- Scholieren.com

advertisement
MAATSCHAPPIJLEER H.2
§1 IDEE EN OORSPRONG VAN DE RECHTSSTAAT
Hoe is de rechtsstaat ontstaan en wat is kenmerkend voor een rechtsstaat?
WAT IS EEN RECHTSSTA AT?
De overheid moet optreden als burgers geweld tegen elkaar gebruiken maar de overheid
mag niet alles: Nederland is een democratische rechtsstaat. Iedereen mag meedoen aan
vrije verkiezingen en daardoor indirect meebeslissen over politieke kwesties. Daarnaast
garandeert de rechtsstaat bescherming tegen de machthebbers. Een rechtsstaat is dus een
staat waarin burgers met grondrechten worden beschermd tegen macht en willekeur door de
overheid.
Verwacht wordt dus dat de democratisch vastgestelde regels worden opgevolgt en
nagekomen. De rechtsstaat is dus een soort sociaal contract tussen burgers en (gekozen)
bestuurders die beiden plichten hebben.
BEGINSELEN VAN DE RECHTSSTAAT
De trias politica, de grondrechten en het legaliteitsbeginsel vormen samen de beginselen van
de rechtsstaat waarbij de basisgedachte is ontstaan in de loop van de 17 e en 18e eeuw, toen
koningen absolute macht bezaten.
Door Franse filosoof Montesquieu ontstond het uitgangspunt van drie staatsmachten die
elkaar in evenwicht zouden houden: de triaspolitica, de ‘scheiding der machten’.
John Locke ging ervan uit dat mensenrechten er in oorsprong altijd al geweest waren en dat
mensen conflicten zelf oplosten. Pas toen samenlevingen complexer werden, is volgens hem
de overheid ontstaan. Volgens Thomas Hobbes gold dat elk mens kans liep om slachtoffer te
worden van dodelijk geweld en er dreigde voortdurend gevaar. Om de samenleving in goede
banen te leiden, moest er wel een overheid komen.
Al deze ideeën leidden tot de Amerikaanse Revolutie met de leus: ‘no taxation without
representation’ (wie belasting betaalt, heeft ook recht zijn vertegenwoordigers te kiezen).
Vlak daarna brak de Franse Revolutie uit met de leus: ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’.
Sindsdien maakte de rechtsstaat in West-Europa een einde aan de absolute macht.
Koningen zijn tegenwoordig in een constitutionele monarchie gebonden aaan de grondwet.
De rechtsstaat heeft daarnaast gezorgd voor de grondwettelijke bescherming van
grondrechten. Grondrechten zijn rechten die zo fundamenteel zijn voor de vrijheid, de
ontplooiing, het welzijn en de bescherming van het individu en van groepen, dat ze in de
grondwet zijn vastgelegd.
Volgens het legaliteitsbeginsel mag de overheid alleen beperkingen opleggen aan de vrijheid
van burgers als die beperkingen in wetten zijn vastgelegd en voor iedereen gelden. Zij zijn
gebonden aan wetten (regels) en kunnen niet zomaar buitensporige straffen opleggen
zonder tussenkomst van een onafhankelijke rechter (maat). Zelfs een gekozen meerderheid
mag niet alles doen wat ze wil, want er moet rekening gehouden worden met wettelijk
vastgelegde rechten van minderheden.
In een dictatuur bepaalt één machthebber of één partij wat de regels zijn. Er zijn weinig
vrijheden, geen persvrijheid en geen vrijheid van meningsuiting. Tegenstanders van het
regime worden vaak achtervolgd of zonder vorm van proces gevangengezet.
NA DE TWEEDE WERELDO ORLOG
In 1948 formuleerde de VN de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM)
en in 1950 sloten Europese landen in Rome het Europees Verdrag van de Rechten van de
Mens (EVRM). Zonder mensenrechten is er geen rechtsstaat en waar mensenrechten
worden geschonden is de rechtsstaat in gevaar.
Wanneer er vragen of klachten zijn en in dit soort situaties onrechtvaardigheid wordt
ervaren, komt de rechsstaatgedachte weer scherp naar boven en blijken de uitgangspunten
ervan nog springlevend.
De rechtsstaat geeft een uiterste limiet of ondergrens aan waaraan je situaties,
gebeurtenissen, beslissingen en handelingen kunt afmeten. Het belang van de rechtsstaat
neemt zelfs toe naarmate levensovertuigingen en leefstijlen verder uiteenlopen. Daarmee is
de rechtsstaat niet alleen de grondslag voor de parlementaire democratie, maar ook voor de
verzorgingsstaat en de pluriforme samenleving.
§2 GRONDWET EN GRONDRECHTEN
Gelijkheid is een belangrijke waarde die in onze grondwet is vastgelegd. In de rechtsstaat
staat naast gelijkheid het begrip vrijheid centraal.
Welk doel dient de grondwet en op welke manier staan onderdelen van de grondwet
(constitutie) ter discussie?
ONTSTAAN EN DOEL VAN DE GRONDWET
Onder invloed van de Franse Revolutie en later van de Franse bezetting kreeg Nederland in
1798 de Staatsregeling van de Bataafse Republiek, die je kunt zien als voorloper vna de
grondwet. Daarmee werd Nederland een gecentraliseerde eenheidsstaat, nadat het
eeuwenlang een statenbond van onafhankelijke staten was geweest.
De eerst rondewet kwam tot stand nadat Nederland in 1806 een constitutionele monarchie
was geworden.
In 1948 wist Thorbecke een belangrijke grondwetswijziging af te dwingen bij koning Willem
II. Dit was artikel 42: de konin gis onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk. Hierdoor
gaf de koning politieke macht uit handen en werd er geregeerd met een ministeriële
verantwoordelijkheid.
Ook kwam in de grondwet te staan dat er rechtstreekse verkiezingen zouden komen voor de
Tweede Kamer, de Provinciale Staten en de gemeenteraad. Aanvankelijk mochten alleen
mannen stemmen die directe belastingen betaalde (censuskiesrecht).
Elkele andere belangrijke grondwetswijzigingen sinds 1848 zijn:
1.
in 1917 kwam er algemeen mannenkiesrecht. Verder ging de staat behalve openbare
scholen ook scholen op godsdienstige en levensbeschouwelijke grondslag bekostigen.
2.
in 1922 kregen ook vrouwen kiesrecht.
