Een competentie zonder context is als een glimlach zonder gezicht Onderzoek naar de resultaten van drie trajecten Ondernemend Leren in Amsterdam Amsterdam, 17 april 2009 Inhoudsopgave 1 Inleid ing 4 1.1 1.2 1.3 On der zoekso pze t Werkwijze Leeswijze r 4 7 8 2 D r ie t ra j ect en On dern e men d L er en 9 2.1 2.2 2.3 2.4 So l li c itat ietra in in gen van Ca mpu s Ni euw We st M e e t ing P oi nt s (V )MBO Bu sine ss S cho ols O vereenk omste n en ver schillen 9 10 12 13 3 R es u lt at en v a n d e t raje ct en 15 3.1 3.2 3.3 Webbase d enquête : respons en enke le kenmerke n Op bren gsten e n per spectie ven in het a lge meen Uit de intervie ws : o pbren gste n 15 17 20 3.3.1 3.3.2 3.3.3 Sollicitatietrainingen van Campus Nieuw West Meeting Points (V)MBO Business Schools 20 21 22 4 D o or we rk in g n aa r o nd er w i js i nho ud 24 4.1 4.2 L e i d e n d e t r a jec t e n to t aan pas singen in o nder wijs inh oud? Uit de intervie ws : d oorwerk ing o p inh oud? 24 25 4.2.1 4.2.2 4.2.3 Sollicitatietrainingen van Campus Nieuw West Meeting Points (V)MBO Business Schools 25 25 26 5 D o or we rk in g n aa r o nd er w i js or ga n is at i e 27 5.1 5.2 Leiden de tra jecten to t aan pas singen in de o r gan isa t ie ? Uit de intervie ws : d oorwerk ing o p de orga nisat ie? 27 27 5.2.1 5.2.2 5.2.3 Sollicitatietrainingen van Campus Nieuw West Meeting Points (V)MBO Business Schools 28 28 28 6 Ov er on der ling e s ame nw er k ing 30 6.1 6.2 Is same nwerk in g no dig? Uit de intervie ws : samen werk ing 30 31 6.2.1 6.2.2 Samenwerking algemeen Samenwerking tussen de organisaties van de trajecten Meeting Points Amsterdam Stakeholders over samenwerking Samenwerking rond sollicitatietrainingen 31 6.2.3 6.2.4 6.2.5 32 33 33 34 2 7 S a m enva tte nd e c on c lu s ie s 35 7.1 We lke resultate n wor den door de tra je cten ge realisee rd? B ied t meer o nder l inge s a menwerk ing meer waar de? 35 35 7.2 Bi j l ag e: L ijst g eïn terv i ew de n 37 1 Inleiding Gemeente Amsterdam hanteert in het programma Beroepsonderwijs Amsterdam 2006-2010 het uitgangspunt dat uitdagend en inspirerend beroepsonderwijs nodig is om jongeren te binden en te boeien voor onderwijs en arbeidsmarkt. Daarmee wordt voortijdige schooluitval voorkomen en ontstaat een optimale voorbereiding op een loopbaan op de regionale arbeidsmarkt. Uitdagend en inspirerend beroepsonderwijs ontstaat volgens het programma door inzet op versterking van doorgaande leerlijnen door middel van onder meer een intensivering van de samenwerking tussen onderwijs en het regionale bedrijfsleven. In dit kader wordt in het programma ‘Ondernemend Leren’ als speerpunt geformuleerd. Het speerpunt omvat een investering in drie reeds bestaande initiatieven: Campus Nieuw West, Meeting Points en (V)MBO Business School. Elk van deze initiatieven is gericht op intensivering van de samenwerking tussen onderwijs en lokaal/regionaal bedrijfsleven. Bij de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) van de Gemeente Amsterdam bestaat begin 2009 behoefte aan een nadere verkenning van deze initiatieven, mede tegen de achtergrond van de gepleegde investeringen en mogelijke continuering daarvan in de toekomst. Aandachtspunten bij deze verkenning zijn voor DMO: de werkwijze die bij de initiatieven wordt gevolgd, de mate waarin de initiatieven zijn ingebed in de scholen en een doorwerking kennen naar onderwijsinhoud en -organisatie, en of en zo ja hoe door middel van intensivering van onderlinge samenwerking tussen deze en nieuwe initiatieven (bijvoorbeeld ‘Champs on Stage’) gekomen kan worden tot meerwaarde. 1.1 Onderzoeksopzet Overeenkomstig element van de drie initiatieven betreft de inzet om te komen tot verbetering van de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven. Dit omdat daarmee het onderwijs voor jongeren aantrekkelijker kan worden gemaakt. Uit onderzoek en literatuur is bekend dat door intensivering van deze samenwerking een juiste praktijkcontext kan worden geschapen voor het ontwikkelen van beroepscompetenties bij leerlingen en de ontwikkeling van hun loopbaan- en beroepsidentiteit kan worden gestimuleerd. Eventuele motivatieproblemen van leerlingen kunnen worden voorkomen of worden bestreden. Door samenwerking met de wereld van ‘buiten’ kan bovendien innovatie in de onderwijsinstellingen zélf worden aangejaagd. Samenwerking kan tevens gepaard gaan met het samen gebruiken van voorzieningen en maakt in deze zin een vorm van extensivering van het onderwijs mogelijk waardoor rendementen kunnen stijgen (Onstenk & Janmaat, 2006). Mede in het kader van de invoering van competentiegericht beroepsonderwijs, neemt het contact tussen onderwijs en bedrijfsleven de laatste tijd toe (Van den Berg & Doets, 2005; Baarda et al., 2006). De samenwerking betreft echter nog wel vaak een vorm van afstemming; in een beperkt aantal gevallen gaat de sa- 4 menwerking al verder en heeft het bedrijfsleven ook invloed op zaken als het ontwerp en de programmering van opleidingen. Bedrijven werken volgens het onderzoek van Hövels et al. vooral samen met het mbo omdat de instellingen de bedrijven kunnen (blijven) voorzien in hun behoefte aan gekwalificeerd personeel. Secundair spelen motieven mee in de sfeer van scholing van het zittend personeel, het aanjagen van innovaties in het bedrijf en de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de onderneming (Hövels et al., 2005). Ook Onstenk en Janmaat noemen een aantal motieven van bedrijven voor samenwerking met het mbo. Ze onderscheiden redenen gelegen in de personeelsfunctie (werven, selecteren en inwerken (tijdelijk) personeel), in het versterken van de kennis- en relatiefunctie (kennisontwikkeling, innovatie, netwerk, benchmarking) en redenen gelegen in de wens bij te dragen in verbetering van de kwaliteit van het onderwijs (Onstenk & Janmaat, 2006). Motieven om tot samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven over te gaan kunnen op het oog goed aan elkaar geschakeld worden. Het onderwijs is in staat aan het bedrijfsleven adequaat opgeleide werknemers te leveren; het bedrijfsleven heeft daar behoefte aan en wil het beroepsonderwijs daarbij ook wel een (aan-)zet in de ‘goede’ richting geven. Samenwerken kan zowel de innovatie in het beroepsonderwijs als in het bedrijfsleven stimuleren. Aan de kant van het beroepsonderwijs kan samenwerking ook duidelijk rendementsvoordelen genereren. Toch blijkt het realiseren van (structurele) samenwerking lang nog niet overal even goed van de grond te komen. Een probleem is vaak dat een gemeenschappelijk perspectief op het belang van samenwerking ontbreekt (Van den Berg & Doets, 2005; De Bruijn & Hermanussen, 2006). Onderwijsinstellingen blijken niet altijd in staat uit het perspectief van het eigen belang te stappen; inleving in de mogelijke doelstellingen van het bedrijf ontbreekt, waardoor het bedrijf in de contacten geen gemeenschappelijk doel kan ontdekken. Bedrijven die alternatieven hebben voor toelevering van adequaat opgeleid personeel, blijken minder bereid te zijn te investeren in samenwerking dan bedrijven die daarvoor sterk afhankelijk zijn van het onderwijs in de regio. Een tweede probleem dat wordt gesignaleerd is dat een (duurzame) regionale infrastructuur ontbreekt waarbij de samenwerking kan worden aangehaakt (idem). Contacten en afspraken over en weer hebben daardoor vaak een te incidenteel en te persoonlijk karakter; de basis voor de samenwerking blijft daardoor instabiel waardoor geen verankering en verdere uitbouw kan plaatsvinden. Daar waar het wel lukt de samenwerking van de grond te krijgen, spelen veelal de volgende bevorderende factoren een rol (Hövels et al., 2005; Baarda et al. 2006): Tussen de organisaties is sprake van een ‘wederzijdse chemie’; men is in staat eventuele cultuurverschillen te overbruggen en men zorgt voor een goede onderlinge en interne communicatie. De samenwerking wordt zowel op strategisch als op tactisch en operationeel niveau in de organisaties afgestemd. Het is geen zaak van alleen het uitvoerend of alleen het bestuurlijk niveau. Over en weer is men daardoor goed op elkaar gericht; er is sprake van een open instelling ten opzichte van elkaar. De taken en verantwoordelijkheden zijn helder belegd. Men is in staat de samenwerking te baseren op win/win situaties met voordelen voor bedrijf, school én leerling. De investeringen van partners -onder meer in termen van ingezette tijd- verhouden zich goed tot elkaar. 5 Samenwerking met het bedrijfsleven beoogt allereerst de inhoud van het onderwijs te veranderen, het onderwijs zoals eerder aangegeven bindender en boeiender te maken. Het kent in samenhang daarmee echter ook een doorwerking van het bedrijfsmatige systeem in de school, oftewel naar secundaire processen: een sterker accent op praktijkleren niet alleen werkt door op de docentleerlinginteractie maar ook op de wijze waarop leerprestaties worden vastgelegd, geregistreerd (De Wit & Meyer, 2004). Samenwerking met het bedrijfsleven werkt daarnaast tevens door naar het organisatiesysteem van de school: op de wijze waarop intern onderwijsprocessen op elkaar worden afgestemd en aan elkaar worden verbonden, op informele informatiestromen, interne verhoudingen en de beleefde identiteit binnen de organisatie (idem). Tegen de achtergrond van deze noties uit eerder onderzoek en relevante literatuur en zullen de drie initiatieven nader worden verkend, waarbij de volgende probleemstelling wordt gehanteerd: Op welke wijze wordt in en met de initiatieven Campus Nieuw West, Meeting Points en (V)MBO Business School verbetering van de samenwerking onderwijs-bedrijfsleven en daarmee aantrekkelijker onderwijs gerealiseerd en op welke wijze kan door het aanbrengen van dwarsverbanden in de nabije toekomst meerwaarde worden bereikt? De probleemstelling wordt onderzocht aan de hand van drie deelvragen. 