Stormschrift 83 (in totaal 86 delen) Getuigenissen van Gods Eeuwige Waarheid door “Myriam van Nazareth” Totus Tuus, Maria! KOM TOT MIJ, EN IK ZAL U RUST EN VERLICHTING SCHENKEN 83. Over God-gericht Leven als Weg naar Bevrijding Waarom gaat een mens onder lasten gebukt? God heeft Uw hele wezen geschapen rond een heilige levenskern, een soort antenne die steeds door de Schepper aangetrokken wordt als door een magneet, en in werkelijkheid steeds op Hem gericht blijft in het (vaak verborgen) verlangen om Zijn signalen op te vangen. Dit mechanisme mag tot één van de grootste en meest verheugende Goddelijke Mysteries worden gerekend. Het is in wezen onverwoestbaar, maar kan wel onwerkzaam worden wanneer de mens uit eigen vrije wil niet langer wenst te luisteren naar de signalen die de Bron van alle Leven uitzendt. De ziel in staat van ongenade snijdt zichzelf af van deze Bron. Zij leeft niet langer op God gericht. In een vroeger Stormschrift heb ik de staat van ongenade gedefinieerd als de toestand die ontstaat wanneer de ziel met zovele en/of zo ernstige zonden beladen is dat zelfs Gods Barmhartigheid en de Voorspraak van de Heilige Maagd Maria niet meer in zodanige mate in werking kunnen treden dat de ziel gereinigd wordt voor vrijspraak bij Gods oordeel. Deze toestand hoeft niet definitief te zijn. Het is nooit te laat om de staat van genade opnieuw te verwerven. Twee dingen slechts zijn daartoe nodig: genaden (hieraan ontbreekt het nooit), en Uw eigen wil om de genaden in Uw ziel op te nemen (te benutten, werkzaam te maken, in Uw wezen en leven in te bouwen). De ziel in staat van ongenade is als een mens die bijna sterft van dorst. De genade is als het verfrissende water dat opnieuw tot leven wekt; Uw eigen wil is als het drinken ervan. Zolang U niet drinkt, baat het U niet dat het water aan Uw voeten voorbijstroomt. Dit alles beantwoordt reeds grotendeels de vraag, waarom een mens onder lasten gebukt gaat. Het ontbreekt U nooit aan middelen om het ware leven van Uw ziel in stand te houden: U hebt daartoe de uitrusting ontvangen (het leven zelf, en alle vermogens van ziel, geest, hart en lichaam om het met vrucht te leiden), alsook de handleiding, de gebruiksaanwijzing (de ware Leer van God in de Woorden van Christus en de woorden van de Heilige Geest die spreekt door Zijn heiligen). Hoe beperkt ook Uw vermogens als mens, hoe groot ook Uw zwakheden, en hoe drukkend ook Uw levensomstandigheden, Uw ziel zal niet “onder lasten gebukt gaan” zolang zij op God gericht leeft, omdat zij dan voortdurend drinkt aan de stroom en eet uit de boomgaard van Gods genaden, die Uw leven “leefbaar” maken. God heeft Uw ziel geschapen en haar in een stoffelijk lichaam in de wereld gezonden voor een leven dat beperkt is van duur. Hij heeft U de beschikking gegeven over vele hulpbronnen, en voor deze welke Hij op een gegeven ogenblik in Uw leven (nog) niet voor U ontsloten heeft, wijst Hij U de weg om de sleutel te vinden die ze voor U kan openen. Genade is niet alleen wat U 2 krijgt, genade is ook alles wat U de weg wijst om het te bekomen. De eerste vorm van genade is louter gave of geschenk, de tweede vorm is de schatkist van de verdienste, die uiteindelijk Uw gezellin zal zijn wanneer U na dit leven door de Goddelijke Gerechtigheid geoordeeld wordt. Aan genaden ontbreekt het nooit. De mens die beweert dat hij niet de genaden ontvangt om van zijn leven het beste te maken, heeft Gods Liefde niet herkend noch begrepen. De enige maatstaf waarmee U kunt meten of U het beste van Uw leven maakt, is de weg die U bewandelt om de eeuwige gelukzaligheid te verdienen, de wijze waarop U deze weg bewandelt, en de ingesteldheid van Uw hart tijdens deze reis. Waaraan het wèl kan ontbreken (en dit is bij heel veel zielen het geval) is de wil om uit de stroom der genaden te putten. Het is door deze inspanning dat U de genaden voor U tot nut maakt. Elke inspanning waardoor U een genade in Uw ziel poogt in te bouwen (anders gezegd: elke inspanning waardoor U daadwerkelijk uit de stroom der genaden drinkt) is het resultaat van een op-God-gericht-leven. Dit kan in vele gradaties. Vele zielen wenden zich nooit tot God, andere doen dit af en toe, nog andere stellen God in alles centraal. Zij die zich nooit tot God