3.
in 1983 vond er een algehele herziening van de grondwet plaats. Onder meer de
bescherming van burgers tegen discriminatie werd toegevoegd en er werden voor
het eerst sociale grondrechten opgenomen.
De grondwet heeft als doel om:
1.
de begrenzing van de macht van de staat aan te geven en daarmee de vrijheden van
burgers te garanderen.
2.
fundamentele rechten van burgers vast te leggen.
3.
aan te geven hoe de belangrijkste organen van de staat (koning, ministers,
parlement, rechterlijke macht etc.) in grote lijnen zijn georganiseerd.
4.
de eenheid vna de staat uit te drukken en te zeggen dat de burgers één willen zijn en
één willen blijven.
INHOUD VAN DE GRONDWET
HOOFDSTUK 1:
 Allerbelangrijkste deel van de grondwet.
 Grondrechten en burgerlijke vrijheden
 Klassieke grondrechten
o Art. 1: gelijkheidsbeginsel
o Art. 2 t/m 5: de politieke rechten
o Art. 6 t/m 9: vrijheidsrechten
o Art. 10 t/m 18: persoonlijke en juridische bescherming
 Sociale grondrechten
o Art. 19 t/m 23: overheid heeft zorgplicht tegenover burgers op gebied van:
 Werkgelegenheid en vrije keuze van arbeid
 Bestaanszekerheid en welvaart
 Leefbaarheid en milieu
 Volksgezondheid en woongelegenheid
 onderwijs
De grondrechten staan in willekeurige volgorde. Basiskenmerk is dat deze grondrechten een
beperking inhouden vna de overhiedsbevoegdheden tegenover de burgers.
Wanneer een burger vindt dat een van zijn grondrechten geschonden is, kan hij naar de
rechter stappen.
Verschil tussen klassieke en sociale grondrechten is dat met de sociale grondrechten de
overheid actief moet optreden en dat burgers ze niet bij de rechter kunnen afdwingen. Vind
je dat de overheid niet genoeg haar best doet, dan kun je dat laten merken door je
stemgedrag tijdens de volgende verkiezingen.
HOOFDSTUKKEN 2 T/M 7:
 per hoofdstuk alle belangrijke organen en bestuurlijke functies:
o Koning
o Regering
o Staten-Generaal
o Wetgeving en bestuur
o Rechtspraak
o Provincies
o Gemeenten
o Waterschappen
o Trias politica
HOOFDSTUK 8:
 Wijziging van de grondwet
Wijzingingen van de grondwet moeten twee keer het parlement (eerste en tweede kamer)
passeren en ze moeten met een tweederdemeerderheid worden aangenomen. Tussen de
twee behandelingen in moeten er verkiezingen plaatsvinden. Aan deze eisen voor wijziging
zie je het verschil tussen de grondwet en de ‘gewone’ wetten.
Grondrechten hebben een horizontale werking als het gaat om de verhoudingen tussen
burgers onderling. Bij de verticale werking draait het om de verhouding tussen burgers en
overheid.
DE GRONDWET IN DISCU SSIE
Vooral binnen de horizontale werking kan er sprake zijn van botsende grondrechten. Dit is
het geval wanneer de grondrechtelijke belangen van burgers met elkaar in conflict komen.
Een botsing van grondrechten zou te voorkomen zijn als er een rangorde of hiërarchie wordt
aangebracht tussen grondrechten, waarbij het ene recht boven het andere komt te staan. in
de huidige grondwet bestaat geen rangorde. Er bestaat geen objectieve criteria voor een
rangorde.
Om beide reden laat men de toetsing van de grondrechten onderling over aan de rechter.
Een ander voorstel is om sommige botsingen van grondrechten zoals de vrijheid van
godsdienst en meningsuiting in Europees verband te laten beoordelen. Nu laat het Europees
Hof de beoordeling over aan de nationale rechter.
1798:
1806:
1814:
1815:
1840:
1848:
1887:
1917:
1919/1922:
1948:
1956:
1963:
1983:
Nederland wordt een gecentraliseerde eenheidsstaat
Invoering gelijkheid voor de wet.
Nederland wordt een constitutionele monarchie.
Eerste echte grondwert.
Willem Frederik wordt soeverein vorst.
Oprichting van de Staten-Generaal (één kamer).
Nederland en België vormen het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.
Staten-Generaal gesplitst in twee kamers.
Invoering vrijheid van godsdienst.
Nederland en België worden opgesplitst.
2e Kamer wordt rechtstreeks gekozen (censuskiesrecht).
Invoering ministeriële verantwoordelijkheid.
2e Kamer krijgt amendementsrecht, enquêterecht.
Uitbreiding klassieke grondrechten met vrijheid vna meninsuiting/ vereniging/
briefgeheim en onderwijs.
Uitbreiding kiesrecht voor mannen met kentekenen van maatschappelijke ‘welstand en
geschiktheid’.
Invoering algemeen mannenkiesrecht.
Invoering kiesstelsel evenredige vertelgenwoordiging i.p.v. districtenstelsel.
Gelijke financiering van openbaar en bijzonder onderwijs.
Invoering van algemeen mannen- en vrouwenkeisrecht.
Regeling soevereiniteitsoverdracht van Nederlands-Indië aan de Republiek Indonesië.
Uitbreiding 2e Kamer naar 150 leden.
Uitbreiding 1e Kamer naar 75 leden.
Soevereiniteitsoverdracht van Nieuw-Guinea aan de VN, en vervolgens van de VN aan
Indonesië.
Verlaging kiesgerechtigde leeftijd naar 18 jaar.
Bescherming tegen discriminatie vastgelegd.
Invoering sociale grondrechten, zoals het recht op werk en bestaanszekerheid.
§3 TRIAS POLITICA: SCHEIDING OF EVENWICHT VAN MACHTEN?
Hoe en met welk doel is de trias politica ontstaan en hoe is deze in Nederland uitgewerkt?
ONTSTAAN EN DOEL VAN TRIAS POLITICA
De Franse filosoof Montesquieu introduceerde het idee van de trias politica in zijn boek waar
hij een ideale taakverdeling binnen de samenleving bedacht.
De eerste macht noemde hij de wetgevende macht, die de taak kreeg om algemene wetten
te maken, te wijzigen of in te trekken. De tweede macht noemde hij de uitvoerende macht,
die de taak kreeg om de wetten in concrete gevallen toe te passen.
