1.2 Massacommunicatie en massamedia Communicatie is het proces waarbij een zender bedoeld of onbedoeld een bepaalde boodschap overbrengt aan een ontvanger en waarbij mensen de relaties die zij met elkaar hebben vorm en inhoud geven. Massacommunicatie/massamedia is gericht op het bereik van zo veel mogelijk mensen. Kenmerken van massacommunicatie Breed, heterogeen en relatief onbekend publiek Informatie is openbaar en dus beschikbaar voor iedereen Verzenden en bepalen van de inhoud van een publieke boodschap gaat meestal via omvangrijke organisatie waar veel mensen bij zijn betrokken Er wordt altijd gebruik gemaakt van technische hulpmiddelen Communicatie is meestal eenzijdig Geen controle of boodschap is aangekomen, feedback bij slechts een klein deel van de ontvangers Ontvanger bepaalt zelf hoe hij of zij een medium gebruikt Massamedia zijn alle middelen die massacommunicatie mogelijk maken (kranten, radio etc.) → Gedrukte media → Audiovisuele media → Digitale media 1.3 De functies van de massamedia Functies van de media voor individu: Informatieve /educatie functie = geven informatie (nu.nl) Opiniërende functie = kritisch commentaar, wij vormen zelf mening (geenstijl) Sociale functie = mensen verbinden Recreatieve functie = voor ontspanning / tijdverdrijf Functies van de media voor samenleving: Informerende functie Algemeen informaties = informatie is praktisch voor het functioneren van een land (nieuws / band) Educatieve functie = zodat wij als samenleving slimmer worden Politieke-informerende functie → Opiniërende functie = invloed op publieke opinie → Spreekbuisfunctie = platform voor het publieke debat → Commentaarfunctie = faciliteren het recht op vrije meningsuiting → Controle / waakhondfunctie = controleren overheid en publieke organisaties → Agendafunctie = maatschappelijke problemen onder de politieke en publieke aandacht brengen. Door berichtgeving komt onderwerp op de publieke / politieke agenda. Socialiserende functie Socialisatie is het proces waarbij iemand de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep aanleert. Denk aan: de media dragen belangrijke cultuurkenmerken over zoals gedragsregels, rolverwachting, stereotypen en vooroordelen. Amuserende functie Vrijetijdsindustrie door toename tijd. Infotainment = informatie + amuserend. Entertainment-education = educaties en amuserend (Sesamstraat). Bindende functie Sociale cohesie = onderlinge verbondenheid tussen mensen in een samenleving 4.3 De Informatiemaatschappij Informatiemaatschappij = een technologische, hoogontwikkelde samenleving waarbij communicatie en informatieoverdracht de basis van de meeste economische activiteiten vormen. Constante informatiestroom Niet gebonden aan één plaats (overal toegang tot internet) Vervaging van nationale grenzen Snelle verandering van de informatiemaatschappij 5.1 Hoe komen de media aan hun geld? Kranten: Abonnementen, vrije verkoop en advertentie Botsende belangen = redactie wil onafhankelijke berichtgeving, maar directie en aandeelhouders willen efficiëntie en marktaandeel vergroten Readactiestatuut = opgericht om belangenconflicten te voorkomen. Hierin worden taken en bevoegdheden van de redactie en directie geregeld. Onafhankelijk van de redactie wordt hier zoveel mogelijk mee gewaarborgd. Journalist moet rekening houden met identiteit van de krant, redactionele formule en algemeen geldende fatsoenvorm Radio en televisie Publieke omroep Omroepgelden (overheid en STER-reclame) Lidmaatschap / abonnementen Sponsoring van programma’s door bedrijven Overige inkomstenbronnen zoals tijdschriften. Commerciële zenders Reclame-inkomsten Sponsorgelden Eigen programmabladen 5.2 Commerciële ontwikkelingen Groeiende concurrentie: In het totale media-aanbod, steeds meer tv-zenders, tijdschriften sites strijden met elkaar voor de aandacht van de consument Binnen één mediumsoort, kranten bevechten elkaar met extra oplages, nieuwe vormen van abonnementen en bijzondere extra’s Neerwaartse oplagespiraal; minder lezers zorgen voor minder reclame inkomsten, doordat er minder geld moeten er mensen ontslagen worden wat voor lagere kwaliteit zorgt, hierdoor komen er weer minder lezers etc. Toegenomen concurrentie heeft geleid tot: Marktgerichtheid en commercialisering: De doelstelling om zoveel mogelijk lezers, kijkers etc. binnen te halen wordt soms belangrijker dan het streven naar kwaliteit. Populaire