijt als hij zou instemmen
Leenheer raakte in oorlog met leenman als hij weigerde
De leenheer verliest dus zijn macht
Leenmannen benoemden ook andere leenmannen (achterleenmannen)
paragraaf 2
1.5: Waarom viel West-Europa grotendeels terug op een autarkisch systeem?





De landbouwproductie daalt sterk na de invallen van de Germanen
Voedselvoorziening raakte op en mensen verlieten de stad
Veel mensen werden boer op het platteland
Veel kleine boeren gaven hun vrijheid en hun akkers op voor bescherming
West-Europa krijgt een agrarisch-autarkisch samenleving
1.6: Hoe hangen autarkie en het hofstelsel samen?





Door autarkie wordt er weer meer voedsel geproduceerd
Boeren specialiseren zich in: smeden, weven en leer bewerken
Landgoed wordt zelfvoorzienend
Doordat de kleine gemeenschappen zich specialiseerden deed het landgoed dat ook
Alle kleine gemeenschappen bij elkaar is het hofstelsel
1.7: Wat is het verschil tussen slaven en horigen?




Slaven = Griekse-Romeinse Oudheid
Horigen = Middeleeuwen
Horigen gaven ‘vrijwillig’ hun vrijheid op in ruil voor bescherming
Horigen werkten harder (Ze moesten namelijk pacht kunnen opbrengen)
Horigen mochten een (heel klein) deel van de opbrengst houden om te leven
Opdrachten H-3
paragraaf 1
1)
a: Geen centraal aangestuurd leger, mensen vluchten en lieten hun
landbouwgronden onbeheerd achter, de handel verdween
b: Franken: Romeinse bestuursorganisatie
Gallo-Romeinen: Trouwen met leden van vooraanstaande Frankische families
c: De boete voor een Romein die een Frank vastbindt is duurder dan andersom
d: Bijen geven honing en dat was erg kostbaar. Geiten geven alleen melk
e: Een vrouw kon zich niet verweren een man slaat gewoon terug
2)
a: Geweld en sluwe politiek
b: Geweld, de Romeinen veroverden veel gebieden dmv geweld.
c: Sommigen waren te verslaan dmv geweld maar anderen moest je uitspelen dmv de
sluwe politiek van Clovis. Hij wisselt het dus af.
3)
a: De koning had hun nodig voor de veldslagen. Zij speelden dat sluw en vroegen
steeds meer van de koning waardoor hij zijn macht verloor.
b: -Ze kregen allebei een beloning van de koning.
-De leenman kreeg een stuk land, de vazal eten en drinken of een deel van de buit
c: Voordeel: - De leenheer kreeg de eed van trouw van de leenman
- De leenman kreeg een stuk land van de leenheer
Nadeel:
- De leenheer verloor met de tijd meer macht
- De leenman moest de koning wel eed afleggen
d:
- De leenman en de leenheer waren afhankelijk van elkaar door dit stelsel
- De leenman had kon gewoon eigen baas spelen en had de leenheer niet
nodig, het leenstelsel werkte dus maar 1 kant op
4)
a: - Hij verdeelde zijn hele rijk in 400 graafschappen
- Hij benoemde zendgraven en markgraven om alles te controleren en beschermen
*4)
b: Karel was de paus te hulp geschoten toen Rome werd aangevallen
c: Wel, hij werd ‘de nieuwe Romeinse keizer’, een groot leider dus
5)
a:Hun thuislanden boden te weinig voedsel, ze werden aangetrokken door de rijkdom
b: Forten, Noormannen land geven zodat ze ons beschermen tegen hun landgenoten
en de tegenaanvallen
c: Ze halen allebei de vijand in huis, zodat die ze tegen de vijand kunnen beschermen
d: Ze waren te zwak om enigszins geslaagd de Noormannen terug te drijven
paragraaf 2
1)
a: Omdat de mensen bang waren voor de Germanen
b: De grootgrondbezitters boden bescherming, dat was erg belangrijk in die tijd
c: Zo werd de landbouwgrond altijd bewerkt en verzekerde hij zichzelf van de
belastinginkomsten die hij van die ‘(vroegtijdige-)horigen’ moest krijgen
2)
a: Hofstelsel: Alle graafschappen werden zelfvoorzienend. De boeren voedde de heer
Feodale stelsel: De leenmannen waren zelf verantwoordelijk voor dat hun land
goed gebruikt werd, anders gingen ze zelf dood
3)
a: - Boeren kregen de bescherming van de landeigenaren
- Het land van de landeigenaren werd bewerkt door de boeren
b: Ze waren bang voor aanvallen van anderen, ze wouden beschermd worden
4)
a: Vroonland was van de heer zelf en werd door boeren bewerkt. Hoevenland was
van de boeren zelf. Maar deze werd ook bewerkt voor de heer.
b: Je was dan niet afhankelijk van een ander gebied. Dat was erg belangrijk in die tijd
5)
a: Engeland Scandinavië en Duitsland. Wijn, honing, slaven en jachthonden
b: A: Dorestad lag op een splitsing van de Rijn en de Lek
B: Alle handelaren moesten wel voorzien worden van dagelijkse producten
c: Dat was de luxe die de mensen die erg rijk waren graag wilden hebben.
d: voor: er werd flink handel gedreven
na: de handel was nog lang niet zo sterk als die in de Griekse-Romeinse Tijd of de
Moderne Tijd was/is
Download