De derde macht noemde hij de rechterlijke macht, die in geval van onenigheid moest
oordelen over wetten en bij alle conflicten die met rechtsregels konden worden opgelost
rechtspreken. Vooral die derde macht moest volgens hem volkomen onafhankelijk recht
kunnen spreken.
Tegenwoordig spreken we van ‘checks and balances’. De drie machten weerhouden elkaar
van het veroveren van te veel macht en houden elkaar daarmee in balans. Ze controleren en
vullen elkaar aan. Staatsmachten worden daarom vaak staatsorganen genoemd.
De wetgevende macht kan de uitvoerende macht controleren en ter verantwoording
roepen. De wetgevende macht kan ook de rechterlijke macht corrigeren door een nieuwe,
verbeterende wet te maken.
Als rechter kun je opzettelijk de wet ruimer uitleggen dan het parlement op dat moment
juist vindt. Zo dwingen ze het parlement tot grotere zorgvuldigheid bij het maken van
wetten. Op die manier kan de rechterlijke macht op zijn beurt dus ook de wetgevende macht
corrigeren.
Ook controleert de rechterlijke macht in rechtszaken de uitvoerende macht op
rechtmatigheid: hebben ministers en ambtenaren de wet juist toegepast?
DE DRIE MACHTEN IN NEDERLAND
Montesquieu wilde de wetgevende macht toevertrouwen aan een vertegenwoordigend
orgaan dat door het volk gekozen wordt, zoals het parlement. Daarmee zou het vok dus
indirect invloed uitoefenen op het maken van wetten. Dit is in Nederland grotendeels
gerealiseerd. Het gekozen parlement stemt over alle wetsvoorstellen en heeft dus het
laatste woord. Maar omdat ook de (ongekozen) gegering het recht heeft om wetsvoorstellen
in te dienen en alle wetten moet ondertekenen, is er vna een strikte machtenscheiding geen
sprake.
Bovendie moest het wetgevende orgaan volgens hem in verschillende kamers verdeel zijn,
zodat een wetsvoorstel altijd van alle kanten wordt bekeken en niet zomaar in ene opwelling
tot stand komt.
Goede wetten moeten:
1.
algemeen zijn. Ze mogen niet voor één persoon of voor één situatie geschreven zijn.
2.
duidleijk zijn.
3.
haalbaar en uitvoerbaar zijn
De uitvoerende macht ligt bij de ministers. Zij moeten ervoor zorgen dat eenmaal
aangenomen wetten goed worden uitgevoerd. Daarnaast hebben zij zoals gezegd het recht
om nieuwe wetten te ontwerpen. Ministers worden daarin bijgestaan door
honderdduizende ambtenaren, zowel beleidsambtenaren als uitvoerende abtenaren zoals
leraren, agenten en inspecteurs.
Ambtenaren vormen zelf ook een machtsblok, omdat zij bij de totstandkoming en de
uitvoering van wetten vaak zelfstandig beslissingen nemen. Daarom heten ambtenaren ook
wel de vierde macht. Zelf wordt een minister wel gecontroleerd, namelijk door het
parlement. Hij moet alle daden van zijn abtenaren voor zijn verantwoordelijkheid nemen.
De rechterlijke macht is in handen van onafhankelijke rechters die voor het leven worden
benoemd en zijn niet af te zetten, tenzij ze ene misdrijf plegen. Deze onafhankelijkheid voor
rechters zorgt er voor dat ze boven de partijen staan.
Rechters hebben niet dezelfde politieke macht als regering en parlement. Maar ze hebben in
de praktijk wel speelruimte om wetten en de begrippen die daarin gebruikt worden te
interpreteren. Voor rechters is de wet dan ook niet de enige bron die zij voor hun uispraken
gebruiken. Zij kijken ook naar de toelichting bij de wet, de wetsgeschiedenis en de
jurisprudentie, het geheel van uitspraken door rechters.
SAMENSPEL EN DE DRIE MACHTEN
Binnen de trias polictica hebben de drie machten niet dezelfde positie. Parlementsleden
worden gekozen door het volk en ministers worden gecontroleerd door het parlement.
Rechters worden niet gekozen en controle vindt alleen binnen de rechterlijke macht zelf
plaats (via hoger beroep en cassatie). De rechter kijkt achterom naar wat gebeurt is, terwijl
de wetgever altijd vooruit kijkt.
Het parlement kan een rechterlijke uitspraak niet ongedaan maken, maar kan wel besluiten
de wet te wijzigen of aan te passen.
Rechters geven soms wel advies over nieuwe wetten.
Hoewel parlementsleden volgens het dualistische stelsel een eigen taak en
verantwoordelijkheid hebben ten opzichte van ministers, stemmen de regeringspartijen in
het parlement vaak vanzelfsprekend in met het kabinetsbeleid. Hierdoor levert het
parlement macht in ten gunste van de uitvoerende macht, de ministers.
§4 HET LEGALITEITSBEGINSEL
Het legaliteitsbeginsel houdt in dat iemands vrijheid alleen ingeperkt mag worden als de
rechtmatigheid van die beperking is vastgelegd in wetten en regels die door het parlement
zijn aangenomen.
Het geheel van rechtsregels, rechtsbeginselen en de manier waarop het recht is
georganiseerd noemen we de rechtsorde.
De rechtsorde is het geheel van recht in een land, terwijl de rechsstaat een specifieke soort
staatsvorm is die aan bepaalde eisen voldoet.
Hoe zit de rechtsorde van ons land in elkaar?
SOORTEN REGELS
RECHTSREGELS
Rechtsregels zijn gedragsregels die wettelijk door de overhied zijn vastgelegd. 2 redenen
voor het opstellen van rechtsregels zijn:
1.
2.
doelmatigheid, zodat er duidelijke afspraken zijn.
zedelijk bewustzijn, zodat er regels zijn die de waarden weerspiegelen die we met
elkaar delen.
Rechtsregels beoordelen gedrag in termen van legaal of illegaal, van juridisch geoorloofd of
niet- geoorloofd.
SOCIALE EN MORELE RE GELS
In tegenstelling tot rechtsregels zijn sociale regels meestal niet opgeschreven en geven ze
een beoordeling van gedrag in termen van wel of geen rekening houden met anderen.
Morele regels hebben meestal een zwaardere lading en geven een beoordeling van gedrag
in termen van goed en kwaad.