1 Waaruit bestaat de werkwijze van Campus Nieuw West, Meeting Points en (V)MBO Business School? Aan de hand van projectplannen, plannen van aanpak en bij DMO beschikbare documenten wordt eerst in beeld gebracht wat de werkwijze van de drie initiatieven inhoudt. Daarbij worden in ieder geval onderscheiden: visie op aanpak, doel en middel; organisatiestructuur van het initiatief; beoogde resultaten; monitoring en evaluatie. 2 Welke resultaten worden bij elk van de initiatieven geboekt en welke verbeterpunten zijn aanwijsbaar? Ten tweede wordt nagegaan welke resultaten in de periode 2006-2008 bij elk van de initiatieven zijn geboekt. Daarbij wordt gekeken naar de gerealiseerde doorwerking in het onderwijs: bijdrage aan relevante leerdoelen van leerlingen; bijdrage aan loopbaanoriëntatie en -begeleiding; onderdeel van lesprogramma’s/curricula van deelnemende scholen; borging; verbinding van doorwerking naar belendende onderwijsactiviteiten; de gerealiseerde doorwerking in termen van inbedding van de onderwijsorganisatie: naar secundaire processen; naar organisatiesystemen. Tevens wordt geïnventariseerd of en zo ja waar sprake is van knelpunten in het bereiken van beoogde resultaten en op welke wijze verbeteringen te boeken zijn. 6 3 Op welke wijze is meerwaarde te bewerkstelligen door een vorm van (structurele) samenwerking tussen de drie initiatieven en/of door het introduceren van nieuwe partners/initiatieven? Onderdeel van de verkenning vormt in de derde plaats de vraag of en zo ja op welke wijze door middel van (intensiever) samenwerking tússen de initiatieven meerwaarde kan worden bereikt. Daarbij wordt tevens de optie betrokken van het introduceren van nieuwe partners en/of initiatieven op dit onderdeel van het Programma Beroepsonderwijs. 1.2 Werkwijze Bij de uitvoering van het onderzoek is de volgende werkwijze gevolgd. Verkenning naar werkwijze projecten Door middel van deskresearch aan de hand van beschikbare (DMO-)documenten is ten eerste verkend hoe de drie trajecten qua doel, middel/organisatie, beoogde resultaten en monitoring en evaluatie in elkaar steken. Uit deze deskresearch is een conceptbeschrijving per traject voortgevloeid die aansluitend is besproken met de drie projectleiders afzonderlijk. Waar nodig zijn de beschrijvingen bijgesteld. Ten tweede zijn twee nadere gesprekken gevoerd met de directie / projectleiding van Campus Nieuw West om onder meer scherp te krijgen wat de verhouding is tussen Sollicitatietrainingen en de overige Campus Nieuw West-trajecten en duidelijkheid te krijgen over de eerdere bevindingen van Campus Nieuw West op het vlak van samenwerking met Meeting Points. Tevens is gesproken over de onderzoeksopzet en zijn naar aanleiding daarvan enkele wijzigingen doorgevoerd op de opzet. Deze houden met name in dat in de tweede en derde uitwerkingsstap (zie hierna) breder informatie is verzameld dan in eerste aanleg het plan was, i.c. aanvullende interviews in de scholen met docenten en een afrondend gesprek met elke projectleider afzonderlijk over de bevindingen op het punt van onderlinge samenwerking. Verkenning naar resultaten (opbrengsten en doorwerking) Om de resultaten van de trajecten in beeld te brengen is langs twee lijnen data verzameld. Ten eerste hebben per traject bij twee scholen interviews plaatsgevonden; daarbij is gesproken met schoolleiders, middenmanagers/projectleiders, bedrijfsleiders en docenten. Een overzicht van de geïnterviewden is opgenomen in de bijlage. Aansluitend en in combinatie met deze interviews is ten tweede een korte webbased enquête uitgezet. Daartoe zijn e-mailadressen van scholen en contactpersonen daarbinnen opgevraagd bij de drie projectleiders. Verkenning naar samenwerking tussen projecten Mede op grond van de uitkomsten van de beantwoording van de eerste twee deelvragen zijn vervolgens per initiatief met twee stakeholders (bijvoorbeeld: bestuursleden, grote sponsoren, voorzitter van een stuurgroep, enzovoorts) gesprekken gevoerd. Daarbij is met name ingegaan op de (on)mogelijkheden tot intensiever samenwerking tussen de trajecten onderling. 7 Mede bij wijze van afronding van het onderzoek zijn ten slotte gesprekken gevoerd met de projectleiders over de voorlopige bevindingen. Daarbij is met name stilgestaan bij de (on)mogelijkheden te komen tot intensiever samenwerking. 1.3 Leeswijzer In deze rapportage volgen we op hoofdlijnen de onderzoeksopzet. Dat betekent dat we in hoofdstuk 2 op basis van het verrichte deskresearch de drie trajecten meer en detail beschrijven en stil staan bij hun overeenkomsten en verschillen. Daarna komt in hoofdstuk 3 de schijnwerper te staan op de resultaten van de trajecten in meer algemene zin: wat komt er uit, wat levert het voor de scholen in algemene termen op, wat zijn sterke en minder sterke punten? Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 en 5 het aspect van de ‘doorwerking’ besproken: welke invloed hebben de trajecten op respectievelijk de onderwijsinhoud en de onderwijsorganisatie? Aansluitend wordt in hoofdstuk 6 stilgestaan bij het punt van samenwerking: is dat eigenlijk wel nodig en zo ja in welke opzichten wel of niet? Het rapport wordt afgesloten met enkele samenvattende conclusies. 8 2 Drie trajecten Ondernemend Leren In dit hoofdstuk beschrijven we de drie trajecten zoals deze anno 2009 zijn dan wel worden gerealiseerd. Deze beschrijving is in concept-vorm voorgelegd aan de projectleiders en met hen besproken. Waar nodig zijn op grond van die bespreking aanpassingen doorgevoerd. 2.1 Sollicitatietrainingen van Campus Nieuw West Doel Bij Campus Nieuw West kunnen jongeren in Amsterdam kennismaken met het bedrijfsleven. Aan de Campus wordt door een breed spectrum aan organisaties en bedrijven deelgenomen en geïnvesteerd. Door die betrokkenheid kunnen diverse projecten ten behoeve van leerlingen worden uitgevoerd. Centraal staan beroepsoriëntatie en het leren van vaardigheden die nodig zijn voor het vinden van een goede baan. Het traject Sollicitatietrainingen is één van de vele activiteiten van de Campus. Middel/organisatie Campus Nieuw West is een vereniging van bedrijven en instellingen die er voor zorgt dat projecten van de grond komen die jongeren van 8-16 jaar in Amsterdam Nieuw West stimuleren en kennis laten maken met de mogelijkheden op de arbeidsmarkt en de vaardigheden die ze daarvoor nodig hebben. Campus Nieuw West kent diverse projecten, waaronder: Bliksemstages Sollicitatietrainingen Ondernemen doe je zo! ICT KidZZ Academy Taaltrip De sollicitatietrainingen zijn gestart in maart 2007 in een kleiner gebied van Amsterdam en worden vervolgens uitgebreid naar heel Amsterdam. ‘Sollicitatietrainingen’ is één van de activiteiten van Campus Nieuw West. Aan deze activiteit heeft DMO subsidie verleend. Uiteindelijk vraagt Campus Nieuw West een kostendekkende bijdrage per leerling van de scholen die jaarlijks de sollicitatietraining in hun programma willen opnemen. De financiële bijdrage van de gemeente Amsterdam (DMO) aan de sollicitatietrainingen is de reden waarom in dit onderzoek alleen gefocused wordt op dit project en niet op andere trajecten van de Campus. De sollicitatietrainingen worden verzorgd door steeds twee trainers op vrijwillige basis. Een is van een uitzendbureau, de ander van een bedrijf of instelling. Inmiddels verzorgen zo’n 75 vrijwilligers deze trainingen. Beoogd resultaat Inhoudelijk moeten de sollicitatietrainingen de leerlingen van vmbo leerjaar 3 en 4 bijdragen aan: sociale vaardigheden en nadenken over wat ze willen (motivatie voor beroepen). Algemene doelen van Campus Nieuw West zijn: bijdrage aan betere aansluiting onderwijs arbeidsmarkt schooluitval verminderen. 9 Evaluatie & monitoring In de eindrapportage ‘uitbreiding sollicitatietrainingen vmbo’ fase 1 t/m 3 wordt teruggeblikt op fase 3 van het project met een aantal kwalitatieve en kwantitatieve gegevens. 2.2 Meeting Points Doel Meeting Points Amsterdam heeft in de afgelopen jaren een ontwikkeling doorgemaakt. Van een eerste ingericht Meeting Point op een vmbo-school is het initiatief uitgegroeid tot een infrastructuur van verschillende Meeting Points die via Meeting Points Amsterdam onderling ervaringen uitwisselen; vanuit Meeting Points Amsterdam wordt tevens de verdere ontwikkeling ter hand genomen. Algemeen doel van de activiteiten in de afgelopen jaren is geweest het inrichten van een structuur waardoor leerlingen (vmbo/vo) en deelnemers (mbo/hbo) tijdens hun opleiding in aanraking worden gebracht met de praktijk van het werken. Een Meeting Point is een plek waar bedrijven en instellingen in contact kunnen komen met leerlingen/deelnemers en docenten om via projecten praktijkervaringen op te doen. Middel/organisatie Er zijn twee niveaus te onderscheiden: de Meeting Points van de scholen zelf en Meeting Points Amsterdam als overkoepelende organisatie. Een Meeting Point binnen een school is zelf een dienstverlenend leerbedrijf gerund door en voor leerlingen. Het heeft een eigen fysieke plek binnen de school met een receptie, telefoonnummer en werkplekken. Een bedrijfsleider (docent) is verantwoordelijk voor de Meeting Point. De Meeting Points van de scholen bevinden zich in verschillende stadia van ontwikkeling. Een Meeting Point verzorgt zelf de contacten met bedrijven, instellingen en de buurt en bemiddelt bij de totstandkoming van projecten waarin leerlingen praktijkervaringen opdoen. Meeting Points Amsterdam (MPA) is voortgekomen uit de Diensten Desk Amsterdam (DDA). DDA/MPA heeft in het begin de rol genomen van het verkrijgen van praktijkopdrachten voor leerlingen. Naarmate de Meeting Points groeiden (kwantitatief en kwalitatief) is die rol verplaatst van MPA/DDA naar de Meeting Points zelf. MPA is een overkoepelende organisatie geworden die: de organisatie van (nieuwe) MP’s ondersteunt het MP-concept verder ontwikkelt: franchiseconstructie kwaliteitseisen integratie Maatschappelijke Stage de kennisuitwisseling tussen MP’s stimuleert en ondersteunt. Onder andere door: opzetten database met vragen en antwoorden voor MP’s cursussen voor bedrijfsleiders van MP’s website met o.a. overzicht van projecten monitoring en rapportage van uitgevoerde