LOB 3.0 Hoe sociale media loopbaanleren kunnen versterken LOB 3.0 Hoe sociale media loopbaanleren kunnen versterken LOB 3.0 Hoe sociale media loopbaanleren kunnen versterken Inhoudsopgave Voorwoord 1 Inleiding 5 7 2 Wat zijn sociale media? 13 3 LOB en sociale media: een goede combinatie? 4 Het KIES-model 26 5 Wat kunt u zelf doen? 6 Tien gouden tips 19 32 39 Bijlagen 1 Mediawijsheid vereist 44 2 De rollen van betrokkenen: docent, student, ouders 3 Verbinding met het hele onderwijsproces 48 Colofon 50 46 Voorwoord Echte aandacht voor kwaliteiten, mogelijkheden en drijfveren student In onze maatschappij moeten jongeren al heel jong een keuze maken voor een studierichting. Zo vroeg zelfs dat ze soms niet eens precies weten wat ze later willen worden. Dit kan grote gevolgen hebben: valt de opleiding tegen, dan is de kans op uitval groot. Loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) – en het hiervoor opgestarte Stimuleringsproject LOB in het mbo – stelt onderwijsinstellingen in staat studenten beter en professioneler te helpen bij het maken van keuzes. Door hen dingen over zichzelf te laten ontdekken, krijgen zij essentiële bouwstenen aangereikt voor hun talentontwikkeling en toekomstige loopbaan. Het doel: echte aandacht voor de loopbaan van de individuele student laten doordringen tot in de haarvaten van het mbo. Geen op zichzelf staand project Jongeren hebben behoefte aan begeleiding bij het maken van de juiste opleidingsen beroepskeuzes, zo blijkt uit diverse onderzoeken. Als zij goed inzicht hebben in hun drijfveren en mogelijkheden, kunnen zij weloverwogen keuzes maken voor een vervolgopleiding of beroep. Dit vergroot tegelijkertijd de slagingskans van diverse maatregelen uit Focus op Vakmanschap en aanvullende plannen. Denk aan voortijdig schoolverlaten (VSV), excellentie, de terugkeer van de menselijke maat in het mbo, samenwerking vmbo-mbo-hbo, de invoering van de herziene kwalificatiedossiers en doelmatigheid. LOB is zodoende geen op zichzelf staand vak of project, maar een wezenlijk onderdeel van het hele onderwijsproces. LOB vervlechten met dagelijkse onderwijspraktijk Door LOB structureel te vervlechten met de dagelijkse onderwijspraktijk kunnen kansen verzilverd worden. De docent/SLB’er kan de student – vanuit zijn pedagogische relatie met die student – als geen ander coachen bij diens loopbaan. Het erop gespitst zijn of een student nog op zijn plek zit moet een tweede natuur worden. Net als steeds weer praten mét in plaats van tegen of over de student. Door deze extra aandacht krijgt de student de kans relevante loopbaancompetenties te ontwikkelen voor een levenslange succesvolle loopbaan. Praktische instrumenten Het Stimuleringsproject LOB in het mbo kijkt vanuit diverse perspectieven naar LOB en zoekt daarbij steeds naar praktische instrumenten om onderwijsinstellingen op passende wijze te ondersteunen bij talentontwikkeling en het loopbaanleren van hun studenten. Dit is de afgelopen periode vanuit thematische werkgroepen en in samenwerking met relevante partners gebeurd. 5 Publicatie LOB 3.0 Sociale media zijn inmiddels overal. Het onderwijs zoekt naar manieren om het gebruik van sociale media van toegevoegde waarde te laten zijn. Niet alleen als communicatiekanaal, maar ook als hulpmiddel en versneller voor het actualiseren van het onderwijs en als waardevolle bijdrage aan de loopbaanontwikkeling. Deze publicatie laat zien dat sociale media diverse mogelijkheden bieden om LOB nog krachtiger neer te zetten binnen de onderwijsinstelling. Wij hopen mbo-instellingen met deze publicatie te inspireren om sociale media binnen hun instelling in te zetten op een manier die past bij hun ambities en mogelijkheden. Op www.lob4mbo.nl is – in aanvulling op deze publicatie – nog veel meer relevante informatie te vinden. Fieny Peerboom, projectleider Stimuleringsproject LOB in het mbo 6 1 Inleiding Herinnert u zich nog de tijd dat u in de schoolbankjes zat? Wist u toen al dat u nu in het onderwijs zou werken? Kunt u zich nog de beslissende momenten herinneren op het pad dat u aflegde van school naar werk? Weet u nog hoe zenuwachtig u was voor uw eerste sollicitatiegesprek? Of hoeveel moeite u had bij het schrijven van een sollicitatiebrief? Herkent u vragen als: hoe moet ik mezelf presenteren? Of: wie ben ik eigenlijk? En weet u nog welke hulp u kreeg bij het maken van loopbaangerelateerde keuzes? De afgelopen jaren is er veel veranderd in de manier waarop studenten antwoorden zoeken op dit soort vragen. De opkomst van communicatiemiddelen en -mogelijkheden die gebruik maken van slimme ict-toepassingen heeft hierop veel impact gehad, net zoals de onstuitbare opkomst van sociale media. Apps, statusupdates, foto’s – die in de wereld van de sociale media ook wel pica’s worden genoemd – en vriendschapsverzoeken vliegen je om de oren. Jongeren van nu weten alles van deze sociale media en zijn dan ook echte grootverbruikers. Ze gebruiken sociale media om allerlei redenen en voor allerlei doeleinden: van vriendschappen onderhouden tot nieuws volgen en van gamen tot leren. Het is voor hen misschien wel het belangrijkste medium om in contact te treden met en te leren over de wereld om hen heen. Daarom is het interessant en belangrijk om te kijken naar het nut van sociale media voor loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB). Hoe kunnen deze hedendaagse communicatiemiddelen een bijdrage leveren aan de oriëntatie en voorbereiding van studenten op hun loopbaan? Deze publicatie is geschreven voor docenten aan mbo-instellingen die hun studenten goed willen voorbereiden op hun toekomstige loopbaan. We verkennen de manier waarop sociale media en LOB elkaar kunnen versterken. Hoe werkt dit in de praktijk? Welke lessen zijn er al geleerd? En wat voor tools en (les)mogelijkheden zijn er voorhanden? Eerst gaan we in op wat sociale media zijn. Vervolgens beschrijven we hoe sociale media en LOB elkaar kunnen versterken. Daarna volgen activiteiten en oefeningen die u samen met studenten kunt uitproberen. We sluiten af met tien gouden tips, waarvan er een aantal in de drie bijlagen nader wordt toegelicht. Verspreid door deze publicatie vindt u bovendien een aantal interviews met experts uit de praktijk. 