De drie soorten regels kunnen ook met elkaar botsen. Niet alle rechtsregels zijn dus moreel
de juiste regels en omgekeerd zijn sommige morele regels juridisch weer niet afdwingbaar.
De drie soorten regels veranderen ook steeds i.v.m. de dynamische normen en waarden.
RECHTSGEBIEDEN
Het systeem van rechtsregels kent een indeling in rechtsgebieden. De belangrijkste is die in
privaatrecht en publiekrecht. Het privaatrecht regelt alle relaties tussen burgers onderling,
het publiekrecht alle relaties tussen burgers en overheid.
PRIVAATRECHT
In het privaatrecht gaat het om horizontale relaties, dus burgers onderling. De regels hiervan
(burgerlijk recht of civiel recht) zijn neergelegd in het Burgerlijk Wetboek (BW)
Bij privaatrecht gaat het steed om wederzijdse rechten en plichten. De gebieden die bij
privaatrecht horen:
1.
het personen- en familierecht, dat zaken regelt als het sluiten van een huwelijk,
echtscheiding, geboorte, overlijden en het adopteren van kinderen.
2.
het ondernemingsrecht, dat bijv. de voorwaarden regelt waaronder je een stichting,
vereniging of een bv kunt oprichten.
3.
het vermogensrecht, dat alle zaken regelt die te maken hebben met iemands
vermogen.
PUBLIEKRECHT
Het publiekrecht regelt de verticale relaties, dus tussen burges en de overheid.
De gebieden die bij publiekrecht horen:
1.
het staatsrecht, dat de inrichting van de Nederlandse staat regelt.
2.
het bestuursrecht, dat de bestuursactiviteiten van de overheid regelt. (bijv.
vergunningen, belastingrecht, bescherming, bezwaar)
3.
het strafrecht. Waarin alle wettelijke strafbepalingen staan.
DE ORGANISATIE VAN HE T RECHT
Met rechterlijke macht duiden we de derde macht in de trias politica aan en tegelijkertijd de
gehele juridische organisatie van de rechtspraak. Deze is als een piramide opgebouwd: er
zijn in Nederland 19 rechtbanken, 5 gerechtshoven en 1 Hoge Raad. Een zaak begint
onderaan bij de laagste rechter, waarna je in hoger beroep kunt gaan bij het gerechtshof en
ten slotte in cassatie bij de Hoge Raad, die in Den Haag is.
§5 HET STRAFPROCES
Op welke manier vindt het strafproces in een rechtsstaat plaats?
RECHTSBESCHERMING EN PROCESREGELS
RECHTEN VAN VERDACHT EN
Een verdachte is onschuldig tot het tegendeel is bewezen (onschuldvermoeden). Ook heeft
een verdachte recht op een advocaat. Als hij daar geen geld voor heeft subsidieert de
overheid een (pro-Deo)advocaat.
PROCESREGELS
Het legaliteitsbeginsel staat er garant voor dat niemand zonder vorm van proces in de
gevangenis mag worden gestopt. De procesregels voor alle fasen van de opsporing en
berechting van strafbare feiten staan beschreven in het Wetboek van Strafvordering. Deze
regels samen noemen we het strafprocesrecht.
HET STRAFPROCES
1.
2.
3.
4.
5.
6.
aanhouding
opsporing (het onderzoek van het misdrijf) onder leiding van een officier van justitie
de vervolging door het Openbaar Ministerie
de berechting door een of meer rechters tijdens een openbare terechtzitting
eventueel hoger beroep en cassatie
de uitvoering van de opgelefde straf
AANHOUDING
Als je verdachte bent, mag de politie je staande houden (laten stilstaan en vragen naar je
personalia) en aanhouden (arresteren en meenemen naar het politiebureau voor verhoor).
Als iemand op heterdaad wordt betrapt is iedereen bevoegd degene vast te houden tot de
politie komt.
OPSPORING
De politie start de opsporing met het verzamelen van informative, zoals het verhoren van
verdachten en getuigen. Het verslag hievan gaat als proces-verbaal naar de officier van
justitie die het opsporingsonderzoek verder leidt en beslist of de zaak voor de rechter komt.
OPSPORINGSBEVOEGDHEDEN
De politie mag staande houden, aanhouden, fouilleren en bewijsmateriaal inbeslagnemen
(dwangmiddelen). Voor sommige hebben ze toestemming nodig van de officier van justitie
of rechter-commissaris i.v.m. grondrechten.
1.
alleen woning binnengaan met een machtiging tot binnentreden
2.
woning pas grondig doorzoeken met een huiszoekingsbevel
3.
speciale persoongegevens alleen opvragen na toestemming
4.
voor infiltratie in misdaadorganisaties is toestemming nodig
EEN VERDACHTE LANGER VASTHOUDEN
Je herkent de rechtsstaat aan de eisen dat niet elke verdachte mag worden vastgehouden
tot de strafzaak plaatsvindt en het recht te weten waar hij van verdacht wordt. Na de eerste
6 uur op het politiebureau kan een (hulp)officier van justitie twee keer toestemming geven
tot 3 dagen vasthouding. Daarna moet een rechter-commissaris toestemming voor
verlenging geven.
Als de officier van justitie of de advocaat de voorbereidingen voor de strafzaak na max. 110
dagen voorarrest nog niet heeft afgerond, volgt er een pro-formazitting. De rechter kan dan
besluiten de verdachte nog langer in voorarrest te houden en de rechtszaak uit te stellen.
VERVOLGING
De officier van justitie, die het OM vertegenwoordigt, beslist uiteindelijk of een zaak voor de
rechter wordt gebracht (vervolgingsmonopolie). De officier kan ook een transactie
(schikking) voorstellen, waarbij iemand akkoord gaat met een geldboete of een taakstraf en
niet verder vervold wordt. Daarnaast kan de officier seponeren, besluiten om niet verder te
vervolgen.
BERECHTING
De verdachte ontvangt een dagvaarding na besluit tot strafvervolg. Hierin staat wanneer hij
voor de rechter moet verschijnen en waarvan hij wordt geschudigd (tenlastelegging). Hij is
niet verplicht op de zitting van zijn strafzaak te verschijnen. Een strafzaak begint bij de
rechtbank en is in principe openbaar.