projecten (kwantitatief & kwalitatief) 10 de invloed van MP’s op onderwijsinnovatie onderzoekt en ondersteunt (onderwijsconcept, integratie vakken, portfolio, relatie prestaties – examen, lesroosters, enz.) betrekken van mbo- en hbo (deelnemers) bij MP(A)-projecten ontwikkelen en realiseren van projecten die door meerdere MP’s tegelijk worden uitgevoerd het verspreiden van het MP-concept (o.a. buitenland) als good-practise van praktijkgericht leren, maar ook het kennis opdoen van andere mogelijkheden praktijkgericht (levensecht) leren vorm te geven bevorderen van samenwerking met andere Amsterdamse projecten, programma’s en initiatieven (o.a. Campus Nieuw West, Businessschool) participatie in Platform Arbeidsmarkt Onderwijs. MPA kent organisatorisch een stuurgroep (directeuren scholen met MP) en een kerngroep (bedrijfsleiders MP’s). Ondersteuning door een stafbureau (manager met ondersteuning). Beoogd resultaat Het door projecten, die via Meeting Points bemiddeld zijn, praktijkervaringen opdoen heeft naast een aantal kwantitatieve resultaten ook een aantal (onderliggende) kwalitatieve resultaten tot doel. Beoogde kwalitatieve resultaten zijn: Voor leerlingen: verhoogde motivatie, oriëntatie op beroep(en), geïntegreerd leren (competenties), leren samenwerken, stimuleren ondernemingszin, ontwikkelen creativiteit, ontwikkelen gevoel voor dienstverlening en verantwoordelijkheidsgevoel; voor docenten: (hernieuwde) kennismaking met de praktijk, vergroten flexibiliteit, onderwijs aanpassen: o.a. integreren vakken; voor de school: bijdrage aan structurele onderwijsinnovatie, flexibilisering van de school, invullen van begrip ‘activerend leren’, vergroten praktijkgericht onderwijs, verandering onderwijsorganisatie, (indirect) vermindering van het aantal voortijdig schoolverlaters, verbinden leren in de praktijk met exameneisen; voor bedrijven, instellingen, de buurt: kennismaking met de school, leerlingen, docenten, de organisatie; laten uitvoeren van voor leerlingen en deelnemers leerzame projecten; gebruikmaken van de doelgroep als (toekomstig) consument/gebruiker; laten zien wat bedrijf is/doet en wat beroep inhoudt (aantrekkelijkheid tonen). Beoogde kwantitatieve resultaat is dat in 2007 15.000 ED-jes (ervaringsdagen) worden gerealiseerd. Evaluatie & monitoring MPA heeft het samenstellen van een database in voorbereiding waarin alle projecten van de MP’s verzameld worden. Behalve overall-cijfers over aantallen EDjes per jaar, ontbreken harde gegevens. Er is een jaarrapportage over 2006 waarin de activiteiten besproken worden. In de Evaluatie RABA 5 (september 2006) wordt aandacht besteed aan de Meeting Points. 11 2.3 (V)MBO Business Schools Doel (V)MBO Business School is een vorm van ondernemend leren, leren gericht op het ontwikkelen van ondernemend gedrag. Leerlingen zetten een bedrijf op. Ze werken er 2 of 3 dagdelen per week aan en dat 6-12 weken lang. Er wordt in groepjes gewerkt en ze maken, promoten en verkopen een product. De gemaakte winst wordt verdeeld. Ook docenten worden getraind in samenwerken, ondernemend gedrag en netwerken. De kracht van (V)MBO Business School is dat zowel leerlingen als docenten leren om (leer-)kansen te zien en te benutten. Middel/organisatie Het Business School project wordt op verschillende scholen (in 2008-2009 tien maal) uitgevoerd. Dat gebeurt onder begeleiding van bureau OverLeren. In 2008-2009 worden er verbindingen gelegd met andere projecten in Amsterdam zoals Meeting Points, Campus Nieuw West en het MBO. Op Nova College en mogelijk op het Westburg College zullen gezamenlijke projecten opgezet worden. Er wordt gebruik gemaakt van een standaard voor uitvoering van (V)MBO Business Schools, maar er worden ook varianten toegepast. Deze standaard voor (V)MBO Business Schools is geen methode, maar biedt wel voldoende houvast en structuur voor zowel leerlingen als docenten. Deskundigheidsbevordering van docenten op het gebied van ondernemend leren en leiderschap zijn onderdeel van het (V)MBO Business Schools programma (masterclasses verzorgd door Arrendi). Er wordt gezocht naar mogelijkheden het ondernemend leren (verder) onderdeel te laten zijn/worden van het PTA van een onderwijsinstelling zodat borging van het ondernemend leren plaatsvindt. Op sommige scholen is het al onderdeel van het PTA geworden. Beoogd resultaat Kwalitatief beter gemotiveerde leerlingen, die zich beter presenteren en beter in staat zijn om beter relaties te onderhouden, die kunnen reflecteren op hun leerproces beter samenwerkende docenten een concrete werklijst/timetable (wanneer wat en hoe met de buitenschoolse partners) certificaten voor alle leerlingen, die in het portfolio passen een factsheet met daarop de meest relevante informatie een ondernemend netwerk met daarin een bank, Kamer van Koophandel, ondernemende HB)-ers en andere buitenschoolse partners, die zich graag aan het ondernemend gedrag van leerlingen willen verbinden een succesvolle ervaring met projectonderwijs en een begin van de introductie van echte leerwerkbedrijven, als integraal onderdeel van het onderwijsprogramma, waarbij leerlingen (eind-) verantwoordelijk zijn. Kwantitatief: 30 vmbo docenten getraind in leiderschap en ondernemerschap 12 ontwikkeling en implementatie twee edities (V)MBO Business Schools per school door Bureau Overleren uitvoering 10 (V)MBO Business Schools en deelname door 210 vmboleerlingen (V)MBO Business Schools-en worden 1 dagdeel per week worden begeleide door 36 geselecteerde, getrainde en goed begeleide mbo-studenten elke school ontvangt zes Arrendi Masterclasses voor 6 docenten en 2 compleet uitgevoerde (V)MBO Business Schools-en tussenrapportage. Evaluatie en monitoring In 2008-2009 vindt een onderzoek plaats door Bureau Overleren naar de kwalitatieve effecten van (V)MBO Business Schools. Daarnaast wordt onderzocht hoe de meetbaarheid van kwantitatieve resultaten verscherpt kan worden. Kwalitatieve aspecten betreffen: de relatie tussen het curriculum en (V)MBO Business Schools bijdrage van (V)MBO Business Schools aan: context, in het ‘echte’ leren met gebruik van verschillende locaties en voorbeelden het aanspreken van de intrinsieke motivatie van leerlingen bieden van meer (in)zicht op de toekomst; ‘hou ik eigenlijk wel van handel, administratie, economie en/of verkoop?’ verzuimreductie het veranderen/verbeteren van de relatie met de docent. Ten tijde van uitvoering van het onderhavige onderzoek zijn nog geen uitkomsten van het onderzoek beschikbaar. 2.4 Overeenkomsten en verschillen De overeenkomsten tussen de sollicitatietrainingen van Campus Nieuw West, de (V)MBO Business Schools en Meeting Points zijn dat alle drie de initiatieven door middel van het aanjagen van de samenwerking met het bedrijfsleven beogen bij te dragen aan het verhogen van de motivatie van leerlingen om te leren. Uit de leerpsychologie is bekend dat motivatie een van de belangrijkste factoren is voor leren. Die motivatie wordt door de initiatieven verhoogd door het leren voor leerlingen betekenisvol te maken. Leren is voor leerlingen betekenisvol als het ‘echt’ is, als het gebeurt in een levensechte context. Een context waarin je direct merkt wat de gevolgen zijn van wat je doet en hoe je iets doet, voor jezelf en voor anderen. Gemeenschappelijk hebben de activiteiten van deze initiatieven ook dat het gaat om het stimuleren van persoonlijkheidsvorming. Leerlingen groeien als mens, als individu, als persoon. Modern uitgedrukt zou dat je dat basiscompetenties kunnen noemen. Een derde gemeenschappelijk kenmerk is dat leerlingen veel dingen tegelijkertijd leren. Bij het uitvoeren van werkzaamheden komen onderdelen van verschillende ‘vakken’ in combinatie aan de orde. Tegelijkertijd zijn de initiatieven redelijk ongelijksoortig. De sollicitatietraining is voor een school een redelijk kort cyclisch traject, interessant om te doen, scholen wordt redelijk veel werk uithanden genomen, de trainingen worden uitgerold in de school en daarna is het afgerond. Terwijl (V)MBO Business Schools - min of 13 meer aan de andere kant van het spectrum - veel meer aangrijpt op de individuele docent, hoe hij in zijn werk zit en hoe hij ondernemend leren kan aanleren. Dat is veel meer een project in de diepte. MP’s, zoals het is bedoeld, zit daar tussen in. Dit onderzoek is begonnen vanuit het punt dat de drie projecten de samenwerking met het bedrijfsleven stimuleren en in dat opzicht vergelijkbaar zijn. Die premisse blijkt echter tijdens de loop van het onderzoek anders uit te pakken. De uitkomsten van het onderzoek moet dan ook vooral worden gezien in het licht van de onderlinge verschillen zoals hiervoor aangeduid. 14 3 Resultaten van de trajecten Tot welke resultaten hebben de drie projecten in meer algemene zin geleid? Die vraag staat in dit hoofdstuk centraal. We beginnen met een korte beschrijving over de uitvoering van de webbased-enquête. Daarop volgt in paragraaf 3.2 de respons op deze enquête, daar waar deze betrekking heeft op de opbrengsten van de trajecten in meer algemene zin. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een paragraaf over de uitkomsten van de interviews in de scholen en met stakeholders over deze resultaten. Een overzicht van de geïnterviewden is opgenomen in de bijlage. 3.1 Webbased enquête: respons en enkele kenmerken Op basis van het onderzoeksontwerp, de beschrijvingen van de drie trajecten en de ervaringen met de eerste interviews, is in de tweede helft van februari 2009 een korte vragenlijst opgesteld 1 . Deze is webbased gemaakt en begin maart online geplaatst. Van de drie projectleiders gezamenlijk zijn in totaal 92 unieke respondenten emailadressen aangeleverd. Al deze beoogd respondenten hebben op 2 maart 2009 per e-mail een uitnodiging ontvangen voor deelname aan de enquête. In de e-mail was een link vermeld; bij het aanklikken van de link, startte de vragenlijst. Na ruim één week is per e-mail een rappel verzonden aan die respondenten die nog niet hadden gereageerd. Uiteindelijk is twee dagen voor het sluiten van de responstermijn (18 maart) nogmaals een uitnodiging tot deelname verzonden. De responstermijn is daarna - op 18 maart - afgesloten. In totaal is door 39 personen op het verzoek tot deelname gereageerd (42%). Dit is een relatief lage respons, gelet op het feit dat de respondentlijst is samengesteld ‘op voordracht’ van de projectleiders. Mogelijke verklaringen voor de relatief lage respons kan zijn de overlap tussen de respondenten e-maillijst en de 27 mensen waarmee gesproken is. Van de 39 respondenten zijn er vier waarvan de antwoorden niet goed verwerkt konden worden in het databestand. De bruikbare respons ligt daarmee op 35 respondenten (38%). 