7 Studenten over sociale media ‘Het is echt belangrijk voor je latere werk dat je goed op internet staat’ Hoe denken mbo-studenten over hun opleiding, toekomst, persoonlijke ontwikkeling en het gebruik van sociale media? We vroegen het aan Fenna, Ilse, Cynthia, Catherina, Stefan en Ferhat. Alle zes zijn ze eerstejaars student Juridische Dienstverlening aan het Friesland College. Keuzes maken voor je eigen toekomst Ilse: ‘De meeste studenten hebben geen idee van wat ze later willen worden. De meesten van ons gebruiken deze opleiding als vooropleiding voor het hbo. Het is gewoon een hele brede studie. Je leert handige dingen, bijvoorbeeld over contracten, Nederlands en juridische termen. Je bent heel veel met jezelf bezig en leert veel handige algemene skills. Je kunt er nog alle kanten mee op.’ Stefan: ‘Ik ben deze opleiding niet zo heel bewust gaan volgen. Ik wist ook niet dat je hier heel erg met jezelf bezig zou gaan. Maar dat is eigenlijk wel heel goed, want je leert jezelf zo wel goed kennen. Dat is belangrijk, zeker als je later in je beroep ook andere mensen wilt helpen. Dan is het fijn als je goed weet wie je bent en waar je voor staat. Ik vind de vraag “Wat doe jij over 20 jaar?” moeilijk te beantwoorden. Ik zie mezelf in ieder geval niet zo heel lang hetzelfde doen. Ik denk dat je later meerdere banen zult hebben en dat je om de zoveel jaar denkt “Nu ga ik weer wat anders doen”.’ Catherina: ‘Ik denk dat je nooit echt helemaal weet wat je later wil gaan doen. Ik vind te veel dingen leuk. Dat zal later in je werk ook zo blijven. Ik denk dat je groeit in je werk en dat je gaandeweg merkt: “Hé, ik wil deze kant wel op”. Op mijn stageplek werkt iemand die al zeventien jaar op hetzelfde kantoor, op dezelfde afdeling, dag in dag uit hetzelfde doet. Dan leef je ’s ochtends naar je pauze toe en wanneer je die hebt gehad, leef je naar het moment van 17.00 uur toe en dan is je dag alweer voorbij. Nou, mij niet gezien!’ Ilse: ‘Je leert ook van dingen die je niet leuk vindt. Ik merk bijvoorbeeld in mijn stage dat ik heel veel met 8 8 papieren bezig ben. Dat vind ik eigenlijk niet zo leuk, want ik ben liever met mensen bezig.’ Ferhat: ‘Misschien kom je er in het laatste jaar wel achter wat je wilt gaan doen? Voor mij staat in ieder geval vast dat ik naar het hbo wil gaan.’ Fenna: ‘We leren ook veel over onszelf door coaching en de ontwikkelingsplannen die we moeten maken. Catherina: ‘En we moeten heel zelfstandig werken. Op de basisschool werd alles voorgekauwd en hier moet je het gewoon zelf doen. Plus, hier doe je wat je leuk vindt en dan wíl je ook wel wat doen.’ Stefan: ‘Ik heb het hier eigenlijk gemakkelijker dan in mijn vorige opleidingen, omdat dit meer bij mijn persoonlijke interesses past.’ Leren over jezelf Fenna: ‘Ik vind presenteren niet zo leuk. Ook al heb ik het goed voorbereid, dan nog denk ik niet: “Hé, dat doen we even”. In een groepje is het wel oké, maar in je eentje, brrrrr.’ Ferhat: ‘Ik vind presenteren wel leuk. Als ik over mezelf moet zeggen waar ik goed in ben, vind ik dat niet erg, omdat de dingen die ik dan noem ook echt zo zijn. Ik ga geen dingen roepen die niet waar zijn natuurlijk. Ik zeg niet zo van “Hé, kijk mij eens”.’ Ilse: ‘Ik vind het erg moeilijk om zo maar drie dingen op te noemen waar ik goed in ben.’ Fenna: ‘Je bent hier op school met al die dingen bezig, met reflectie, de POP’s, de coaching. Je kijkt daarmee heel veel naar je eigen gedrag. Hoe deed ik dat? Wat ging goed? Wat kan beter? Vroeger was ik nooit met dat soort vragen bezig. Ik was meer die puber die dat allemaal niet zo boeiend vond.’ Catherina: ‘Een goede coach is echt met jou bezig, heeft interesse in jou, luistert, heeft het beste met je voor en is streng als dat nodig is. Daarnaast is die coach niet alleen op school, maar soms ook in de schoolomgeving of buiten schooltijden bereikbaar.’ 9 Stefan: ‘Stel dat de les al begonnen is, dan belt een goeie coach op of stuurt een whatsapp om te vragen waar je blijft en of alles goed is.’ Stefan: ‘Ik heb een hele goede begeleider op stage.’ Ilse: ‘Ik een beetje een te goede... Ik vind dat ik wel wat meer losgelaten mag worden. Gisteren kreeg ik weer te horen dat ik niet zo veel op m’n telefoon moest kijken.’ Sociale media De studenten gebruiken verschillende soorten sociale media: Facebook, Instagram, Snapchat, Whatsapp, Edmodo, LinkedIn. ‘We gebruiken deze sociale media vooral privé en om te kijken naar wat andere (interessante) mensen doen’, zo vertellen ze. ‘Edmodo (www.edmodo.com) is wel echt heel handig voor school. Je kunt er alles vinden: de studiegids, de roosters, materiaal voor vakken. Maar je kunt ook heel gemakkelijk contact leggen met je leraren of klasgenoten. Het is een soort Twitter voor school. Als je iets kwijt bent, kun je het zo vinden. De gewone sociale media (lees: Facebook, Instagram, Snapchat) gebruiken we eigenlijk niet voor contact met leraren of mensen op de stage.’ Stefan: ‘Ik heb voor mijn stage wel even wat foto’s van mijn profielen op sociale media verwijderd. Ik zeg ook tegen vrienden dat ze geen foto’s van mij mogen plaatsen zonder mijn toestemming.’ Fenna: ‘Het is echt belangrijk voor je latere werk dat je goed op internet staat.’ Ferhat: ‘Ik heb al mijn profielen afgeschermd en voeg alleen mensen toe die ik persoonlijk goed ken.’ Fenna: ‘Ik heb voor mijn stage wel even via LinkedIn gekeken wie daar allemaal werkt. Wat voor mensen dat zijn en hoe het bedrijf werkt.’ Ferhat: ‘Ik heb geen Linkedin-profiel, omdat ik nog weinig werkervaring heb. Ik vraag me dan af wat ik erop moet zetten. Als je weinig op je profiel hebt staan, staat dat misschien niet zo goed.’ 10 Stefan: ‘Het is eigenlijk net als bij Instagram. Als je daar een foto op zet en je krijgt maar tien "likes", is dat wel een beetje sneu. Dan kun je die foto er maar beter vanaf halen.’ Ilse: ‘We gebruiken toch wel veel sociale media bij de lessen, bijvoorbeeld Kahoot (https://getkahoot.com). Daarmee kunnen we voor toetsen even online oefenen. Dat is heel gemakkelijk en leuk.’ Cynthia: ‘Het is wel goed dat we het hier op school hebben gehad over wat je wel en niet op internet zet. Het is wel raar dat als je jezelf googelt, dat je dan foto’s kunt tegenkomen die je niet eens meer kent. Eigenlijk moet je dit op de basisschool al leren.’ Cynthia: ‘Het is wel belangrijk om samen regels op te stellen over hoe sociale media door een groep worden gebruikt. Wat deel je wel, wat deel je niet. Ik zie dat ook op mijn stage, dat er zelfs online gepest wordt via sociale media. Dat is toch kinderachtig!’ Stefan: ‘Ik accepteer geen mensen van mijn stageplek. Ik heb verder niets met die mensen. Ik voeg niet zomaar iedereen toe.’ Fenna: ‘Het is heel fijn dat je sociale media ook kunt gebruiken om hulp te vragen bij medestudenten.’ Ferhat: ‘Ik deel mijn eigen beste presentaties niet, omdat je dan het risico loopt dat het gejat wordt.’ Ilse: ‘Sociale media zijn super handig voor als je in groepjes opdrachten doet. Je hebt op ieder moment en op elke plek toegang tot het project waar je aan werkt. Dat zal je in je latere werk ook hebben. Dat is wel heel fijn.’ Afleiding van je smartphone De smartphone is alom aanwezig in het leven van de studenten, zo vertellen ze: ‘Ik kan ook gewoon niet wakker worden zonder telefoon. Ik kijk ’s ochtends als ik wakker word ongeveer een kwartiertje op mijn telefoon. Ook als ik naar bed ga trouwens.’ En: ‘Laatst had ik een hele dag geen telefoon. Dat was vreselijk. Ik werd helemaal gek. Ik wilde de hele tijd op mijn telefoon kijken, maar dan realiseerde ik me weer “Oh nee, ik heb geen telefoon”.’ 11 Cynthia: ‘Ja, je raakt wel eens afgeleid als je je telefoon op tafel hebt liggen. Even op Facebook kijken of een berichtje versturen gaat heel makkelijk.’ Catherina: ‘Een les duurt anderhalf uur. Anderhalf uur niet op je telefoon kijken, is echt wel heel lang.’ Ferhat: ‘Ik heb mijn wifi altijd uit op school of leg mijn telefoon op de kop als ik aan het werk ben. Zodat ik niet het licht van het scherm zie als er een berichtje binnenkomt.’ Stefan: ‘Ik zie wel eens het licht van mijn telefoon in mijn ooghoek, terwijl dat er helemaal niet is.’ 12 2 Wat zijn sociale media? De opkomst van sociale media in de afgelopen jaren zal niemand zijn ontgaan. Toch weet niet iedereen wat sociale media nu precies zijn. Een korte verkenning. Op Wikipedia – ook een sociaal medium – staat de volgende definitie van sociale media: ‘Sociale media is een verzamelbegrip voor online platformen waar de gebruikers – zonder of met minimale tussenkomst van een professionele redactie – de inhoud verzorgen. Hoofdkenmerken zijn interactie en dialoog tussen de gebruikers.’ Verbinding Mensen worden door sociale media online met elkaar verbonden. Sociale media faciliteren de interactie tussen deze mensen. Sociale media zijn er in verschillende vormen en maten en kennen een veelheid aan gebruikers. Te denken valt aan fora, kennissites die door gebruikers worden beheerd (Wikipedia), sociale netwerken (Facebook, Instagram, Twitter of Snapchat), foto-platforms (Flickr of Tumbler), blogs en video-sites (Youtube of Vimeo). De top vijf van meest gebruikte sociale media in Nederland in 2015 ziet er als volgt uit: De meest gebruikte platformen 9,4 miljoen 6,8 miljoen 3,9 miljoen 3,8 miljoen 2,8 miljoen Nederlanders maken gebruik van Youtube waarvan1,2 miljoen dagelijks Nederlanders maken gebruik van Google+ waarvan1,3 miljoen dagelijks Nederlanders maken gebruik van LinkedIn waarvan 0,4 miljoen dagelijks Nederlanders maken gebruik van Twitter waarvan 1 miljoen dagelijks 13 Nederlanders maken gebruik van Facebook waarvan6,6miljoen dagelijks Jongeren Voor jongeren zal dit plaatje er iets anders uitzien. Zo blijkt uit onderzoek dat het gebruik van Facebook en Twitter onder jongeren daalt, terwijl het gebruik van Instagram en Snapchat toeneemt. Maar dit neemt niet weg dat vrijwel alle Nederlanders – en met name jongeren – dagelijks een of meerdere sociale media gebruiken. Dit is natuurlijk ook het gevolg van het feit dat iedereen tegenwoordig met een smartphone toegang heeft tot al deze platforms. Maar waar zijn jongeren dan zo druk mee? Simpel gezegd doen ze op sociale media eigenlijk wat ze altijd al deden: kletsen, grapjes maken, roddelen, met elkaar in contact komen. Gebeurde dit vroeger meestal op het schoolplein, onder de lantarenpaal of bij het kampvuur op een schoolkamp, tegenwoordig gebruiken jongeren hier sociale media voor. De aantrekkingskracht van deze media zit dan ook in het feit dat jongeren niet per se bij elkaar in de buurt hoeven te zijn om contact met elkaar te hebben. Met hun smartphone hebben ze eigenlijk op elk moment van de dag al hun vrienden en kennissen in hun broekzak zitten. En dat is fijn voor jongeren, die vanwege hun identiteitsvorming nu eenmaal erg gericht zijn op hun sociale netwerk. Voordelen Het gebruik van sociale media heeft een aantal voordelen. Gebruikers hebben bijvoorbeeld snel toegang tot hun netwerk. Ook is het relatief gemakkelijk om nieuwe netwerken aan te boren en nieuwe werelden te verkennen. Daarnaast kunnen gebruikers snel de informatie vinden die ze op een bepaald moment nodig hebben. Ze zijn snel op de hoogte van nieuws en actualiteiten. Sociale media vergroten ook