Op de terechtzitting hoort de rechter de verdachte en getuigen en kijkt hij kritisch naar het
bewijs dat tegen de verdachte is aangevoerd. Aan het eind van de zitting houdt de officier
van justitie zijn requisitoir en vraagt om een bepaalde straf, waanra de advocaar zijn pleidooi
houdt. De verdachte heeft altijd recht op het laatste woord. De rechter doet uiterlijk 14
dagen na de terechtzitting uitspraak.
HOGER BEROEP
Na het vonnis van de rechtbank is er hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof, waar de
strafzaak helemaal wordt overgedaan. Als laatste kan iemand in cassatie gaan bij de Hoge
Raad. Die kijkt uitsluitend of het recht juist is toegepast. De uitspraak van de Hoge Raad is
bindend.
UITVOERING VAN DE OP GELEGDE STRAF
Een opgelegde gevangenisstraf wordt uitgevoerd door de uitvoerende macht. Tijdens de
straf blijft de officier van justitie verantwoordleijk voor de gang van zaken. De zorg voor
gevangenen, vooral voor gestraften die meer dan 15 jaar moeten zitten, is geregeld in het
recht voor gedetineerden. Ook als iemand veroordeeld is en een straf uitzit houdt hij
rechten.
Gedetineerden hebben in principe recht op voorwaardelijke invrijheidstelling na het uitzitten
van 2/3 van hun straf. Iemand komt dan op bepaalde voorwaarden vrij.
Ex-gedetineerden hebben recht op ondersteuning van de reclassering bij terugkeer naar de
maatschappij.
§6 HET STRAFRECHT
Hoe zit het strafrecht in elkaar en op welke manier kan de rechter dit strafrecht gebruiken om
verdachten rechtvaardig te straffen?
DE STRAFBEPALING
Het strafrecht ondersteunt de rechtsstaat met drie belangrijke uitgangspunten:
1.
art. 1 van het Wetboek van Strafrecht (WvS): geen feit is strafbaar dan op grond van
een daaraan voorafgegane strafbepaling.
2.
art. 1 WvS: strafbepalingen (de omschrijving in de wet van srafbare handelingen)
moeten duidelijk zijn omschreven zodat iedereen weet wat wel en niet mag.
3.
ne bis in idem-regel: je mag nooit twee keer vervolgd worden voor hetzelfde vergijp,
ook al komen er nieuwe feiten naar boven.
WETBOEK VAN STRAFREC HT
De meeste strafbepalingen zijn opgenomen in het WvS, dat is opgebouwd uit drie delen:
1.
bevat algemene bepalingen die antwoord geven op vragen als:
* Wanneer is sprake van een poging tot het plegen van een misdrijf?
* Waneer is iemand medeplichtig?
* Wanneer heeft iemand weliswaar een strafbaar feit begaan, maar treft hem geen schuld of is hij
ontoerekeningsvatbaar?
* Welke soorten straffen zijn er?
2.
3.
geeft een opsomming van alle misdrijven (de meer ernstige strafbare feiten).
geeft een opsomming van alle overtredingen (de minder ernstige strafbare feiten).
Het verschil tussen overtredingen en misdrijven is belangrijk, omdat bij misdrijven de
straffen gemiddeld hoger zijn. Bovendien blijven misdrijven in je justitiële documentatie
(strafblad) veel langer geregistreerd staan.
HET MATERIËLE STRAFRECHT
De inhoud van alle strafbepalingen heet het materiële strafrecht.
Naast het WvS staan er ook strafbepalingen in aparte wetten zoals fraude, de
Wegenverkeerswet en de Opiumwet (verbiedt het gebruik, invoeren en verhandelen van
drugs).
GEEN STRAF: STRAFUITSLUITINGSGRONDEN
Bij een strafbaar feit was de dader bij zijn volle verstand en uit eigen wil. Soms heeft iemand
het feit wel gepleegd, maar krijgt hij door omstandigheden otch geen straf opgelegd
(strafuitsluitingsgronden).
RECHTVAARDIGING
Hier is het gepleegde feit in het licht van bijzondere omstandigheden niet meer strafbaar.
1.
noodweer: je verdedigt jezelf of een ander tegen geweld. Wel in verhouding tot het
gevaar of de dreiging.
2.
overmacht-noodtoestand: je negeert een wet om jezelf of iemand te redden.
3.
ambtelijk bevel: het opvolgen van een bevel van een beambte, terwijl dit bevel tegen
de wet in gaat.
NIET SCHULDIG
Hier is het feit wel strafbaar, maar heeft de dader geen schuld.
1.
psychische overmacht.
2.
noodweerexces: als je in een hevige gemoedstoestand, die direct een gevolg is van de
aanval, de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschrijdt.
3.
ontoerekeningsvatbaar: als iemand echt niet verantwoordelijk gesteld kan worden
bijv. bij een geestelijke stoornis of tijdleijke psychische buiten zinnen. Hij krijgt dan
geen straf maar in een tbs-kliniek geplaatst.
4.
afwezigheid van schuld: als je iets bijdraagt aan het misdrijf/ de overtreding maar hier
niets van af weet.
SOORTEN STRAFFEN
In het WvS staan de verschillende soorten hoofdstraffen omschreven.
1.
geldboete: als iemand deze niet betaalt, moet hij in plaats daarvan naar de
gevangenis. Dit geldt niet bij bekeuringen.
2.
taakstraf: ook wel alternatieve straf, omdat deze kan worden opgelegd i.p.v. een
vrijheidsstraf of een geldboete. Het kan een werkstraf of een leerstraf zijn.
3.
vrijheidsstraf: bij overtredingen spreken we over een hechtenis (kan max. 1 jaar
duren). Bij misdrijven spreken we van gevangenisstraf. Zwaarste straf in NL is
levenslang. De zwaarste tijdelijke gevangenisstraf is 30 jaar.
Naast deze hoofdstraffen kan de rechter bijkomende straffen opleggen. Ten slotte kunnen
zogenaamde strafrechtelijke maatregelen worden opgelegd, zoals schadevergoeding,
verplichte behandeling, tbs of het ontnemen van door misdaad verkregen geld.
FUNCTIES VAN STRAFFEN
We maken onderschied tussen 5 functies van straf.
1.
wraak en vergelding: misdaad mag niet lonen.
2.
afschrikking: burgers moeten ervan weerhouden worden misdaden te plegen.
3.
voorkomen van eigenrichting: als de overheid niet straft gaan mensen het zelf doen.