1 De vragenlijst is op verzoek te verkrijgen bij de onderzoekers. 15 tabel 1 Functies (vraag 1) Functie Aantal Percentage (%) Docent 14 40,0 Teamleider/Middenmanager 8 22,9 Schoolleider/Directielid 3 8,6 Anders 10 28,6 Totaal 35 100 14 van deze 35 respondenten (40%) zijn in de scholen werkzaam als docent (zie tabel 1). Ongeveer éénderde van de respondenten heeft een leidinggevende functie in de school als schoolleider of middenmanager. 10 mensen geven aan dat ze op een andere functie werkzaam zijn, bijvoorbeeld als decaan of als staf/projectmedewerker in de school. De duur waarop men aan de school werkzaam is, is over de jaren gelijkelijk verdeeld (zie tabel 2). Een kwart van de respondenten werkt bijvoorbeeld 15 jaar of langer aan de school; eveneens een kwart is drie jaar of korter aan de school verbonden. tabel 2 Duur werkzaamheid op de school (vraag 3) Duur Gestart in periode: Aantal Percentage (%) 3 jaar of korter 2006-2008 9 25,7 4 tot 9 jaar 2000-2005 9 25,7 10 tot 14 jaar 1995-1999 9 25,7 15 jaar of langer 1994 of eerder 8 23,0 Totaal - 35 100 De respondenten is gevraagd aan te geven in welke mate ze bekend zijn met de drie trajecten. Niet op elke school worden immers de drie trajecten gezamenlijk uitgevoerd; bovendien is er geen traject dat op álle vmbo-scholen wordt uitgevoerd. In tabel drie staan de antwoorden op deze vraag weergegeven. Meeting Points en Sollicitatietrainingen zijn bij de meeste respondenten goed tot redelijk bekend. (V)MBO Business Schools laat een ander antwoordpatroon zien: dit traject is bij 60% van de respondenten niet bekend. 16 tabel 3 Bekendheid met de verschillende trajecten (vraag 3, 5 en 6) (V)MBO Business Sollicitatietrainingen Mate aan bekendheid Campus Nieuw West Meeting Points Schools Aantal Aantal Aantal Percentage (%) 3.2 Percentage (%) Percentage (%) Goed bekend 16 45,7 18 51,4 7 20,0 Redelijk bekend 6 17,1 3 8,6 5 14,3 Enigszins bekend 5 14,3 7 20,0 2 5,7 Onbekend 8 22,9 7 20,0 21 60,0 Totaal 35 100 35 100 35 100 Opbrengsten en perspectieven in het algemeen De respondenten is gevraagd aan te geven wat in hun ogen de opbrengsten van de trajecten in het algemeen zijn. Ten eerste als het gaat om de verbetering van de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven (zie tabel 4). De meeste mensen geven bij die vraag aan dat de trajecten leiden tot enige (56%) dan wel sterke (24%) verbetering van de samenwerking. tabel 4 Meningen over opbrengst mbt verbetering van de samenwerking onderwijsbedrijfsleven (vraag 7) Mening Aantal Percentage (%) Deze trajecten leiden niet tot verbetering van de sa- 2 5,9 2 5,9 19 55,9 8 23,5 Geen mening 3 8,8 Totaal 34 100 menwerking Deze trajecten leiden nauwelijks tot verbetering van de samenwerking Deze trajecten leiden tot enige verbetering van de samenwerking Deze trajecten leiden tot een sterke verbetering van de samenwerking Men is ook bijzonder positief over de vraag of de trajecten leiden tot aantrekkelijker onderwijs (zie tabel 5). De trajecten leiden in enige mate (18%) dan wel zeker (71%) tot aantrekkelijker onderwijs. 17 tabel 5 Meningen over opbrengst mbt het realiseren van aantrekkelijker onderwijs (vraag 8) Mening Aantal Percentage (%) Deze trajecten leiden niet tot aantrekkelijker onderwijs 0 0 Deze trajecten leiden nauwelijks tot aantrekkelijker 1 2,9 6 17,6 Deze trajecten leiden tot aantrekkelijker onderwijs 24 70,6 Geen mening 3 8,8 Totaal 34 100 onderwijs Deze trajecten leiden in enige mate tot aantrekkelijker onderwijs Het perspectief dat men hanteert op het traject kan verschillen. In de scholen kan men het traject bijvoorbeeld zien als een interessante aanvulling op het reguliere onderwijs. Maar men kan het ook zien als een aanjager van innovatieprocessen in de school of juist als een integraal, nieuw onderdeel van het reguliere onderwijs. In tabel 6 is per traject aangegeven vanuit welk perspectief de respondenten naar de trajecten kijken. tabel 6 Perspectief op de verschillende trajecten (vraag 13, 20 en 27) (V)MBO Business Sollicitatietraining Perspectief Campus Nieuw West Meeting Points Schools Aantal Aantal Aantal Percentage (%) Interessante aanvul- Percentage (%) Percentage (%) 12 52,2 3 14,3 3 23,1 2 8,7 7 33,3 5 38,5 8 34,8 6 28,6 1 7,7 Anders 1 4,3 5 23,8 4 30,8 Totaal 23 100 21 100 13 100 ling op het reguliere onderwijsprogramma Kans om onderwijsinnovatie in onze school op te starten/te continueren Integraal onderdeel van het reguliere onderwijsprogramma De sollicitatietrainingen van Campus Nieuw West worden óf gezien als een aanvulling op (52%), óf als integraal onderdeel van (35%) het programma. Een aanjaagfunctie heeft het volgens de meeste respondenten niet. Bij Meeting Points is het perspectief van waaruit men naar het traject kijkt minder duidelijk; de ene respondent ziet het als aanjager (33%), de andere als integraal onderdeel van het programma (29%); relatief veel respondenten (24%) vullen hier een ‘ander perspectief’ in. 18 Voor (V)MBO Business Schools zien de meeste respondenten een rol weggelegd als aanjager van innovatie (39%); ook bij dit traject zien veel respondenten een ‘ander perspectief’ (31%). Dat de drie trajecten aanzetten tot aantrekkelijker onderwijs blijkt ook uit de antwoorden van de respondenten op de vraag of ze per traject enkele sterke punten kunnen noemen (zie tabel 7). De trajecten zetten volgens de respondenten aan tot andere vormen van leren bij leerlingen: echter, meer praktijkgerelateerd waardoor meer bewustwording ontstaat van ‘de buitenwereld’ en de leerlingen meer gemotiveerd raken. Meeting Points heeft daarnaast als sterk punt dat het voorziet in een ‘fysiek’ punt waarop school en buitenwereld ook direct met elkaar in contact kunnen komen en kunnen starten met hun samenwerking. Bij (V)MBO Business Schools wordt als sterk punt genoemd dat het traject intern aanzet tot meer integratie van vakken / vakgebieden. Sterk punt van de Sollicitatietrainingen is volgens diverse respondenten de organisatie van het traject die goed en professioneel verloopt. tabel 7 Sterke punten en verbeterpunten van de trajecten (vraag 14, 15; 21, 22; 28, 29) Sollicitatietraining Sterke punten (V)MBO Business Campus Nieuw West Meeting Points Schools (1) echte, authentieke (1) echte, zinvolle op- (1) leerling leert anders: leersituatie drachten die motiveren zelfstandiger, praktisch, (2) praktijk in de school (2) praktijkleren & ont- meer eigen initiatief en (3) bewustwording bij wikkeling competenties verantwoordelijkheid leerlingen (3) ‘fysiek’ contactpunt (2) zet aan tot integratie (4) goede organisatie, school - omgeving van vakken / vakgebieden professionele uitvoering in de school (3)leerlingen leren samenwerken Verbeterpunten (1) meer inbedden in de (1) meer inbedden en (1) methodiek, coaching school (voorbereiding, verbreden in de school kan soms beter follow up) (inplannen lessen, lessen- (2) borging, element van (2) vaker doen, herhalen, tabel, roosters) beoordeling verbeteren verduurzamen (2) borgen in het pta (3) verbreding / verduur- (3) geen, het draait goed (3) betrokkenheid docen- zaming (vaker doen, min- ten in de school verbre- der persoonsgebonden, den meer afspraken docenten (4) meer tijd / faciliteiten onderling) intern beschikbaar stellen De respondenten hebben per traject ook verbeterpunten aangegeven. Overeenkomsten in hun antwoorden zijn dat wordt gepleit voor: versterking van de inbedding in het onderwijsprogramma door middel van voorbereiding, planning, lessentabellen en lesroosters verbetering van de borging / beoordeling door middel van verankering in het programma van toetsing en afsluiting (pta) verbreding en verduurzaming van de aanpak in de school. 19 Specifiek bij Meeting Points wordt aangegeven dat er meer docenten en afdelingen betrokken bij moeten worden en dat docenten meer tijd/faciliteit zouden moeten krijgen voor het inpassen van de werkwijze met opdrachten in hun lessen. Bij (V)MBO Business Schools geven sommige respondenten aan dat de methodiek en met name de coaching beter kan. 3.3 Uit de interviews: opbrengsten Het beeld dat uit de interviews naar voren komt ten aanzien van de opbrengsten van de trajecten in het algemeen, bevestigt de uitkomst van de enquête en brengt daarop de nodige verdieping aan. 3.3.1 Sollicitatietr ainingen va n Campus Nieuw We st Sollicitatietrainingen bevallen de scholen erg goed. Jongeren leren er veel van in korte tijd; de effectiviteit is in dat opzicht groot. Met name ten aanzien van de eigen houding, hoe kom ik over, maar ook ten aanzien van de eigen motivatie wordt het bewustzijn van leerlingen sterk vergroot. Het beeld dat leerlingen hebben van wat werken, carrière maken en geld verdienen betekent wordt soms ook gecorrigeerd. De levensechte context, sollicitatiegesprek voeren met ‘belangrijke’ mensen uit het bedrijfsleven, werkt, geven docenten en leidinggevenden aan. De trainers zijn erg enthousiast. Ze vinden het leuk om te doen en zien dat leerlingen er veel van leren. De organisatie Campus Nieuw West is prima. De sollicitatietrainingen zijn soms lastig te organiseren voor een school, zowel qua rooster als qua voorbereiding door docenten. Dat gaat ook niet altijd goed. Alle trainingen concentreren op een dag werkt goed. Vanuit de trainers wordt aangegeven dat het jammer is dat het contact met de docenten zeer beperkt is en er geen vervolg georganiseerd wordt. De sollicitatietrainingen worden vrijwel niet gebruikt om het contact tussen docenten en bedrijfsleven verder vorm te geven. Scholen stemmen de trainingen zelf af op andere activiteiten. Als leerlingen zelf een stageplaats moeten zoeken en daarvoor moeten solliciteren is de sollicitatietraining een goede voorbereiding daarop. De financiële eigen bijdrage voor de sollicitatietrainingen die uiteindelijk wordt gevraagd, vinden de scholen hoog en is voor scholen een overweging om er mee te stoppen of te zoeken naar mogelijkheden het zelf te gaan organiseren. Stakeholders Een effect van sollicitatietrainingen is dat mensen die het vanuit het bedrijfsleven doen, het erg leuk gaan vinden. Er worden bruggen geslagen naar een bevolkingsgroep die vaak onbekend voor ze is. Dat ervaren bedrijven vanuit hun perspectief als een absolute meerwaarde. Soms wordt dat geplaatst in het kader van doelgerichte professionalisering van de eigen medewerkers (‘private banking’medewerkers moeten met allerlei soorten mensen om kunnen gaan), soms omdat men de horizon van medewerkers wil verruimen. 