tv-programma’s worden uitgemolken en ‘s avonds uitgezonden als er veel mensen kijken. Marktsegmentering en stijging van het aantal producten bij de tijdschriften: Tijdschriften porberen een bepaalde doelgroep te beheersen door zich daar volledig op te richten, hierdoor is het aantal tijdschriften sterk gestegen Doelgroepenmedia en netprofilering bij tv-zenders: Commerciële omroepen stemmen hun zenders/programma’s af op specifieke doelgroepen om adverteerders aan zich te binden. Netprofilering: het afstemmen van programma's op één publieke zender, en van publieke zenders t.o.v. elkaar Persconcentratie bij de dagbladen / mediaconcentratie door het ontstaan van mediagiganten: Dor mediaconcentratie wordt berichtbeving eenzijdiger want meerdere dagbladen en rijdschriften zijn in de handen van één bedrijf. Persconcentratie brengt het gevaar van monopolievorming met zich mee, waardoor de kwaliteit afneemt en de pluriformiteit minder wordt: consumenten hebben minder kranten waaruit ze kunnen kiezen Persconcentratie: 1. Redactionele persconcentratie; de uitgever bundelt de redactiecapaciteit zodat de redacteuren voor verschillende kranten of tijdschriften tegelijkertijd werken. 2. Publieksconcentratie: het publiek verdeelt zich over de dagbladen, bijvoorbeeld de Volkskrant wordt alleen door PvdA’ers gelezen 3. Aanbiedersconcentratie: een bladuitgever geeft meerdere kranten uit (horizontaal) De mededingingswet is bedoeld om ongewenste kartelvorming en prijsafspraken tegen te gaan 5.3 Functioneren en kwaliteit van de media Toename informatiekanalen = toename bevrediging informatie → Welke gevolgen heeft de commercialisering op de kwaliteit van informatie? Blijven de maatschappelijke functies van de Linkse partijen Rechtse partijen media voldoende vervuld? Hebben het belang Publiek omroepen Verschraling / vertrossing = bij voortbestaan moeten meer eigen amusement verdringt andere publieke omroepen inkomsten creëren = maatschappelijke functies van de want kleine groepen zelfredzaamheid, media, hierdoor zijn er minder moeten dus meer programma’s die zich op een kleiner vertegenwoordigd amusement. publiek kunne richten worden. (wetenschappelijk, kunstliefhebbers) Amusement is commercieel, Mediahype = nieuws dat zichzelf kwaliteit tv bij versterkt zonder dat zich nieuwe feiten publieke omroepen voordoen oftewel dramatisering. Dit is vaak veroorzaakt door onderlinge concurrentie, media spelen aanjagende rol omdat ze niet willen missen . Uit angst om bepaald nieuws te behandelen nemen ze elkaars nieuws over = papegaairencircuit Frames = berichtgeving over een bepaald onderwerp die steeds vanuit hetzelfde perspectief plaatsvindt, het beeld bevestigt zich opnieuw. Conflictframe Human-iompactframe Economische-gevolgenframe Machteloosheidsframe Moraliteitsframe Medialogica = de situatie waarin de manier van politiek bedrijven gestuurd wordt vanuit de media → Minder op inhoud, achtergrond en feiten van politieke kwesties en meer om emoties, schandalen en personalisering. Dit is in strijd met politiek-informatieve functie. 6.1 Selectieproces van het nieuws Selectieve waarneming / perceptie van de nieuwsmaker = de nieuwskeuze en de berichtgeving worden gestuurd door het persoonlijke referentiekader van de journalist. Een bericht heeft nieuwswaarde als: Actueel Opvallend / onverwacht Cultureel dichtbij Belangrijke personen Human-interest aspect Afwijkend (negatief) Beeldmateriaal beschikbaar Interessant voor doelgroep Past bij identiteit medium 6.2 Kleuring en beeldvorming Taak van de journalist is om nieuws objectief en waarheidsgetrouw in beeld te brengen met deze regels: Hoor en wederhoor Alle relevante meningen vermelden Scheiden van meningen en feiten Bronbescherming Controleren Als journalisten zich niet aan de normen houden ontstaat een vertekend beeld van onjuistheden, met kans op kleuring. Er is altijd onbewuste kleuring door woordkeuze. Kleuring = Subjectiviteit van het nieuws. Bewuste kleuring komt er als media hun standpunten en opvattingen bewust door laten schemeren om hun identiteit kenbaar te maken (onderwerp, volgorde, woordgebruik, foto, columnisten) Manipulatie = vormen van nieuws door het opzettelijk weghalen of verdraaien van feiten Indoctrinatie = systematisch opdringen van opvattingen door meningen als feiten te presenteren → Negatieve opzet aanwezig bij bewuste kleuring, geen sprake van objectivisme