4.
resocialisatie: straf moet ervoor zorgen dat iemand zijn leven betert.
5.
beveiliging van de samenlevng: vooral bij ernstige geweld- en zedendelicten dienen
lange celstraffen tevens om de maatschappij te beschermen tegen herhaling.
STRAFRECHT VOOR MIND ERJARIGEN
Kinderen onder de 12 kunnen niet vervolgd, maar krijgen met de Raad voor de
Kinderbescherming te maken.
Voor jongeren tussen de 12-18 is er het jeugdstrafrecht. Kleine misdrijven worden afgedaan
via een Haltbureau. Je krijgt dan een taakstraf en hoeft niet voor de rechter te verschijnen.
Bij zwaardere komen ze voor de kinderrechter. Deze kan jeugddetentie opggeven. Bij
ernstige persoonlijke stoornissen kan de rechter ook een verblijf in een behandelcentrum
opleggen. Het is sterk gericht op resocialisatie.
Anders dan in het volwassenenstrafrecht is de verdachte binnen het jeugdstrafrecht
verplicht ter zitting te verschijnen.
HET STRAFRECHT IN DI SCUSSIE
Binnen het rechtssysteem staat met name het strafrecht voortdurend ter discussie. Dit heeft
ertoe geleid dat rechters hogere celstraffen zijn gaan opleggen. Het aantal tot levenslang
veroordeelden steeg flink.
Daarnaast is de maximale tijdelijke straf wettelijk verhoogd van 20 naar 30 jaar. Verder
wordt er gediscussieerd over de invoering van minimumstraffen voor recidive bij zware
misdrijvne en over de invoering van een apart adolescentenstrafrecht, zodat jongeren tussen
15 en 18 zwaarder kunnen worden gestraft.
Verder staan de taakstraffen ter discussie. Veroordelen zouden er te makkelijk mee
wegkomen. Een vergelijkbare discussie is over tbs.
§7 BURGERLIJK RECHT EN BESTUURSRECHT
Het grootste deel van de rechtszaken gaat over burgerlijk recht (burger – burger) of
bestuursrecht (burger – overheid).
Hoe verloopt een zaak in het burgerlijk recht en hoe kun je als burger je recht halen als je
tegenover de overheid staat?
BURGERLIJK RECHT
Iedereen vanaf 18 jaar kan een conflict met een andere partij voorleggen aan ene
onafhankelijke rechter. In het burgerlijk recht staat altijd een eiser tegenover een gedaagde.
De eiser is degene die de zaak aan de rechter voorlegt. De gedaagde is de persoon van wie
iets wordt geëist en die daarom voor de rechter wordt gedaagd.
Binnen het burgerlijk recht verstaan we onder burgers niet alleen mensen maar ook
rechtspersonen (stichtingen en bv’s). Zelfs de overheid treedt regelmatig ‘als burger’ op.
VERSCHIL TUSSEN PUBLIEKRECHT E N BURGERLIJK RECHT
In het strafrecht is de verticale verhouding tussen burger en overheid aan de orde. Het
initiafief ligt bij de voerheid als openbare aanklager. De rechter heeft een actieve rol en
bewaakt daarmee de positie van de verdachte, die veel minder machtig is dan de overheid.
In het burgerlijk recht gaat het om de horizontale verhouding tussen burgers onderling. De
burgers beginnen een rechtszaak. De rechter heeft daarbij een meer passieve rol. Hij weegt
de aangedragen argumenten en bewijzen tegen elkaar af en zoekt niet zelf naar bewijzen.
VERLOOP BURGERLIJKE RECHTSZAAK
De zaak begint wanneer de eiser door een deurwaarder aan de gedaagde een dagvaarding
laat sturen. Een dagvaarding bevat altijd:
1.
de naam van de eiser
2.
de eis
3.
de motivatie van de eis
4.
tijdstip en plaats van de rechtszaak
In zaken bij de kantonrechter hoeven jij en de tegenpartij geen advocaat als
vertegenwoordiger te hebben. Bij grote of ingewikkelde zaken ben je verplicht je te laten
vertegenwoordigen door een procureur. Vaak treden advocaten op als procureur.
Bij de burgerlijke rechtszaak hoeft de gedaagde niet bij de rechtszaak aanwezig te zijn en
mag zijn reactie ook opsturen.
UITSPRAAK
De rechter heeft verschillene megelijkheden om de verliezende partij te veroordelen. Zo kan
hij beslissen dat de verliezer bepaalde afspraken moet nakomen en elke keer dat dat niet
wordt gedaan moet de verliezer betalen. Betaal je de dwangsom niet, dan zal in het uiterste
geval de deurwaarder beslag leggen op zijn goederen en dezen verkopen om zo aan het geld
te komen.
De rechter kan ook beslissen dat de verliezende partij een schadevergoeding moet betalen.
Als deze die niet kan of wil betalen, zal hij de deurwaarder in actie laten komen. Die kan
beslag leggen op goederen of regelen dat iedere maand automatisch een deel van het
inkomen wordt betaald aan de winnaar, tot deze schadeloos is gesteld. Dit heet loonbeslag.
KORT GEDING
In sommige zaken is het belangrijk dat er snel uitspraak wordt gedaan. Iemand kan dan een
kort geding aanspannen. Dit is een versnelde en vereenvoudigde procedure die wordt
behandeld door een zogneaamde voorzieningenrechter. Deze rechter doet in zijn eentje
uitspraak en geeft altijd een voorlopig oordeel in afwachting van een difinitieve uitspraak in
het normale burgerlijke proces, de zogenaamde bodemprocedure.
BESTUURSRECHT: BEZWA AR EN BEROEP
Rechtsbescherming tegen de overheid betekend dat de overheid niet zomaar allerlei lasten
kan opleggen aan burgers: zij moeten daar bezwaar tegen kunnen maken. Blijft het besluit
gehandhaafd, dan kun je in beroep gaan bij de rechter en eventueel nog in hoger beroep.
DE PRAKTIJK
Hieronder de 4 terreinen waarop het bestuurlijk recht een grote rol speelt:
1.
het geven van vergunningen
2.
het verstrekken van uitkeringen en subsidies maar ook het toekennen en beëindigen
van subsidies en toeslagen is aan strenge regels gebonden.