20 3.3.2 Meeting Poi nts Het concept Meeting Points wordt op de scholen verschillend ingevuld. Op de uiteinden van de horizon varieert het van ‘passief wachten tot van buiten een opdracht de school binnenkomt’ tot actief op basis van een catalogus ‘met aanbod naar buiten gaan en zoeken naar ondernemingen en instellingen waar die opdrachten uitgevoerd kunnen worden’. De meeste MP’s zitten ergens tussen deze uitersten in. Nog heel weinig bedrijven en instellingen komen spontaan naar MP’s met het verzoek of leerlingen van de school een project(je) kunnen uitvoeren bij het bedrijf of de instelling. Er zijn ook scholen die MP-opdrachten binnen de school laten uitvoeren. Dat kunnen structurele werkzaamheden zijn in de vorm van kleine leerbedrijfjes (beveiliging bijvoorbeeld) of eenmalige opdrachten (verzorgen van een catering activiteit). De opdrachten in de buitenwereld variëren van kleine klusjes voor een buurtbewoner tot vrije grote projecten voor het bedrijfsleven. Veel MP’s zoeken nog naar wat kan en wat niet kan, wat zinvol voor leerlingen is, wat louter commercieel is, wat nog organiseerbaar is en wat niet meer. De levensechtheid van opdrachten wordt gewaardeerd door leerlingen en - langzaam – ook door docenten. Het is een manier om leren voor leerlingen betekenisvol te maken. Theorie is voor veel leerlingen slechts theorie omdat het moet. MP-opdrachten kunnen leerlingen sterk motiveren om te leren. Veel leerlingen op het vmbo leren door te doen. Die, andere manier van leren, kan via een Meeting Points vormgegeven worden. Meeting Points kan een centrale plek zijn in school waar contact met de buitenwereld gelegd en onderhouden wordt. Dat kan via verschillende activiteiten: (spontane) opdrachten van buiten (komen overigens nog maar heel weinig voor), opdrachten bedacht door school/docenten voor buiten, opdrachten bedacht door bedrijfsleider, opdrachten en activiteiten voor binnen de school, stage coördinatie, organisatie maatschappelijke stage tot zelfs bijdragen aan de opbouw van achterstandswijken. Het aantal activiteiten dat via Meeting Points wordt uitgevoerd is soms nog zeer beperkt en soms gericht op een beperkt leergebied (catering bijvoorbeeld). De afstemming van activiteiten met onderwijsdoelen is een van de moeilijkste aspecten van een MP. Het is voorgekomen dat leerlingen voor een bedrijf een opdracht hebben uitgevoerd waarvan achteraf gezegd kan worden dat leerlingen er weinig tot niets van geleerd hebben. Scholen die eerst nagedacht hebben over wat leerlingen moeten leren en dat vertaald hebben in praktijkopdrachten die men aanbiedt aan bedrijven, hebben dit probleem minder. Hoe je die relatie legt tussen opdrachten en aftekenbare leerdoelen is voor elk Meeting Points een leerproces. In het MPA zou daarover kunnen worden gesproken, maar manieren en systemen van andere scholen zijn vaak niet overdraagbaar naar de eigen school. Contacten leggen en onderhouden met bedrijven en instellingen kost veel tijd. Gebruik maken van het netwerk van bedrijven van Campus Nieuw West kan helpen om het eerste contact te leggen. Toch willen bedrijven uiteindelijk direct contact met een vast persoon van de school. Wisselingen in bedrijfsleiders bevorderen niet dat er een relatie ontstaat tussen bedrijf en school. Continuïteit hierin is wenselijk, c.q. een voorwaarde. Activiteiten, initiatieven en het succes van een Meeting Points in het algemeen zijn grotendeels afhankelijk van het functioneren van de bedrijfsleider. Beschikbare tijd, houding, kennis en vaardigheden zijn daarbij belangrijke factoren voor succes. Een goede bedrijfsleider beschikt over deze factoren en kan zowel naar bedrijven (de zakelijke kant) als naar interne organisatie toe (docenten, onder- 21 wijs) bruggen slaan. Tussen de MP’s zijn er grote verschillen in deze randvoorwaarden. Draagvlak binnen school is belangrijk voor het succes van een MP. Docenten en management moeten er achter staan. De meeste MP’s groeien daar in, maar het kan ook nog moeizaam gaan. Een principiële keus van de school om van een Meeting Points een succes te maken en daar vervolgens ruimte voor te creëren voor langere tijd is belangrijk. Docenten zien MP-opdrachten nog vaak als iets extra’s waar ze in hun les geen last van willen hebben (bijvoorbeeld door afwezigheid van leerlingen in de les). Ze zien het nog slechts mondjesmaat als vervanging, c.q. andere vorm van onderwijs voor de leerlingen. Het draagvlak onder docenten voor een Meeting Points kan duidelijk vergroot worden. Goed communiceren over het Meeting Points met docenten is daarbij belangrijk, maar ook hun ‘ondernemende houding’ – het willen, kunnen, leren zien van mogelijkheden om leerlingen in de praktijk te laten leren, zal verder ontwikkeld moeten worden. Daar moet energie, geld en tijd in gestopt worden, want (de meeste) docenten gaan dat niet uit zichzelf zien en doen. De professionaliteit van opdrachten, procedures, onderhouden van contacten met bedrijfsleven kan vaak verbeterd worden. Er lijkt soms een (fysiek) Meeting Points gebouwd te zijn zonder dat doordacht is wat de school daarmee wil bereiken, wat dat betekent voor de docenten en voor de onderwijsorganisatie, hoeveel energie je er in moet stoppen om er een succes van te maken, hoe je er voor zorgt dat dat wat leerlingen doen ‘onderwijs’ is. Dat leidt er toe dat een Meeting Points soms niet meer is dan die fysieke ruimte binnen de school. In andere gevallen zoekt men naar wegen het Meeting Points goed te laten functioneren. Enkele MP’s lijken al behoorlijk in de schoolorganisatie ingebed te zijn. Uit de interviews komt overigens niet naar voren dat het MPA in deze professionalisering een sturende en/of coördinerende rol speelt. Stakeholders De stakeholders waarmee is gesproken hebben positieve ervaringen met MPopdrachten die door leerlingen voor hen zijn uitgevoerd. Ze zien dat leerlingen basiscompetenties leren in echte situaties. Ze leren ook veel dingen tegelijkertijd. Een compliment krijgen van een vreemde werkt veel sterker dan een compliment van een docent. Ook laten leerlingen in een levensechte situatie competenties zien die ze op school vaak niet laten zien (bijvoorbeeld verantwoordelijkheid tonen, flexibel zijn, beleefd en behulpzaam zijn). Daarin zit de absolute meerwaarde van dit soort activiteiten. De ervaring van de stakeholders waarmee is gesproken is, dat bij via Meeting Points georganiseerde activiteiten niet vooraf met de school wordt doorgenomen wat de leerlingen in detail zouden leren van de activiteit. Alleen in algemene termen is gesproken over de zinvolheid van de activiteit voor leerlingen en voor de ‘afnemende’ organisatie. 3.3.3 (V)MBO Bu siness Schools Docenten en leerlingen zijn enthousiast over (V)MBO Business School-projecten. Het levensechte aspect van het project werkt. Leerlingen leren veel; presenteren, samenwerken, ondernemende houding, ontdekken of ondernemer zijn iets voor ze is. Ze brengen theorie in praktijk. Een kind zei het heel goed vorig jaar: ‘ik heb zo veel geleerd, alleen niet uit boeken’. 22 Inhoudelijk is het project goed in te passen in het onderwijs (met name voor leerlingen sector Economie). (V)MBO Business School wordt ook wel gebruikt in plaats van het sectorwerkstuk. De ondersteuning van Bureau Overleren wordt als stimulerend ervaren. (V)MBO Business Schools heeft een positief effect op de houding en het denken over onderwijs bij docenten, geven managers aan. De masterclass van Arrendi wordt zeer gewaardeerd door docenten (‘beste cursus in jaren’). Het helpt hen anders over hun onderwijs aan leerlingen te denken. Ze zien meer kansen om het onderwijs aantrekkelijker, praktischer en daarmee motiverender te maken. De (V)MBO Business Schools-projecten op zich hoeven niet verbeterd te worden. De opzet is goed en flexibel genoeg om varianten mogelijk te maken. Verbeteringen zijn mogelijk in zaken er omheen. De ruimte vinden in het curriculum voor (V)MBO Business Schools is bijvoorbeeld soms lastig. De opzet dat na enkele keren het project uivoeren de docenten het zelf moeten kunnen zonder begeleiding van Bureau Overleren wordt door scholen als positief ervaren. Toch zijn continuïteit van het project zonder de creatieve ondersteuning van Bureau Overleren en de vraag hoe je voorkomt dat het een ‘methode’ wordt die elk jaar op dezelfde manier herhaald wordt, zorgpunten bij zowel scholen als Bureau Overleren. 