het bereik van gebruikers. Doordat gebruikers van sociale media zelf de controle hebben over die media, hebben ze een gevoel van autonomie. Sociale media creëren ook verbondenheid. Met sociale media kunnen gebruikers nieuwe werelden verkennen, experimenteren en leren. Nadelen Er kleven echter ook nadelen aan het gebruik van sociale media. Zo kunnen gebruikers bijvoorbeeld snel afgeleid raken en groepsdruk ervaren, wat weer stress en onzekerheid kan opleveren. Daarnaast liggen risico’s als cyberpesten, privacyissues, infobesitas of verslaving en catfishing – waarbij iemand zich anders voordoet dan dat hij of zij werkelijk is – op de loer. Communicatiemiddel Samengevat zijn sociale media een belangrijk en niet meer weg te denken communicatiemiddel in onze hedendaagse samenleving. Er zitten positieve en negatieve kanten aan. Het is dan ook zaak dat jongeren goede ondersteuning krijgen bij hun gebruik van sociale media, zodat ze zich hier op een constructieve manier in kunnen ontwikkelen. Zo leren ze deze nieuwe media op een waardevolle manier te gebruiken in hun (verdere) leven. 14 Rik Spruijt Digital Manager bij jongerencommunicatiebureau YoungWorks Wilde vroeger profvoetballer worden ‘Relevantie is het toverwoord’ ‘Ik ben opgegroeid in een rustig wijkje in Alphen aan de Rijn. Ik ben in Rotterdam naar de middelbare school gegaan en daar ben ik uiteindelijk ook gaan wonen. Ik heb weinig meer met Alphen, omdat mijn hele sociale leven zich vooral in Rotterdam en op andere plekken afspeelt. Wat ik fijn vind aan Rotterdam is de dynamiek. Er is altijd iets te doen en als je aan de drukte wil ontsnappen kan dat ook. Mijn grote passies zijn voetbal en muziek, in het bijzonder hiphop. Tijdens mijn studie was ik heel actief voor het online hiphop-platform hiphopinjesmoel.com. Ik schreef concertreviews en deed interviews met artiesten. Ik heb daar nu helaas minder tijd voor, maar ben er nog wel bij betrokken. Ik vind het sowieso nog steeds heel tof om nieuwe muziek te vinden en te delen. Wat mij vooral aanspreekt in hiphop is dat het een jonge, rebelse, trendsettende do-it-yourself-cultuur is.’ ‘Toen ik klein was, wilde ik net als veel jochies profvoetballer worden. Ik was best goed en ben ook gescout door een aantal profclubs. Ik heb ook nog een paar selectietrainingen gedaan bij FC Utrecht, maar uiteindelijk was ik gewoon niet goed genoeg. Ik “werk” al sinds mijn elfde, twaalfde en was me al snel bewust van het feit dat ik met het geld dat ik verdiende kon gaan studeren, zodat ik later werk zou kunnen doen wat ik echt tof vond. Wat dat dan precies was, wist ik niet. Maar wel dat ik werk wilde doen dat er toe doet. Iets inhoudelijks en iets met mensen. Ik ben heel nieuwsgierig naar hoe mensen – vooral jongeren – zich gedragen en hoe je die kennis kunt inzetten om ze te bereiken. Dat is ook de reden waarom ik om half 1 ’s nachts direct een mailtje stuurde naar YoungWorks toen ik zag dat ze daar een stagevacature hadden.’ ‘Grappig genoeg is mijn interesse voor het hele online gebeuren ontstaan vanuit mijn liefde voor hiphop en het zoeken naar nieuwe muziek. Zo’n tien à vijftien jaar geleden werd muziek vinden en beluisteren een stuk gemakkelijker dankzij het internet (Kazaa, cd’tjes branden). En toen ik voor mijn stage bij YoungWorks terechtkwam, kwamen mijn interesse in de jongerendoelgroep en de online-wereld samen.’ ‘Nu ben ik digital manager bij YoungWorks, wat inhoudt dat ik continu check en onderzoek wat jongeren online doen. Op basis daarvan geef ik klanten strategisch advies over hoe ze hun doelgroepen met online activiteiten in beweging kunnen krijgen. Daarnaast werk ik ook mee aan de productie en monitoring van campagnes die we uitvoeren voor bijvoorbeeld ASML, Albert Heijn en de TU Eindhoven. De laatste 15 tijd geef ik ook veel lezingen over het onderwerp jongeren en de digitale wereld. Ik heb altijd gezegd “je trekt aan wat je uitstraalt”, maar het is dan wel zaak om je passie te vinden. Ook moet je bereid zijn om daar hard voor te werken. Dan heb je een veel grotere kans om werk te doen waar je gelukkig van wordt.’ ‘Ik ben me bewust van wat ik deel op sociale media, maar ben niet bezig om mezelf een (online) imago aan te meten door dingen bewust wel of juist niet te delen. Ik deel vooral wat ik tof vind.' 'Sociale media zijn in de kern platforms die mensen met elkaar verbinden. Voor jongeren is het inmiddels een onmisbare aanvulling op hun offline leven. Sociale media brengen hen in contact met anderen, zowel dichtbij (zoals vrienden en familie) als verder weg (zoals merken, organisaties of andere voor hen relevante mensen). Gesprekken op het schoolplein worden voortgezet op WhatsApp. Eigenlijk is het gewoon zo dat jongeren niet meer in termen van on- en offline denken.’ ‘Voor jongeren zijn sociale media extra belangrijk, omdat ze heel erg bezig zijn met hun eigen identiteit. Sociale media kunnen als spiegel werken: hoe reageren anderen op mij? Ook helpen sociale media jongeren bij het aangaan van nieuwe relaties en contacten. Bovendien is het gebruik van sociale media ook gewoon tijdverdrijf en entertainment. Als je een foto op Instagram zet en die krijgt geen “likes”, dan haal je hem eraf en denk je beter na over de foto die je er de volgende keer opzet.’ ‘Jongeren gebruiken gemiddeld vijf verschillende sociale media. De belangrijkste functies daarbij zijn entertainment, informatie en communicatiemogelijkheden. Die functies verschillen per kanaal. Zo is Facebook inmiddels meer een feed voor nieuws, online crap – grappige filmpjes en plaatjes – en events geworden. En is Whatsapp meer bedoeld voor direct contact tussen personen. Een voorbeeld: op Facebook word je uitgenodigd voor een feestje, op Whatsapp bespreek je met je vrienden hoe laat je afspreekt en wat je aantrekt, op Snapchat deel je foto’s van het feestje, op Instagram deel je vervolgens de leukste foto met een mooie filter en op Youtube check je de aftermovie.’ ‘Als ik kijk naar loopbaanontwikkeling en sociale media, denk ik dat tieners zich niet bewust zijn van de relatie tussen beide. Die zijn nog helemaal niet bezig met “zelfontwikkeling” in het kader van loopbaanontwikkeling. Maar jongeren die iets ouder zijn, denken wel meer na over wat ze delen op sociale media. Die beseffen meer dat je met het posten van content laat zien wie je bent, waar je achter staat of waar je tegen bent. En daarbij hebben ze soms ook hun latere werkgever in het achterhoofd.’ ‘Sociale media worden in die zin ook gebruikt als “personal branding”. Ze maken de wereld een stukje kleiner. Je hebt meer mogelijkheden en vrijheid dan ooit om informatie tot je te nemen en contact te leggen met mensen, onafhankelijk van tijd of plek. Daarom zijn sociale media zeker interessant in het kader van loopbaanoriëntatie. Door te plaatsen wat je kunt of tof vindt, kun je er ook voor zorgen dat die informatie terechtkomt bij mensen die je niet kent. Zo bouw je je netwerk verder uit. 16 Rik Spruijt: ‘Sociale media kunnen als spiegel werken’ 17 Andersom is online ook een aanvulling op de mogelijkheden om via je eigen netwerk vacatures of stages vinden. Alleen moet je dit wel bewust doen.’ ‘Mediawijsheid is dan ook heel belangrijk. Want wat jongeren kenmerkt is hun impulsieve puberbrein en de focus op de (zeer) korte termijn. Wat je online doet, kan je natuurlijk veel langer online achtervolgen dan offline. Jongeren hebben daar echt sturing en opvoeding – ondersteuning – bij nodig. Helaas zie je vaak dat volwassenen onzeker zijn over die begeleiding, omdat ze niet zo bekend zijn met alle online platforms. Maar je hoeft echt niet precies te weten hoe een platform werkt om een gesprek met jongeren aan te gaan over wat ze daar doen, wat ze delen en met wie ze contacten hebben.’ ‘Twee zaken zijn heel belangrijk als je als volwassene of organisatie aan de slag gaat met jongeren en sociale media. Ten eerste moet je je afvragen of het past bij jou als persoon of als organisatie. Daarnaast moet je goed nadenken over welk kanaal je voor welk doel inzet en welke kaders je hiervoor schept voor jongeren. Je moet dus niet lukraak “iets met Facebook” gaat doen. Ik zou hoe dan ook altijd jongeren betrekken bij de inrichting van je eigen sociale mediaplatform. Daarbij moet je samen bespreken wat het doel is, welke regels er gelden, wat de afspraken zijn, of het een afgeschermd platform is of niet, enzovoort. Daarnaast moet je je realiseren dat er bij sociale media altijd een dialoog plaatsvindt. Je moet dus reageren als je vragen krijgt. Jongeren voelen het gewoon aan als je sociale media geforceerd inzet. Daar zijn ze heel allergisch voor. Relevantie is hierbij het toverwoord. Bij elke actie moet duidelijk zijn wat jongeren er (het liefst op de korte termijn) aan hebben.’ ‘Je moet sociale media nooit als doel inzetten, je moet het gebruiken als aanvulling. Ontwikkeling stopt niet op het moment dat studenten de klas uitlopen, maar gaat 24/7 door. Sociale media kunnen een kanaal zijn om dat ontwikkelproces ook buiten het schoollokaal te faciliteren. Docenten kunnen dat wat buiten gebeurt ook weer klassikaal bespreken, waardoor er betekenis aan wordt gegeven en iedereen er iets van opsteekt. Ontwikkeling is geen eendimensionaal proces tussen student en docent. De vraag is dan ook: hoe koppel je school, thuis, ouders, werk en stage binnen dit ontwikkelproces?’ ‘Het blijft altijd spannend en onvoorspelbaar om jongeren via sociale media te benaderen, want ze kunnen reageren – of juist niet. Als ze niet reageren, terwijl dat wel je doel was, heb je gefaald. Maar daar leer je van. Als ze wel terug praten, kan dat positief of negatief zijn… En dat heb je van tevoren dus niet helemaal in de hand. Reageren jongenen positief, dan zul je zien dat ze er ook hun vrienden bij betrekken. Dan kun je dus echt veel impact hebben. Als jongeren negatief reageren, is het zaak om daar op juiste manier mee om te gaan en hun kritiek heel serieus te nemen. Dan voelen ze zich gehoord en kun je uiteindelijk alsnog een positief effect bereiken. Die dialoog is key en vormt de basis voor zingeving, betekenis en ontwikkeling.’ 18 3 LOB en sociale media: een goede combinatie? Voordat we ingaan op de relatie tussen LOB en sociale media, is het van belang om duidelijk te maken wat we verstaan onder loopbaanoriëntatie en -begeleiding. LOB is het geheel van activiteiten, waarmee de mbo-instelling de student ondersteunt bij de ontwikkeling van zijn zelfsturend vermogen en de ontwikkeling van zijn loopbaancompetenties. De student leert deze competenties in samenhang te ontwikkelen, onder andere vanuit reflectie op ervaringen en het gesprek hierover. Hierdoor leert hij om gedurende zijn leerloopbaan vanuit zelfinzicht tot goede keuzes te komen, doelen te bereiken en zodoende zijn loopbaan te sturen. Loopbaancompetenties Concreet gaat het bij LOB om het ontwikkelen van vijf loopbaancompetenties. Wat verstaan we onder deze competenties? En hoe kunnen sociale media deze competenties versterken? 1. Capaciteitenreflectie: ontdek je talent Benoemen wat je goed kunt. Met sociale media kunnen studenten verkennen of anderen dit talent bij hen herkennen. 2. Motievenreflectie: ontdek je passie Benoemen wat je graag wilt en wat je ambieert. Met sociale media kunnen studenten verkennen in hoeverre hun passie aansluit bij hun mogelijkheden in de praktijk. Bijvoorbeeld door LinkedIn te gebruiken of door aansluiting te zoeken bij een Facebook- of LinkedIn-groep. 