3.
de behandeling van asielaanvragen en verblijfsvergunningen. Vluchtelingen die in ons
land een verblijfsvergunning aanvragen, hebben recht op een gratis advocaat en een
tolk. Bij afwijzing door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) kunnen zij naar de
rechter stappen en daarna in beroep gaan bij de Raad van State.
4.
het opleggen en innen van belastingen waarbij elke soort belasting wordt geregeld in
een aparte wet.
TRIAS POLITICA
Gemeenteraad
Provinciale Staten
Regering
Lokaal bestuur
Politie
Regering
Openbaar Ministerie
Rechtspraak
Hoge Raad
Openbaar Ministerie
RECHTBANK EN RECHTERS
De Hoge Raad
In cassatie gaan
Gerechtshof
In hoger beroep gaan
kantonrechter
politierechter
Meervoudige kamer
Overtredingen
1 rechter
Eenvoudige misdrijven
1 rechter
Max 1 jaar gevangenisstraf
Zware misdrijven
3 rechters
BEGRIPPENLIJST
--- 1:
democratische rechtstaat = een staat met vrije en geheime verkiezingen en waar burgers worden beschermd
tegen macht en willekeur van de overheid
sociaal contract = afspraak tussen overheid en burger om zich allebij aan de regels en wetten te houden.
absolute macht = alleenheerschappij door een leider
montesquieu = frans filosoof, grondlegger van de Trias Politica.
constitutionele monarchie = wanneer de koning(in) aan de grondwet gebonden is
grondrechten = rechten die zo fundamenteel zijn voor de vrijheid, ontplooiing, het welzijn en de bescherming
van het individu en groepen dat ze in de grondwet zijn vastgelegd.
legaliteitsbeginsel = de overheid mag alleen beperkingen opleggen aan de vrijheid van burgers als die
beperkingen in wetten zijn vastgelegd en voor iedereen gelden.
maat en regel= bestuurders zijn gebonden aan wetten (regel) en kunnen niet zomaar buitensporige straffen
opleggen zonder tussenkomst van een onafhankelijke rechter (maat)
dictatuur = staat met één persoon of partij als alleenheerser
UVRM = Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
EVRM = Europees Verdrag van de Rechten van de Mens
mensenrechten = de fundamentele rechten en vrijheden die alle mensen zouden moeten hebben.
--- 2:
grondwet= de belangrijkste wet
constitutie = grondwet
gelijkheid = gelijke gevallen worden gelijk behandeld en ongelijke gevallen worden ongelijk behandeld
constitutionele monarchie= monarchie waarbij de macht van de vorst in de grondwet staat
ministriele verantwoordelijkheid = ministers waren verantwoordelijk voor beleid en niet meer de koning
censuskiesrecht = stemrecht dat is bepaald op het wel of niet en in bepaalde hoeveelheid betalen van belasting
klassieke grondrechten = grondrechten die een beperking inhouden van overheidsbevoegdheden tegenover
hun burgers
sociale grondrechten = grondrechten die een actief optreden van de overheid vereisen.
horizontale werking = grondrechten die betrekking hebben op de relatie tussen burgers onderling
verticale werking = grondrechten die betrekking hebben op de relatie tussen burger en overheid
botsing grondrechten = wanneer de grondrechterlijke belangen van burgers met elkaar in conflict komen
grondrechterlijke belangen van burgers= welke voor of nadelen burgers hebben bij de handhaving van
bepaalde grondrechten
--- 3:
trias politica = scheiding der machten in een wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht
wetgevende macht = macht die de taak heeft wetten te maken, te wijzigen of in te trekken
uitvoerende macht = macht die de taak heeft wetten toe te passen
rechterlijke macht = macht die in geval van ongenigheden moet oordelen over wetten en rechtspreken
checks and balances = wanneer de drie machten elkaar weerhouden te veel macht te veroveren, en door
controle elkaar wel in balans houden.
staatsorgaan = andere term voor de drie machten van de trias politica.
tweede en eerste kamer = de volksvertegenwoordiging of het parlement
minister = hoofd van een ministerie, verantwoordelijk voor de vormgeving en uitvoering van wetsvoorstellen
vierde macht = het ambtenarenapparaat waar de ministers de verantwoordelijkheid over dragen
jurisprudentie = het geheel van uitspraken door rechters
dualistisch stelsel = stelsel waarin het parlement de regering controleert
--- 4:
legaliteitsbeginsel = de overheid mag alleen beperkingen opleggen aan de vrijheid van burgers als deze is
vastgelegd in wetten en voor iedereen gelden
rechtsorde = het geheel rechtsregels, rechtsbeginselen en de manier waarop het recht is ingericht
rechtsregels= gedragsregels die wettelijk door de overheid zijn vastgelegd
sociale regels = regels die een beoordeling geven van gedrag in termen van wel of niet rekening met elkaar
houden
morele regels = regels die een beoordeling geven van gedrag in termen van goed en kwaad
privaatrecht= regelt de horizontale relaties
publiekrecht= regelt de de verticale relaties
horizontale relatie= relatie tussen burgers onderling
verticale relatie= relatie tussen burgers en overheid
staatsrecht= regelt de inrichting van de Nederlandse staat
bestuursrecht= regelt de bestuursactiviteiten (vergunningen, belastingrecht)
strafrecht= waarin alle wettelijke strafbepalingen staan
--- 5:
onschuldvermoeden = een verdachte is onschuldig tot het tegendeel is bewezen
advocaat = iemand die de verdachte bijstaat ter verdediging
legaliteitsbeginsel= niemand mag zonder vorm van proces de gevangenis in
wetboek van strafvordering = wetboek waarin de procesregels voor alle fasen van de opsporing en berechting
van strafbare feiten staan beschreven.
strafprocesrecht = alle regels waaraan de handelingen van politie, rechercheurs, officieren van justitie en
rechters zijn gebonden.
staande houden = een verdachte laten stilstaan en vragen naar personalia
aanhouden = een verdachte arresteren en meenemen naar het politiebureau
verhoor = het ondervragen van een gedachte
dwangmiddelen = middelen die de politie mag inzetten tijdens het opsporingsonderzoek
machtiging tot binnentreding = toestemming voor de politie om een woning binnen te gaan
huiszoekingsbevel = toestemming een woning niet enkel binnen te gaan, maar ook grondig te doorzoeken
speciale persoonsgegevens = bankrekeningnummers, telefoonverkeer en internetgedrag
infiltratie = wanneer de politie probeert om bijvoorbeeld bij een crimineel netwerk binnen te dringen door zich
voor te doen als crimineel
voorarrest = de periode dat een verdachte zijn vrijheid wordt ontnomen voordat de berechting plaatsvindt.