wenden, leiden een leven dat totaal op de wereld gericht is, en zij stellen gewoonlijk zichzelf, hun eigen persoon en noden, tot middelpunt van al hun handelen, denken, voelen, willen en streven. Zij die zich af en toe tot God wenden, zijn de zoekenden, die er in zekere mate rekening mee houden dat God bestaat, doch wier hart nog dermate in de wereld geworteld zit dat zij Hem slechts beschouwen als één van vele 3 bronnen van geluk, verlichting en bevrediging. Het ontbreekt hen zowel aan inzicht als aan liefde om God te zien voor wat Hij werkelijk is: de enige Bron van alle leven en geluk. Zij die zich in alles tot God wenden, leiden een leven dat volkomen en totaal op God gericht is. Deze levenshouding bereikt haar volmaaktheid in de totale, onvoorwaardelijke en eeuwigdurende toewijding, die haar grootste diepgang en haar meest volkomen begeleiding en bescherming vindt in de totale toewijding aan de Heilige Maagd. Het volkomen op God gericht leven, is de weg naar ware bevrijding, innerlijke rust, de weg langs dewelke God en Zijn genade binnenkomen. Het Evangelie verhaalt hoe de apostelen kort na de Verrijzenis bij elkaar waren in het cenakel te Jeruzalem, en hoe Jezus binnenkwam hoewel de deuren gesloten waren. Beschouw dit beeld en wat hier mede achter schuilgaat. De apostelen hadden alle deuren gesloten uit vrees voor de joden. U zou het zo kunnen zien dat de joden hier symbool staan voor alles wat werelds is. Elke ziel in het land van Israël, die zich na de verkondiging van Jezus’ Leer en Zijn Dood en Verrijzenis niet tot de nieuw geopenbaarde, enige Waarheid van God, het christendom, had bekeerd, bleef jood. “De joden” kunt U hier dus beschouwen als symbool voor alles wat niet op God gericht is. In feite hadden de apostelen zich dus afgesloten voor alles wat werelds was. Zie bovendien hoe Jezus alle wereldse barricades (de gesloten deuren) doorbreekt om binnen te treden: God treedt binnen in de harten die voor Hem ontvankelijk zijn en zich totaal voor de wereld hebben afgesloten. Pas dit gebeuren toe op Uw eigen leven, 4 en bedenk dat Gods genade alles kan doordringen (Hij kan zonder enige moeilijkheid elk ogenblik Uw hart betreden), maar Hij zal dit des te eerder doen wanneer U vrijwillig alles buitensluit wat werelds is, en met hart en ziel naar Zijn Aanwezigheid verlangt (zoals dit bij de apostelen na de Verrijzenis het geval was). God wacht op een teken van Uw vrije wil om de sloten van Uw hart te openen. God kan binnen in een huis dat vergrendeld is (Hij doet dit in talloze Heilige Communies, want zonder tal zijn zij die de Heilige Communie ontvangen met een lauw of totaal onverschillig hart, dat dus niet werkelijk geopend is voor Zijn Komst), maar Hij doet het niet ten volle zolang er geen manifeste wil blijkt om Hem binnen te laten. Op God gericht leven, kunt U dus in een beeld beschouwen als leven in een huis dat U zorgvuldig afgrendelt voor alle invloeden van de wereld (U ondergaat ze onvermijdelijk, maar de hoeveelheid invloeden die U bereiken, kunt U tot op zekere hoogte zelf bepalen, en vooral de mate waarin deze invloeden Uw hart werkelijk raken), maar dat U tegelijkertijd openstelt voor God door werkelijk naar Zijn Tegenwoordigheid te verlangen. Hoe merkt God het verschil, aangezien toch Uw deuren vergrendeld zijn? Uw openheid, Uw verlangen naar Hem, blijkt uit het licht dat doorheen de kieren van Uw deuren en ramen naar buiten toe straalt. Dit licht wordt ontwikkeld door de Liefde. Een vergrendeld huis dat bovendien inwendig verduisterd is, is een hart waarin geen ware Liefde leeft. Zijn vergrendeling houdt de wereld niet buiten, want de wereld leeft en broedt reeds volop binnen zijn muren. De ziel die op de wereld gericht leeft, stelt gewoonlijk zichzelf tot 5 middelpunt. Dat komt doordat de wereld geen ware Liefde kent. Wanneer de invloeden en de wezenskern van de wereld heersen in de ziel, wordt deze slechts gedreven door de drang tot zelfbehoud: de ziel wordt egocentrisch (zij ziet zichzelf als middelpunt van alles, en verwacht dat alle aandacht en inspanningen van haar omgeving op haar gericht worden) en egoïstisch (zij eist alles voor zich op, en meent in alles het recht van voorrang te bezitten boven alle medeschepselen). Deze ziel wordt als het ware haar