3. Werkexploratie: onderzoek je werkplek Onderzoeken hoe je kwaliteiten en drijfveren zich verhouden tot de eisen van de opleiding of eventueel werk. Welke opleidingen en werkgebieden passen bij jou? Studenten kunnen sociale media gebruiken om zich een beter beeld te vormen van de eisen van een vervolgopleiding, stageplek of baan. Ze kunnen sociale media ook gebruiken om te bepalen of deze eisen aansluiten bij hun eigen talent en passie. 4. Loopbaansturing: zelf aan zet Je loopbaan sturen door nieuwe stappen te zetten en jezelf te profileren. Studenten kunnen zichzelf op een voor hun beroep gepaste manier presenteren op sociale 19 concept 5 juni 201 en -begeleiding in het mbo media. Bijvoorbeeld door te onderzoeken hoe sociale media hierbij een rol kunnen spelen (uithangbord/presentatieplatform). 5. Netwerken: in gesprek met Loopbaangerichte leeromgeving Een netwerk opbouwen en onderhouden. Met sociale media kunnen studenten Door hetnagaan creëren van een loopbaangerichte leeromgeving onderwijsinstellingen leerlingen en studenten welke interessante personenkunnen en organisaties er zijn. Ze kunnen sociale media beter begeleiden bij hun keuzes in de (onderwijs)loopbaan. Dit verstevigt hun arbeidsidentiteit en ze ontwikkelen ook inzetten om op een constructieve manier met deze personen en organisaties in hun loopbaancompetenties. Een loopbaangerichte leeromgeving voldoet aan de volgende voorwaarden: contact te komen. Hij wordt bevraagd op zijn kwaliteiten, waarden en De leeromgeving is praktijkgestuurd. Richting en identiteit ambities en ontwikkelt hierdoor zijn zelfbeeld en zijn niet te ontwikkelen vanuit een boek. De student moet zelfinzicht. Deze reflectieve dialoog wordt uitgevoerd echte ervaringen op doen. Hierom staan levensechte Doorcentraal, het creëren van een loopbaangerichte leeromgeving kunnen vanuit onderstaande opzet. mbo-instellingen problemen waarbij het bedrijfsleven een cruciale rol kan spelen. De in student en krijgt hiermee zeggenschap hun studenten beter begeleiden bij hun keuzes hunkan (onderwijs)loopbaan. Dit zogeover zijn eigen leerproces. Er is een reflectieve dialoog. De student praat met een naamde loopbaanleren is een cyclisch proces en ziet er als volgt uit: of meer vertrouwde personen over zijn ervaringen. De cyclus van loopbaanleren 1 Terugkijken Ervaring 3 Vooruitkijken Gesprek 2 Reflecteren Keuze 4 Activeren Opzet voor de reflectieve dialoog Ervaring Startpunt bij loopbaanleren is de ervaring die een student opdoet, bijvoorbeeld tijdens zijn stage, werk of in zijn vrije tijd. Belangrijk is dat het om een ervaring gaat die er voor de student toe doet. De student moet deze ervaring delen door erover te vertellen of door zijnLOB-scan: verhaalhulp op papier zetten. Hiermee reflecteert hij op de bij visie,te beleid en implementatie ervaring en geeft hij er een eerste betekenis aan. Als de student zijn ervaring heeft bod zoals ‘organisatie’ (bijvoorbeeld de rollen en taken in Visie, beleid en ambities zorgen voor inspiratie, duidelijkheid gedeeld met anderen, zal hij reacties krijgen op wat hij heeft verteld. de onderwijsinstelling) en ‘samenwerking’ (bijvoorbeeld en samenhang. Zij maken het proces van een beoogde ouderbetrokkenheid of de gezamenlijke aanpak van LOB door kwaliteitsverbetering bestuurbaar en beheersbaar. Bij het vmbo en mbo). Door deze onderdelen gezamenlijk te bespreken, bepalen Dialoog van LOB-beleid is de LOB-scan een handig hulpmiddel: kunnen de betrokkenen de ambities ten aanzien van LOB voor de deze brengt medewerkers met verschillende functies met Er ontstaat een dialoog, waarbij docenten bijvoorbeeld kunnen doorvragen op de korte en middellange termijn bepalen. De LOB-scan is te vinden elkaar in gesprek over de stand van zaken van LOB in hun ervaring Hierbij of feedback kunnen geven. kunnen ook ouders, stagebewww.lob4mbo.nl onderwijsinstelling. komen belangrijke aspecten aanNaast deviadocent geleiders, andere docenten of medestudenten goede gesprekspartners zijn. Ook deze gesprekken kunnen de student aanzetten tot reflectie. Op basis van de dialoog komt de student tot nieuwe inzichten over wat hij kan en wil en welk(e) werk/stage/ vervolgopleiding bij hem past. Op basis vanLOB deze nieuwe Stimuleringsproject in het mbo inzichten formuleert de student de nieuwe stap die hij wil zetten: hij maakt een keuze. loopbaanmagazijn voor loopbaanlessen, een lessenserie Het door het ministerie van OCW gesubsidieerd Stimuleringsnetwerken, een handleiding voor het ontwikkelen van project LOB in het mbo biedt mbo-instellingen handvatten Keuze breed en samenhangend beleid voor LOB te levensechte opdrachten en een lesmodule voor LOB om een instelling en kwetsbare beschikking en organiseert formuleren, te implementeren enheeft krachtige loopbaangerichte Nadat de student besloten wat hij wil gaan doenjongeren) of zijn ter ambities helder heeft kennisdelingsbijeenkomsten. Het Stimuleringsproject wordt leeromgevingen te creëren. Het Stimuleringsproject biedt – nieuwe praktijkervaring opdoen, een ander beroep verkennen of concrete opleiuitgevoerd onder verantwoordelijkheid van MBO Diensten. onder meer een training aan in het voeren van reflectieve dingsmogelijkheden onderzoeken – moet hijZie hier ook echt werk van maken. Hij kijkt www.lob4mbo.nl. loopbaangesprekken, stelt instrumenten (onder meer een 20 bijvoorbeeld of iemand uit zijn netwerk hem hierbij zou kunnen helpen. Al deze stappen samen leiden tot een nieuwe ervaring voor de student, waarna de cyclus van loopbaanleren opnieuw van start gaat. Loopbaanleren versterken met sociale media Sociale media kunnen het loopbaanleren van studenten op een aantal manieren versterken: • Sociale media bieden aan elke gebruiker een profielsite. De student kan zich hierop presenteren en zo voor een breed publiek inzichtelijk maken wat hij kan of wil. Omgekeerd geldt dat ‘de andere kant’ (bedrijven, werkgevers, et cetera) zich ook profileert op sociale media. Deze twee werelden kunnen via sociale media met elkaar worden verbonden. • De