23 4 Doorwerking naar onderwijsinhoud 4.1 Leiden de trajecten tot aanpassingen in onderwijsinhoud? Leiden de trajecten nu ook tot een meer blijvende doorwerking in het onderwijsinhoudelijke programma van de school? De respondenten is bij de webbased enquête gevraagd dit punt op een aantal onderdelen aan te geven (zie tabel 8). tabel 8 Onderwijsinhoudelijke veranderingen (vraag 9, 16 en 23) (V)MBO Business Campus Nieuw West Gemiddel- N de score* Aanpassing van leer- Meeting Points Gemiddel- N de score* Schools Gemiddel- N de score* 1.91 23 2.10 21 2.00 13 2.09 23 2.05 21 1.62 13 2.22 23 2.33 21 2.15 13 1.74 23 2.10 21 1.62 13 doelen van leerlingen Aanpassing van loopbaanorientatie en – begeleiding (lob) Aanpassing van het lesprogramma/curriculum Aanpassing van het programma voor toetsing en afsluiting *Schaal: 1=geen verandering, 4=sterke verandering De antwoorden liggen gemiddeld rond de score 2, hetgeen inhoudt dat gemiddeld genomen volgens de respondenten nauwelijks sprake is van enige doorwerking op de onderwijsinhoud. Het item ‘aanpassing van het lesprogramma/curriculum’ scoort bij elk van de trajecten nog het hoogst, gemiddeld net boven de 2. Maar over het geheel genomen houdt het eigenlijk niet over. Bij de toelichting op deze vraag geven enkele respondenten bij Sollicitatietrainingen aan, dat een bredere doorwerking geen direct doel is van dit traject. Het past goed bij het bestaande onderwijsprogramma: “De sollicitatietraining past erg goed in het curriculum, waardoor er nauwelijks verandering plaatsvindt.” “De school biedt al sinds 4 jaar een vorm van vernieuwend onderwijs aan. Hierin passen de projecten van Campus Nieuw West goed. Echter de projecten hebben niet geleid tot te vernieuwingen, deze waren voor de komst van de projecten al ingezet.” De scholen gebruiken het onder meer als stage-voorbereidingsinstrument: “Wij gebruiken de sollicitatietraining nu als onderdeel van een blok stageorientatie om leerlingen voor te bereiden op stage.” Bij Meeting Points geven enkele respondenten aan dat het pas recent operationeel is / gaat worden of juist dat het niet meer draait. Andere respondenten melden dat het nog niet functioneert zoals beoogd (met meer doorwerking naar onderwijsinhoud) en dat langer tijd nodig is om de kanteling te maken. 24 4.2 Uit de interviews: doorwerking op inhoud? Ook voor wat betreft de doorwerking op onderwijsinhoudelijke aspecten in en van de school, worden in de interviews de uitkomsten van de enquête bevestigd. Lang niet altijd is deze vorm van doorwerking ook beoogd met het traject. 4.2.1 Sollicitatietr ainingen va n Campus Nieuw We st De sollicitatietrainingen leiden volgens de geïnterviewden in de scholen niet echt tot onderwijsinhoudelijke veranderingen, maar dat is dan ook niet het doel. Leren solliciteren is op de meeste scholen een klein onderdeel van het reguliere programma. De trainingen met externen geven iets extra’s dat je binnen een school niet kunt realiseren. Naast de houdingsaspecten die aan de orde komen tijdens de sollicitatietrainingen, dragen de trainingen ook bij aan de beroepenoriëntatie van leerlingen en komen ze in aanraking met rolmodellen. Stakeholders Het belang van een goede eerste indruk is groot. Dat geldt voor een sollicitatiegesprek, maar ook in veel andere situaties. Daarop reflecteren en je daarvan bewust worden is voor leerlingen volgens de stakeholders van groot belang voor later. Solliciteren is principieel een sterk reflectieve ervaring (wie ben ik, wat wil ik, wat kan ik, hoe doe ik, welke indruk maak ik). Dat is voor veel mensen, ook volwassenen, nog vaak heel moeilijk. De sollicitatietrainingen stimuleren dat (leren) reflecteren en dragen zichtbaar aan bij aan bewustwording. De sollicitatietrainingen zouden indirect een doorwerking kunnen hebben op de onderwijsinhoud als docenten contacten met het bedrijfsleven zouden gebruiken om hun eigen beeld van beroepen te actualiseren. Stakeholders onderstrepen het belang van rolmodellen voor de leerlingen. Ze zien ook dat er bijvoorbeeld docenten ‘verkoop’ zijn die nog nooit iets ‘verkocht’ hebben en eigenlijk niet weten hoe het er werkelijk in verkooporganisatie aan toe gaat. Dat is op zich niemand kwalijk te nemen, maar er is wel wat aan te doen. Docentstages in het bedrijfsleven kan een vorm zijn om hen te helpen hun onderwijs inhoudelijk actueler en levendiger en ‘echter’ te maken. De trainers van de uitzendbureaus weten ook heel veel over de competenties die nodig zijn voor verschillende beroepen en hoe die beroepen in de toekomst zullen veranderen. Ook die zouden een bron voor docenten kunnen zijn. De kansen zijn er, ze moeten alleen wel benut worden geven de stakeholders aan. 4.2.2 Meeting Poi nts Er wordt verschillend gedacht over de doorwerking van MP’s op de onderwijsinhoud. Sommige scholen zien Meeting Points als het vliegwiel voor vergaande onderwijsinnovatie; een ‘kantelen van de organisatie van de school’. Andere scholen zien het als iets extra’s bovenop, c.q naast een traditioneel basiscurriculum. Scholen proberen de opdrachten te verbinden met bijvoorbeeld het PTA. Duidelijk is dat opnemen van activiteiten via Meeting Points in de PTA’s de voorkeur heeft van geïnterviewden. Het betekent dat leerlingen en docenten het serieuzer nemen. Tegelijkertijd wordt ook aangegeven dat intrinsieke motivatie belangrijk is voor de opdrachten en het leereffect, en het ‘PTA’ die intrinsieke motivatie kan afbreken. Ten aanzien van dit ‘klassieke’ onderwijsdilemma maken scholen verschillende keuzes. 25 De bijdragen van docenten aan het Meeting Points is uiteenlopend. Het varieert van docenten die er niets in zien tot docenten die actief opdrachten bedenken die leerlingen via het Meeting Points kunnen gaan uitvoeren. Als docenten gaan zien dat leerlingen er erg van groeien en concreet zien dat leerlingen in een levensechte context competenties laten zien die ze in de schoolsituatie niet laten zien, gaan ze de meerwaarde erkennen. Een docente verwoorde het met de uitdrukking: ‘een competentie zonder context is als een glimlach zonder gezicht’. Dat leren zien is echter een langzaam proces. Deels heeft dit ook te maken met het invoeren van competentiegericht onderwijs. De ervaringen zijn zeker in het verleden niet altijd positief geweest. Dat maakt veel docenten tamelijk voorzichtig, zo niet terughoudend om hun eigen lessen op te geven en andere vormen van onderwijs toe te laten. Theoretisch zouden opdrachten die leerlingen in de buitenwereld uitvoeren, ‘lesstof’ die traditioneel op school wordt geleerd kunnen vervangen. Zo ver is het zo lang niet. Niet elke school met een Meeting Points streeft daar ook naar. 4.2.3 (V)MBO Bu siness Schools (V)MBO Business Schools leidt niet direct tot onderwijsinhoudelijke veranderingen binnen een school buiten het project om. Indirect, met name als docenten de masterclass gevolgd hebben, gaan ze creatiever nadenken over onderwijs; hoe je dat leuker en leerzamer voor leerlingen kunt maken. Het management geeft aan dat ze merken dat docenten door het project te begeleiden en door de masterclass veranderen. Die veranderde houding heeft ook positief effect op hun denken over het Meeting Points (als dat ook op school bestaat) en het gebruik daarvan voor praktijkopdrachten in een levensechte context voor leerlingen. Stakeholders Stakeholders zijn erg onder de indruk van de ontwikkeling die kinderen door het project doormaken. ‘Totaal verwonderd door het feit dat er echt andere kinderen stonden tijdens de eindpresentatie ten opzichte van het begin van het project’. Hun ‘personality’ was enorm gegroeid. Deze laatste opmerking geeft ook aan dat de doorwerking op onderwijsinhoud niet makkelijk te leggen valt terwijl er wel een zeer positief effect vanuit gaat. Persoonlijkheidsgroei is geen onderwijsinhoud voor scholen (staat niet in het PTA), terwijl het voor het succesvol functioneren van leerlingen in de maatschappij van erg groot belang is. Voor de Kamer van Koophandel sluit het (V)MBO Business Schools-project heel goed aan bij hun doelstellingen het ondernemerschap meer onder de aandacht te brengen bij jongeren. 26 5 Doorwerking naar onderwijsorganisatie 5.1 Leiden de trajecten tot aanpassingen in de organisatie? Werken de trajecten meer structureel door naar bepaalde systemen en werkwijzen in de schoolorganisatie? Ook op dit punt is de respondenten bij de enquête gevraagd aan te geven of en in hoeverre de trajecten leiden tot blijvende verandering (zie tabel 9). tabel 9 Organisatorische aanpassingen (11, 18 en 25) (V)MBO Business Campus Nieuw West Gemiddel- N de score* Aanpassingen in het Meeting Points Gemiddel- N de score* Schools Gemiddel- N de score* 1.30 23 1.95 21 1.38 13 1.43 23 2.43 21 1.85 13 1.22 23 2.00 21 1.38 13 1.30 23 1.90 21 1.62 13 leerlingvolgsysteem Aanpassing in het registreren/onderhouden van contacten met bedrijven en nonprofitorganisaties Aanpassing van de samenwerking met de onderbouw van het vo Aanpassing van de samenwerking met vervolgonderwijs *Schaal: 1=geen verandering, 4=sterke verandering Over het geheel genomen scoren de respondenten op deze vragen en items negatiever dan op de vraag naar de doorwerking op onderwijsinhoud. Van doorwerking op organisatorische aspecten is gemiddeld genomen niet of slechts nauwelijks sprake. Eén item springt er iets positiever uit, met name bij Meeting Points, en dat is dat het traject een aanzet lijkt te geven tot aanpassing van het registreren en onderhouden van contacten met bedrijven en nonprofitorganisaties. 5.2 Uit de interviews: doorwerking op de organisatie? Wederom bevestigen de interviews met scholen en stakeholders de meningen van de respondenten op de enquête. Doorwerking van de trajecten op de onderwijsorganisatie blijft beperkt, zo daar al sprake van is. 27 5.2.1 Sollicitatietr ainingen va n Campus Nieuw We st De plaats van de sollicitatietrainingen in het programma wordt volgens de geïnterviewden soms aangepast. Bijvoorbeeld ter voorbereiding van een stageperiode. Het concentreren van de sollicitatietrainingen op één dag werkt het beste omdat het effect vergroot worden op de leerlingen en het voor de school organisatorisch veel praktischer is dan een terugkerende activiteit voor steeds een kleine groep. Sollicitatietrainingen is vaak een regulier onderdeel van het programma. Registratie van het onderdeel in een leerlingvolgsysteem is daarom geen probleem. Doordat de organisatie grotendeels door Campus Nieuw West verzorgd wordt zijn de organisatorische veranderingen voor de school zeer beperkt. Enkele stakeholders geven aan dat het jammer is dat de sollicitatietrainingen niet leiden tot verdere contacten tussen docenten van scholen en bedrijven. Het is nu nog te veel een incident dat verduurzaamd zou moeten worden. Contact met het bedrijfsleven zou voor docenten een verrijking kunnen zijn doordat, bijvoorbeeld via docentstages, de beelden van docenten van de beroepen waarvoor ze leerlingen opleiden en voorbereiden, geactualiseerd en verlevendigd kan worden. Dat moet je wel structureren en organiseren. Een docent gaat dat niet vanzelf doen. Daarvoor hebben ze het te druk. Er is vanuit de stakeholders ook begrip voor de houding van docenten. Doordat ze scholen van binnen zien bij bijvoorbeeld sollicitatiegesprekken, begrijpen ze dat het een zware opgave is steeds weer vol enthousiasme en energie een nieuwe lichting leerlingen goed onderwijs te geven, belangstelling te tonen voor leerlingen en ze te begrijpen. 