eigen afgod: zij stelt zichzelf op een voetstuk, boven alles verheven, en verwacht dat anderen haar ook op dit voetstuk zien. Deze ziel is zodanig van zichzelf vervuld dat zij voor God geen plaats meer kan (en wil) inruimen in haar leven. Zij betaalt hiervoor een tol: te veel op zichzelf gericht leven, schept innerlijke onrust. Daarentegen zal de ziel die in haar handelen, denken en voelen op God gericht leeft, innerlijk tot rust komen en de ware vrede van hart vinden: zij draagt het Hemelse leven reeds in zich. De voorkeuren van de ziel (haar keuze voor God ofwel voor de wereld en zichzelf), en de daaruit voortvloeiende gesteldheid van hart (rust en vrede, of onrust en onvrede) bepalen de mate van geluk, blijmoedigheid en ontspanning waarmee U Uw levensweg ten einde gaat. Zij zijn eveneens medebepalend voor Uw gesteldheid in het uur van Uw dood. In het stervensuur heeft de ziel de neiging om op een koortsachtige wijze te trachten om klaar te komen met datgene wat haar tijdens haar leven op aarde het meest heeft beziggehouden. Indien dat vooral wereldse gedachten, bestrevingen en belangstellingen zijn geweest, zal de ziel er in het 6 stervensuur moeilijk in slagen om daarvan los te komen en de vlucht naar de niet-stoffelijke eeuwigheid te beginnen. Deze strijd is wat de doodsstrijd wordt genoemd: de onrust van de ziel die niet met zichzelf en met God in het reine is omdat zij zich niet van de wereld kan losmaken. Dit is de toestand van de louter spirituele strijd van de ziel; een doodsstrijd kan ook op kunstmatige wijze (door bepaalde medicijnen of vergiftigingstoestanden in het lichaam) veroorzaakt worden. Wanneer de ziel haar beleving uit de gevangenis van louter werelds denken en voelen heeft weten te bevrijden, kan zij deze verworven vrijheid op haar beurt helpen overdragen op andere zielen. Dit is mij geopenbaard als secundaire genade. Beschouw het volgende beeld: wanneer U een steentje in een vijver met rustig water gooit, kunt U zien hoe zich kringen vormen die steeds breder uitdeinen. Die kringen worden langzaam vager naarmate zij zich verder verwijderen van het middelpunt (de plaats waar het steentje in het water is gevallen), doch de bewegingen in de watermoleculen onder de oppervlakte gaan nog een tijdje door nadat Uw ogen de laatste beweging hebben waargenomen. Dit is precies wat in het verborgene gebeurt wanneer U een ontvangen genade tot vrucht brengt: Uw omgeving merkt of voelt de verandering in U, en de zielen die U het meest nabij zijn, vangen dit in de grootste mate op. Wanneer zij deze vrucht werkelijk in zich opnemen, kunnen zij daardoor bepaalde veranderingen in zichzelf bewerken, die zij op hun beurt naar andere zielen toe kunnen uitstralen. Zo zal de oorspronkelijke (primaire) genade haar licht om zich heen doorgeven 7 in steeds breder worden kringen, die gewoonlijk geleidelijk zwakker worden naarmate zij zich van de kern (de ziel die de oorspronkelijke genade heeft ontvangen) verwijderen. Een ander voorbeeld voor secundaire genade: U ontdekt een tekst die zeer inspirerend en stichtend is voor Uw ziel, en U bouwt het gelezene zodanig diep in Uzelf in dat U er met geestdrift over vertelt aan een medemens. Deze merkt de verandering die deze nieuwe kennis in Uw gedrag, Uw denken en voelen heeft veroorzaakt, en hoe Uw hele wezen dit op een aanstekelijke wijze begint uit te stralen, en als gevolg hiervan neemt ook hij deze genade in zich op. Deze ziel is dan ontvanger van de secundaire genade. De grote opdracht van Uw leven op aarde bestaat in het vinden van de weg naar de heiligheid, en de volharding in het voltooien van die weg. In Gods ogen is een leven dat niet uitmondt in heiligheid voor de ziel in wezen als een verloren leven, dat weliswaar een rol zal hebben gespeeld binnen Zijn Heilsplan, doch niet datgene heeft verwezenlijkt waartoe de ziel geroepen was. De weg naar de heiligheid is de weg van de bevrijding van Uw ziel. U kunt deze slechts bereiken door volkomen op God gericht te leven. De grootste verdienste is echter deze, dat U op Uw beurt ook wordt tot een sleutel die de boeien van andere zielen losmaakt. In Voluntate Dei, Uw “Myriam” Apostolat; Postfach 50 15 59; D-50975 Köln, e-mail: myriam@myriam-van-nazareth.net www.myriam-van-nazareth.net 8