officier van justitie = persoon die namens de samenleving bewijzen zoekt tegen een verdachte en een straf
tegen hem kan eisen
openbaar ministerie = alle openbare aanklagers/officieren van justitie bij elkaar
vervolgingsmonopolie = het alleenrecht van de officier van justitie of een zaak uiteindelijk voor de rechter
wordt gebracht
seponeren = besluiten om een verdachte niet te vervolgen
dagvaarding = een brief waarin staat wanneer een verdachte voor de rechter moet verschijnen en waarvan
hij/zij beschuldigd wordt
tenlastelegging = het gene waarvan ieand beschuldigd wordt
pleidooi = verhaal van de advocaat waarin deze de verdachte verdedigd in hoop op strafvermindering of
vrijspraak
hoger beroep= als je het niet eens bent na het vonnis van de rechtbank
Hoge Raad= als je het niet eens bent na het vonnis van het gerechtshof
requistitoir = verhaal van de officier van justitie waarin deze probeert aan te tonen waarom de verdachte
schuldig is en wat de straf zou moeten zijn
gerechtshof = hof waarin hoger beroep gegaan kan worden wanneer één van beide partijen het niet eens is
met het vonnis van de rechtbank
cassatie = een zaak bij de hoge raad laten voorkomen
gedetineerdenrecht = regels rond de behandeling van gevangenen
voorwaardelijke invrijheidstelling = het recht van gedetineerden om na het uitzitten van 2/3 van hun straf
onder bepaalde voorwaarden vrij te komen
reclassering = de ondersteuning waar gedetineerden recht op hebben bij terugkeer in de maatschappij
--- 6:
strafrecht = hierin staan alle wettelijke strafbepalingen opgenomen
ne bis in idem-regel = regel die verklaart dat je nooit twee keer voor hetzelfde vergrijp vervolgd kan worden,
ook al komen er nieuwe feiten naar boven.
wetboek van strafrecht = wetboek waarin bijna alle wettelijke strafbepalingen zijn opgenomen
misdrijven = de meer ernstige strafbare feiten
overtredingen = de minder ernstige strafbare feiten
justitiele documentatie = nieuwe term voor het strafblad dat een persoon krijgt na het plegen van een
strafbaar feit
strafuitsluitingsgronden = redenen/omstandigheden waardoor het plegen van een strafbaar feit niet tot
vervolging zal leiden
rechtvaardigingsgronden = wanneer een gepleegd strafbaar feit in het licht van bijzondere omstandigheden
niet meer strafbaar is
noodweer = zelfverdediging bij ernstige bedreiging
overmacht-noodtoestand = wanneer het plegen van een strafbaar feit noodzakelijk was of niet te vermijden
ambtelijk bevel = wanneer je door iemand van de overheid gedwongen wordt om regels te overtreden
schulduitsluitingsgronden = wanneer een feit wel strafbaar is, maar de dader toch geen schuld heeft
psychische overmacht = wanneer van een gedachte simpelweg niet mocht worden gevraagd anders te
handelen vanwege grote psychische druk
noodweerexces = wanneer iemand in een noodsituatie meer geweld gebruikt dan strikt noodzakelijk om zich te
verdedigen
ontoerekeningsvatbaarheid = wanner iemand vanwege geestelijke omstandighede niet verantwoordelijk
gesteld kan worden voor zijn of haar daden
afwezigheid van schuld= de mensen die de verdachte hielpen maar daar niks vanaf wisten.
hoofdstraffen = de drie vormen van straffen die een rechter voor een strafbaar feit kan opleggen
geldboete = een te betalen geldbedrag vanwege een gepleegd strafbaar feit
taakstraf = werk of cursussen die de veroordeelde moet volgen vanwege een gepleegd strafbaar feit
vrijheidsstraf = hechtenis of gevangenisstraf
hechtenis = vrijheidsstraf naar aanleiding van een overtreding (max. 1 jaar)
bijkomende straffen = extra straf die kan worden opgelegd naast de hoofdstraf die meestal een relatie hebben
met het gepleegde delict
tbs = een strafrechterlijke bepaling waarbij iemand verplicht onder behandeling wordt geplaatst
strafrechterlijke maatregelen = strafrechterlijke bepalingen die kunnen worden opgelegd en die als doel
hebben om de samenleving te beschermen of te herstellen.
wraak en vergelding = functie van straf met als uitgangspunt 'oog om oog, tand om tand'
afschrikking = als de functie van een straf het doel heeft om burgers te weerhouden om strafbaar gedrag te
vertonen
eigenrichting = wanneer slachtoffers of getuigen het recht in eigen handen nemen
resocialisatie = heropvoeding
haltbureau = instelling die zich bezichhoudt met 12 tot 18 jarigen en die jongeren op die manier uit de
rechtbank houden
--- 7:
burgerlijk recht= het gaat om de horizonale verhouding (Eiser - gedaagde). Burgers zelf beginnen de rechtszaak
waarbij de rechter een meer passieve rol heeft
bestuursrecht= het gaat om de verticale verhouding. Overheid begint de rechtszaak meestal waarbij de rechter
een meer actieve rol heeft
eiser= degene die de zaak aan de rechter voorlegt
gedaagde= de persoon van wie iets wordt geëist en die daaom voor de rechter wordt gedaag
rechtspersoon= bijv. stichtingen en bv's
dagvaarding= hierin staat de naam van de eiser; de eis; de motivatie van de eis; tijdstip en plaats rechtszaak.
procureur= vertegenwoordiger, vaak een advocaat
dwangsom= geldboete voor iedere keer dat je je niet aan de beslissing van de rechter
loonbeslag= maandelijkse afbetaling van de schadevergoeding
kort geding= kortere rechtszaak voor zaken die snel moeten
bodemprocedure= De normale civielrechtelijke procedure, in tegenstelling tot het kort geding
beroep= als je bezwaar maakt maar geen gelijk krijgt in de rechtszaak kun je in beroep gaan.
hoger beroep= als je bezwaar maakt maar je geen gelijk kreeg bij de rechter kun je in hoger beroep gaan
Download