5.2.2 Meeting Poi nts Uit de interviews komt op dit punt een grote variatie naar voren. Soms past een school het rooster aan en maakt dagdelen vrij voor activiteiten in kader MP. De meeste MP’s leiden niet, of slechts tot kleine organisatorische aanpassingen. Veelal zijn de activiteiten die leerlingen uitvoeren vooralsnog activiteiten bovenop het reguliere onderwijsprogramma. De meest succesvolle activiteiten van MP’s worden buiten de reguliere schooltijden georganiseerd. Het gaat dan vaak om horeca-catering-activiteiten. Het feit dat een Meeting Points nog meestal niet leidt tot veranderingen in de onderwijsorganisatie is, zoals eerder genoemd, afhankelijk van de visie van de school op de rol van het Meeting Points in de school en van het ontwikkelingsstadium van het MP. Er zijn scholen die streven naar een grote doorwerking op de onderwijsorganisatie door het MP. Tegelijkertijd is men nog niet zo ver met name onder invloed van nog beperkt draagvlak bij docenten. Voor het goed functioneren van een Meeting Points is het nodig dat docenten en de organisatie van de school flexibel worden. Ook dit kost tijd en vraagt om veel en goede communicatie met de docenten. 5.2.3 (V)MBO Bu siness Schools (V)MBO Business Schools wordt soms in kort tijdbestek uitgevoerd (3 weken), soms over langere periode (van september tot en met maart). Het programma is zo opgezet dat het flexibel is. Beide varianten werken goed. Het (V)MBO Business Schools-project werkt goed als een kleine groep docenten er bij betrokken is (bijvoorbeeld een kernteam). De contacten met het bedrijfsleven (bank) en Kamer van Koophandel worden meestal door Bureau Overleren verzorgd. 28 Eén school geeft aan dat door het projectmatige werken in het (V)MBO Business Schools-project, maar ook door andere projecten, de leerlingen voor het vervolgonderwijs op het mbo beter voorbereid zijn op het projectmatig en zelfstandig werken dat daar vaker gebeurt. Ze hebben op het vmbo dan al ervaren wat het betekent om samen te werken, te plannen, initiatief te nemen en te presenteren. Van de moeilijkheden die ze zijn tegengekomen hebben ze geleerd wat ze wel of niet moeten doen. 29 6 Over onderlinge samenwerking 6.1 Is samenwerking nodig? De respondenten is in de enquête een aantal vragen voorgelegd over nut en noodzaak van meer onderlinge samenwerking tússen de drie trajecten. Heeft zo’n samenwerking meerwaarde vanuit het perspectief van de school? Dit is gevraagd aan die respondenten die aangegeven hebben dat er meer dan één traject in hun school functioneert. tabel 10 Hoeveelheid trajecten dat draait binnen scholen (vraag 30) Aantal Percentage (%) Een van de drie 12 42,9 Twee van de drie 6 21,4 Alle drie 6 21,4 Geen 3 10,7 Weet niet 1 3,6 Totaal 28 100 Bij 12 respondenten draait in de school slechts één van de drie trajecten Sollicitatietraining, Meeting Points of (V)MBO Business Schools (zie tabel 10). Bij nog eens 12 respondenten functioneren er twee of zelfs drie. Aan deze laatste 12 respondenten is gevraagd of intern dezelfde of juist steeds andere collega’s bij de trajecten zijn betrokken (zie tabel 11). In slechts een enkel geval zijn het steeds dezelfde collega’s, anders zijn minstens voor een deel verschillende personen bij de trajecten betrokken. tabel 11 Betrokken mensen bij trajecten (vraag 31) Betrokkenen Aantal Percentage (%) Grotendeels dezelfde collega’s 1 8,3 Voor een deel dezelfde, voor een deel verschil- 6 50,0 Verschillende collega’s 5 41,7 Geen mening 0 0 Totaal 12 100 lende collega’s Gevraagd is vervolgens deze collega’s onderling hun activiteiten afstemmen. Dat is in de meeste gevallen zo (7 respondenten; zie tabel 12); soms gebeurt dat zelfs in meer structurele zin. 30 tabel 12 Onderlinge afstemming activiteiten (vraag 32) Aantal Percentage (%) Dit is inhoudelijk/organisatorisch niet nodig 3 25,0 Dit gebeurt in voorkomende gevallen waar dat 5 41,7 2 16,7 Geen mening 2 16,7 Totaal 12 100 nodig/wenselijk is Er is op structurele wijze afstemming tussen de collega’s over deze trajecten Zes van de twaalf respondenten geven aan dat het wel zou helpen bij de interne afstemming als de trajecten onderling op projectniveau meer zouden samenwerken (zie tabel 13). Voor de andere zes respondenten is het antwoord op die vraag afhankelijk van omstandigheden of maakt samenwerking op projectniveau voor de interne afstemming geen verschil. tabel 13 Is samenwerking tussen trajecten gunstig voor de interne afstemming? (vraag 33) 6.2 Aantal Percentage (%) Ja, dat zou ons helpen 6 50,0 Dat hangt er van af 4 33,3 Nee, onderlinge afstemming intern blijft nodig 2 16,7 Totaal 12 100 Uit de interviews: samenwerking Uit de interviews komt naar voren dat scholen niet in alle opzichten samenwerking tússen de projecten noodzakelijk vinden. 6.2.1 Samenwerki ng algemee n De meeste scholen hebben geen probleem met initiatieven die van buiten (via Campus Nieuw West, (V)MBO Business Schools, eventueel ‘Champs on Stage’ en andere organisaties aan de school aangeboden worden. De teneur is basaal: elke ondersteuning kan in principe helpen het onderwijs voor de vmbo-leerlingen in Amsterdam aantrekkelijker, motiverende, leerzamer, effectiever te maken. Zo lang het financieel haalbaar is, maken ze daar dankbaar gebruik van. Scholen maken daarin eigen keuzes - afgestemd op de eigen leerlingenpopulatie, de eigen ontwikkelingsfase, het eigen onderwijsconcept, en de eigen strategie voor onderwijsinnovatie. Eén school maakt een principiële keus en wil onderwijsinnovatie alleen van binnenuit realiseren en wil daarom het liefst geen gebruik maken van de mogelijk31 heden die andere organisaties bieden. Soms wordt evenwel toch van extern aanbod gebruik gemaakt met als doel een ontwikkeling op gang te brengen. Gezocht wordt dan vervolgens naar mogelijkheden die activiteit zelf te organiseren en vorm te geven. Belemmeringen om het onderwijs aan leerlingen te verbeteringen zitten niet in het wel of niet onderling samenwerken van organisaties die de scholen daarbij willen en kunnen helpen, maar veel meer in: 1 2 de financiële beperkingen van de scholen - veel van deze activiteiten komen boven op het reguliere programma, en de interne beperkingen en dan met name de (on)mogelijkheden docenten anders over onderwijs te laten denken. Zowel sollicitatietrainingen als (V)MBO Business School, als Meeting Points dragen - elk op hun eigen wijze - bij aan het docenten laten zien dat ‘echt leren’, ‘leren in het echt’ uiterst waardevol is. Vanuit het bedrijfsleven wordt aangegeven dat vanuit betrokken docenten, c.q. de scholen, de mogelijkheden om - bijvoorbeeld rond sollicitatietrainingen - contact te leggen en uit te bouwen nog lang niet altijd benut worden. 6.2.2 Samenwerking tussen d e organisaties van de tr ajecten Scholen ervaren onderlinge samenwerking door organisaties van de initiatieven (Campus Nieuw West, Meeting Points Amsterdam, (V)MBO Business Schools) niet als noodzakelijk. Ze maken (dankbaar) gebruik van de mogelijkheden en kunnen dat meestal zelf goed op elkaar afstemmen als dat nodig is. Er zijn voorbeelden waarbij een MP, via (V)MBO Business Schools gebruik maakt van de mogelijkheden van het netwerk van Campus Nieuw West. De cursus van (V)MBO Business Schools leert docenten ondernemender te zijn en kansen om het onderwijs interessant te maken, te zien en te gebruiken. Onder andere draagt dat bij tot een positieve houding ten opzichte van Meeting Points en de mogelijkheden die dat biedt. Ondersteuning van (V)MBO Business Schools en Campus Nieuw West bij het vormgeven en organiseren van een Meeting Points helpt de school ook. Als de organisatie op orde is, is Campus Nieuw West bereid de bedrijven in haar netwerk te benaderen voor het uitvoeren van MPopdrachten. Dat gaat op zich prima. Samenwerking tussen MPA en (V)MBO Business Schools en Campus Nieuw West onderling gaat minder goed. Dat lijkt onder andere te maken te hebben met persoonlijke ‘klikken’, dan wel het ontbreken daarvan. Contacten tussen (V)MBO Business Schools en Campus Nieuw West zijn prima. Het project ‘Ondernemen doe je zo’ zou een goede voorbereiding voor en versterking kunnen zijn van het Business School-project. Daar vindt ook overleg over plaats tussen (V)MBO Business Schools en Campus Nieuw West. Tussen het overkoepelende MPA en Campus Nieuw West en tussen MPA en (V)MBO Business Schools gaat het stroever. Vanuit (V)MBO Business Schools en Campus Nieuw West is aangegeven dat men dat jammer vindt omdat zij beide denken goed bij te kunnen dragen aan het uitwerken en vormgeven van het concept Meeting Points op een school. 32 6.2.3 Meeting Poi nts Amsterd am Niet alle scholen met een Meeting Points waarmee is gesproken, nemen deel aan de overleggen die MPA organiseert. Sommige MP’s organiseren ook onderling overleg om activiteiten op elkaar af te stemmen (Amsterdam West). Ook zijn er MP’s die voor hun ontwikkeling ondersteuning zoeken bij andere organisaties dan MPA. Vanuit MPA wordt aangegeven dat door MPA, ondanks de complexe verhoudingen tussen scholen onderling, in Amsterdam een uniek overleg over onderwijsontwikkeling plaatsvindt. Een database samenstellen met praktijkopdrachten van alle MP’s blijkt echter niet realiseerbaar. Elke Meeting Points werkt daarvoor te veel met eigen opdrachten. Op zich wordt het uitwisselen van ervaringen met en rond een Meeting Points als nuttig gezien. Tegelijkertijd geeft elke school ook op eigen wijze vorm aan het MP-concept. Een overkoepelende paraplu voor alle MP’s is - gezien de diversiteit die is ontstaan tussen de MP’s - mogelijk geen realistische gedachte. Het beeld rondom MPA als ‘overkoepelende organisatie’ is dan ook wat diffuus. Mogelijk ontstaat dit ook doordat het MPA ondergebracht is bij één school met ook een eigen Meeting Points en bovendien met een opvatting dat men zo min mogelijk gebruik wil maken van aanbod van buitenaf. 6.2.4 Stakeholder s over same nwerking Stakeholders kunnen zich voordelen van samenwerking tussen initiatieven voorstellen, maar hebben daar tegelijkertijd niet veel zicht op omdat ze meestal met één initiatief ervaring hebben. Zij geven enerzijds aan dat samenwerking, op zijn minst in de vorm van elkaar informeren over activiteiten, liefst delen van kennis, de effectiviteit zeker zou vergroten. Tegelijkertijd zouden enthousiaste, door idealisme gedreven mensen met (nieuwe) initiatieven zeker niet afgeremd moeten worden. Aansluiten bij al bestaande initiatieven en/of ondersteunen van initiatieven heeft de voorkeur omdat dan minder opstartenergie nodig is. Gedwongen samenwerken werkt echter niet, is de algemene uitspraak. Gebruik maken van elkaar en daar waar mogelijk samenwerken is uitstekend. Een persoonlijke ‘klik’ is voor samenwerking altijd belangrijk in welke context dan ook. Samenwerking kan ook bestaan uit het ondersteunen van initiatieven in de zin van professionalisering van de activiteiten. Het helpen opstellen van een goed, zakelijk en ook financieel doordacht plan, is ook een vorm van samenwerking. Stakeholders geven verschillende motieven aan waarom zij met het onderwijs willen samenwerken. Dat kunnen sociale motieven zijn: kinderen graag een kans willen geven dingen te leren. Omdat ze een beeld willen geven van hun bedrijf, de werkzaamheden die medewerkers verrichten, beelden van beroepen willen corrigeren, maar ook omdat ze hun eigen medewerkers willen leren omgaan met groepen mensen waar ze nog niet direct mee in contact zijn gekomen. Bedrijven zoeken vaak naar een win-win-situatie. Er worden door bijvoorbeeld sollicitatietrainingen en (V)MBO Business Schools bruggen geslagen tussen bevolkingsgroepen in Amsterdam. Een tweedeling in de maatschappij tussen ‘kansrijke autochtonen’ en ‘kansarme allochtonen’ moet voorkomen worden. Dat is belangrijk voor de leefbaarheid van Amsterdam en daarmee voor de (economische) aantrekkelijkheid van Amsterdam. Werkgevers geven aan dat ze een hele belangrijke taak hebben om ervoor te zorgen dat iedereen zich welkom voelt in het arbeidsproces en met name jongeren. Naast deze meer bevlogen motieven bij het be33 drijfsleven zijn er ook gewoon medewerkers van bedrijven die het ontzettend leuk vinden om bijvoorbeeld de sollicitatiegesprekken te voeren met leerlingen. 6.2.5 Samenwerking rond soll icitatietrainingen Men is unaniem positief over de meerwaarde van sollicitatietrainingen waarbij mensen vanuit het bedrijfsleven gesprekken oefenen met leerlingen. Het is een aantal jaren geleden begonnen en uitgegroeid tot een activiteit voor zo veel mogelijk leerlingen in Amsterdam. Er doen zich echter een wat wonderlijke situatie voor rond sollicitatietrainingen. Scholen hebben afspraken met Campus Nieuw West over sollicitatietrainingen, en moeten daar, vanaf het derde jaar, voor betalen. Sinds kort biedt Champs on Stage een traject aan van stages voor leerlingen waar ook een sollicitatietraining met externen onderdeel van is. Dit traject, inclusief sollicitatietraining wordt vooralsnog gratis aangeboden door Champs on Stage. Vanwege eerder gemaakte afspraken tussen scholen en Campus Nieuw West wordt er incidenteel samengewerkt in die zin dat de Campus Nieuw West trainingen geïntegreerd worden in het programma van Champs on Stage, maar scholen vinden het wel een rare situatie. Immers: waarom betalen voor de ene organisatie als je het bij een ander gratis kunt krijgen? Overigens probeert Campus Nieuw West de kosten voor de sollicitatietrainingen voor scholen te verlagen door meer leden te werven en zo ook de financiële bijdrage van het bedrijfsleven te vergroten; dit dan naast de al bestaande materiële bijdrage van het bedrijfsleven in de vorm van tijdsinvestering van medewerkers om de sollicitatietrainingen te doen. Door de enorme groei van het jaarlijks aantal sollicitatietrainingen in Amsterdam is samenwerking ontstaan tussen meerdere uitzendbureaus. Het belang van de sollicitatietrainingen voor leerlingen wordt door die organisaties groter geacht dan eventuele onderlinge concurrentie. Een mooi voorbeeld van samenwerking. 34 7 Samenvattende conclusies In dit hoofdstuk keren we terug naar de onderzoeksvragen. Tot welke resultaten leiden de drie trajecten en kan door middel van hechter samenwerking meerwaarde worden gerealiseerd? Eerder in deze rapportage is al aangegeven dat er overeenkomsten zijn tussen de initiatieven, maar ook dat er grote verschillen zijn. Onderstaande conclusies moeten dan ook mede in het licht van die verschillen worden gewogen. 7.1 Welke resultaten worden door de trajecten gerealiseerd? Uit de verzamelde data blijkt dat de drie trajecten zoals beoogd de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven stimuleren. Een kleine 80% van de respondenten vindt dat de trajecten hieraan bijdragen. Nog eens ruim 70% van de respondenten geeft bovendien aan dat de trajecten een aanzet geven tot aantrekkelijker onderwijs. Met name het feit dat het aanzet tot andere vormen van leren – realistischer, meer praktijkgerelateerd waardoor bewustwording bij leerlingen optreedt – is daarbij belangrijk. Deze sterk positieve beelden over de resultaten van de trajecten worden bevestigd in de interviews. Verbeterpunten zijn er echter wel. Zo geeft men aan dat de inbedding van de trajecten in het regulier onderwijsprogramma kan worden versterkt door middel van onder meer een betere voorbereiding en planning. Van belang is ook dat meer verankering plaatsvindt van de trajecten in de programma’s van toetsing en afsluiting (pta’s) van de scholen. Meer in het algemeen geeft men aan dat de aanpakken in de school meer verbreed en verduurzaamd zouden moeten worden. Aansluitend bij deze verbeterpunten kan worden geconstateerd dat (blijvende) doorwerking van de trajecten naar een diepere laag in de inhoudelijke opzet van het onderwijs veelal uitblijft. Bij het traject Sollicitatietrainingen is dat overigens ook geen doel. Ook in organisatorisch opzicht treedt niet of nauwelijks doorwerking op van de trajecten in het reilen en zeilen van de school. Hooguit leidt een traject hier en daar tot een wat andere registratie van de contacten met het bedrijfsleven. 7.2 Biedt meer onderlinge samenwerking meerwaarde? Scholen vinden meer samenwerking tussen de trajecten onderling door de bank genomen niet noodzakelijk. Als zij met meer dan één traject te maken hebben, zorgen zij er zelf intern voor de nodige afstemming. In de praktijk treedt dergelijke afstemming ook zeker bij enkele scholen op, daar waar zij te maken hebben met meer dan één traject. De scholen in kwestie maken daarbij hun eigen keuzen en combinaties en vinden daarin hun eigen weg. 35 De mogelijkheden tot het realiseren van meer samenwerking tussen enerzijds MPA en Campus Nieuw West en anderzijds MPA en (V)MBO Business Schools zijn beperkt. Dit heeft naar alle waarschijnlijkheid mede te maken met het (niet) aanwezig zijn van een ‘klik’ tussen personen. En ‘gedwongen samenwerken’ werkt nu eenmaal niet, zoals ook een stakeholder meldde. Wel bestaat er overigens wederzijds veel respect en waardering voor elkaars trajecten en de waarde daarvan voor leerlingen. Naast de drie initiatieven waarop dit onderzoek zich heeft gericht, lopen in Amsterdam uiteraard nog veel meer activiteiten plaatsvinden waarbij bedrijfsleven en instellingen op allerlei manieren scholen helpen het onderwijs voor leerlingen aantrekkelijker te maken. Er gebeurt veel in Amsterdam en dat is goed. De neiging om dat af te stemmen en samenwerking te bevorderen is begrijpelijk en logisch. Aan de andere kant komt uit dit onderzoek ook naar voren dat scholen en bedrijven en instellingen - hun eigen keuzes maken waarbij uiteenlopende factoren een rol spelen. Ook die keuzeruimte biedt meerwaarde. 36 Bijlage: Lijst geïnterviewden Projectleiders 1. 2. 3. René Hanson, MPA Dick Middelhoek, (V)BS Daniel Roos, Campus Nieuw West 4. 5. 6. 7. 8. Miela Kalaykhan, MPA Willeke Passmore, MPA Greke Delsing, Campus Nieuw West Marloes Bakema, Campus Nieuw West Hannah Wiegerink, Campus Nieuw West Scholen – docenten/bedrijfsleiders 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Brederode College, Branko Belt, docent/bedrijfsleider MP Brederode College, Martin Verhoeven, docent/bedrijfsleider MP Montessori College Oost, Trudy Coenen, docent Westburg College, Rob Groot, docent Calvijn met Junior College, Jeroen Tromp, docent Open Schoolgemeenschap Bijlmer, Richard van Gumster, docent Wellant College Sloten, Nicky Rojer, bedrijfsleider MP Scholen - management 1. 2. 3. 4. 5. Brederode College, Karin van Gastel, deelschoolleider Montessori College Oost, Theo Jaspers, directeur Westburg College, Jos de Jong, directeur Open Schoolgemeenschap Bijlmer, Loes van der Zande, schoolleiding Wellant College Sloten, Kees van Egmond, directeur Stakeholders 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Kamer van Koophandel, Nora Zwart ((V)MBO Business Schools) ING, Pieter de Haas ((V)MBO Business Schools) ADECCO, Pieter van der Lippe (Campus Nieuw West) Farwest, Jacques Thielen (Campus Nieuw West) Gered Gereedschap, Karin Spong (MP) Fortis Foundation, Cindy van de Berg (MP) Fortis Foundation, Mario Schiks (MP) 37