student kan ervaringen delen via sociale media. Het schrijven over ervaringen is op zichzelf al een vorm van reflectie. Als de student hiervoor een specifiek sociaal medium gebruikt, kan dit medium na verloop van tijd ook inzicht bieden in de verschillende ervaringen die de student heeft opgedaan en als een soort portfolio dienen. Het is ook heel waardevol als de student via dit sociale medium ook de ervaringen van anderen kan bekijken. • Sociale media bieden studenten de mogelijkheid hun netwerk te verbreden, doordat het relatief eenvoudig is contact te leggen met onbekenden. Bovendien kunnen studenten met hulp van sociale media gemakkelijker zoeken naar mensen met een bepaald beroep of een bepaalde interesse (en omgekeerd!). • De student kan via sociale media feedback vragen aan anderen op zijn ervaringen. Hierdoor kan hij de dialoog verbreden. Niet alleen de mentor gaat dan met de student in gesprek over zijn ervaring. Ook ouders, stagebegeleiders en vrienden kunnen gemakkelijker worden betrokken bij het loopbaanleren van de student. 21 Mariëlle Rutten Onderzoeker bij de Open Universiteit: onderzoek naar sociale media en loopbaanleren. Wilde binnenhuisarchitect of modeontwerpster worden ‘Laat studenten zelf het “hoe” kiezen’ ‘Ik kom oorspronkelijk uit Zuid-Limburg, maar woon nu in Nijmegen. Ik werk bij de Open Universiteit en doe daar onderzoek naar de relatie tussen loopbaanleren en sociale media. In mijn vorige baan als onderwijsadviseur bij KPC Groep heb ik me hier ook mee bezig gehouden. Ik ben nieuwsgierig naar nieuwe, onbekende werelden. Daarom vind ik dit ook zo’n interessant thema. Sociale media hebben de wereld veranderd en dat heeft allerlei gevolgen. Ook voor het onderwijs en de persoonlijke ontwikkeling van studenten. Ik wil weten hoe die nieuwe wereld werkt en hoe je daar als student, docent of school je voordeel mee kunt doen.’ ‘Eigenlijk is de relatie tussen loopbaanleren en sociale media voor mij persoonlijk ook best belangrijk. Ik wist op mijn vijftiende totaal niet wat ik wilde worden. Wel was ik goed in wiskunde. De decaan zei tegen mij dat ik econometrie moest gaan studeren, want daar zou ik gemakkelijk een baan mee kunnen krijgen. Dat heb ik een half jaar volgehouden en toen ben ik ermee gestopt, omdat het zo gortdroog was. Daarna heb ik een tijdje in de horeca gewerkt, totdat ik in Nijmegen spontaan een keer naar een psychologiecollege aan de universiteit ging. Toen ging de knop om: ik wist meteen dat mijn nieuwsgierigheid naar menselijk gedrag in combinatie met onderzoek – waarbij goed zijn met cijfers overigens erg van pas komt – mijn ding was. Nu doe ik dus onderzoek naar manieren waarop jongeren er sneller en beter achter kunnen komen wie ze zijn, wat ze willen en wat ze kunnen. Precies wat ik vroeger zelf eigenlijk ook nodig had! Op dit moment onderzoek ik wat het van scholen en docenten vraagt om jongeren bij loopbaanleren te ondersteunen met sociale media.’ ‘De officiële definitie van LOB is het ontwikkelen en inzetten van loopbaancompetenties. Maar voor mij gaat LOB over het (steeds meer) leren om jezelf te worden. Ontdekken wie je bent, je eigen kwaliteiten ontdekken en ontdekken wat je leuk vindt. Dat kun je op verschillende manieren doen, bijvoorbeeld door activiteiten te ondernemen, ervaringen op te doen, daarop te reflecteren en er betekenis aan te geven of door persoonlijke portfolio’s te maken. Uit mijn onderzoek blijkt dat sociale media hier een handig en praktisch hulpmiddel voor zijn.’ ‘Sociale media zijn met name heel nuttig voor het loopbaanleren van mbo’ers. Denk aan het aanleggen van een portfolio, persoonlijke online presentatie (personal branding) en netwerken. De hele arbeidsmarkt werkt immers op die manier. En als je bedenkt dat we steeds meer naar een samenleving gaan waarin een leven lang leren 22 23 en flexibiliteit de norm zijn, worden vaardigheden als personal branding of netwerken extra belangrijk. Daar zijn die sociale media dus belangrijke middelen voor. Uit internationaal onderzoek blijkt dat vrijwel alle bedrijven álle sociale media gebruiken om potentiële werknemers te werven en te selecteren. Maar ze gebruiken sociale media wel op verschillende manieren. Iemands profiel op LinkedIn wordt meer als cv gebruikt (dus om te kijken of iemand over de juiste vaardigheden en ervaring beschikt), terwijl een Facebook- of Instagram-profiel meer gebruikt wordt om iemands persoonlijkheid in te schatten: past iemand wel binnen het bedrijf? Het lijkt me handig als je je daar als toekomstige professional bewust van bent.’ ‘Bij sociale media heerst natuurlijk een enorme beeldcultuur: foto’s, filmpjes, selfies, noem maar op. Daar schuilt ook een risico in. Want klopt dat beeld wat iemand van zichzelf neerzet wel met wie iemand echt is? Ben jij dat wel die daar staat en eeuwig en altijd happy is? In dit kader is mediawijs worden en het experimenteren met je eigen identiteit en de beelden die je van jezelf neer kunt zetten echt wel nuttig. Al is het alleen al om het gesprek over jezelf op gang te brengen.’ Mariëlle Rutten: ‘De dynamiek van sociale media is complex’ ‘Scholen en docenten worstelen enorm met de inzet van sociale media voor LOB-doeleinden. Als school wil je deze middelen heel systematisch en gecontroleerd inzetten. Maar de dynamiek van sociale media is complex en juist minder systematisch van aard. Dat maakt, denk ik, dat docenten het vaak erg spannend vinden om hiermee aan de slag te gaan. Want hoe borg je bijvoorbeeld de veiligheid of hoe voorkom je cyberpesten en dat soort dingen? Veel scholen willen daarom ook liever met een elektronische leeromgeving werken die veilig en afgesloten is. Maar is dat dan even nuttig?’ ‘Wij hebben het verschil tussen die veilige, afgebakende omgeving en de reguliere (open) sociale media onderzocht. Je ziet dan de doelen die je als docent stelt een belangrijke rol spelen. Wil je met jonge, onervaren leerlingen oefenen hoe ze zichzelf kunnen presenteren, dan is zo’n afgebakende veilige omgeving het beste. Voor vmbo’ers is dit bijvoorbeeld erg nuttig, omdat ze dan nog fouten mogen maken en kunnen experimenteren. Als het gaat om LOB-aspecten als netwerken, een portfolio bouwen of jezelf presenteren, zijn juist de reguliere en meer realistische sociale media – zoals LinkedIn of Facebook – nuttiger en leerzamer. Dit is natuurlijk wel spannend voor docenten. Zij vragen zich af of ze dan als docent ook op Facebook of LinkedIn moeten of dat ze Facebook-vrienden moeten worden met studenten. Het grappige is dat het allemaal wel blijkt mee te vallen als docenten er eenmaal mee gaan werken. Veel vragen komen ook echt voort uit onbekendheid. Het is daarom 24 heel belangrijk dat een docent ruim de tijd krijgt (of neemt) om zelf te bepalen wat een prettige, veilige en handige manier is om met deze media te werken. En daarmee ook experimenteert. Als docenten ervoor kiezen om met de reguliere sociale media aan de slag te gaan, moeten ze de verantwoordelijk ook echt bij de studenten zelf durven neer te leggen. In die zin moeten docenten soms ook leren loslaten. Je hebt dan als docent meer een coachende rol dan de rol van kenniseigenaar.’ ‘In de praktijk zou ik docenten willen aanraden om studenten zelf te laten kiezen hoe ze sociale media zouden willen gebruiken bij LOB. Uiteraard moeten ze dan wel volgen wat er gebeurt en dit bespreekbaar maken. Je hoeft niet per se stapsgewijs de loopbaancyclus te doorlopen. Wat je wel moet doen, is uitleggen wat relevant is en waar studenten rekening mee moeten houden. Vervolgens laat je ze gewoon hun gang gaan. Het is daarbij wel handig als de studenten gerichte opdrachten meekrijgen, zoals: maak een profiel aan, leg contact met je stagebedrijf, ga eens op LinkedIn op zoek naar een groep die voor jou interessant is, kijk eens of je mee kunt doen in een discussie op LinkedIn, enzovoort.’ ‘Samenvattend kun je zeggen dat de keuze voor een medium afhangt van het doel dat je met sociale media en LOB wilt bereiken. Wil je dat studenten door middel van het delen van ervaringen, reflectie en het aangaan van de dialoog iets over zichzelf leren? Dan zijn afgeschermde platformen – een afgesloten groep op Facebook of de eigen elektronische omgeving van de school – het meest geschikt. Wil je dat studenten voor hun eigen loopbaan leren omgaan met sociale media, dan zijn juist de open platforms, zoals LinkedIn, Facebook of Instagram veel nuttiger. Hier leren ze netwerken of zichzelf presenteren. In beide gevallen moeten mbo-instellingen en docenten wel even door de koudwatervrees heen, maar in de praktijk blijkt dit uiteindelijk best mee te vallen.’ 25 4 Het KIES-model Om ervoor te zorgen dat studenten sociale media inzetten voor hun LOB, is het zaak dat de meerwaarde voor hen helder is. Dat kan bijvoorbeeld door het stellen van een duidelijk leerdoel. Loopbaanleren – in dit geval: leren hoe je sociale media kunt inzetten om jezelf beter te leren kennen of sociale media inzetten voor het vinden van een stage of voor de oriëntatie op (vervolg)-opleidingen of werk – kan een heel betekenisvol leerdoel zijn voor jongeren. Hoewel veel jongeren gebruikmaken van sociale media als Facebook, Instagram en Snapchat, doen zij dit vooral voor privédoeleinden. De crux is dan ook om sociale media zo in te zetten dat het voor jongeren ook interessant wordt. Daarvoor zal de inhoud moeten aansluiten op hun dromen, wensen en behoeften. Zeker als u van plan bent om de ‘openbare’ sociale media (Facebook, Twitter, Instagram, et cetera) in te zetten. Het kan in dit kader juist ook zinnig zijn om een veilige en afgeschermde omgeving te creëren. Hierbij gaat het dan om een omgeving waar alleen de klas bij kan, en die dus niet per se openbaar is voor alle vrienden van de studenten. Denk hierbij aan een afgeschermde Facebookgroep of de elektronische leeromgeving van de school. We mogen namelijk niet vergeten dat jongeren (en trouwens ook scholen en docenten!) het ook spannend vinden dat iedereen hen online kan volgen en zien. Zeker als het om presteren gaat. Ook werkgevers gebruiken sociale media Onderzoek laat zien dat meer dan 90 procent van de werkgevers via sociale media informatie over sollicitanten opzoekt. Vrijwel alle jongeren zijn bovendien actief op sociale media als Facebook, Twitter, Instagram of Pinterest. Zij zijn zich echter maar weinig bewust van hun eigen zicht- en vindbaarheid. Daarbij realiseren jongeren zich niet altijd dat wat ze doen op sociale media ook invloed heeft op toekomstige werkmogelijkheden. Aandachtspunten Om sociale media succesvol en effectief in te zetten voor loopbaanleren, kunt u het KIES-model hanteren. KIES staat voor: 26 • Klein • Interactie • Eigenaarschap • Safe Klein Houd het klein. Stel kleine, kortetermijnleerdoelen die direct aansluiten bij wat de student in de komende periode gaat doen. Interactie Zorg voor interactie. Om het gebruik van het sociale medium op gang te brengen en levend te houden, is het van belang dat de docent stuurt op interactie. Geef studenten opdrachten om naar elkaars profiel te kijken, elkaar een compliment te geven of een vraag te stellen naar aanleiding van een gedeelde ervaring. Deze vormen van interactie ondersteunen het loopbaanleren. Uiteraard moet ook de docent het sociale medium gebruiken. Eigenaarschap Geef studenten de ruimte om zelf te bepalen wat ze op het sociale medium over zichzelf vertellen. Ga het gesprek aan over hoe ze dat doen en waarom ze zich op een bepaalde manier presenteren. Hierbij is niet alleen een rol weggelegd voor de mbo-instelling en de docent, maar ook voor de ouders. Ook zij moeten hier met hun kind over in gesprek gaan. Safe Zorg voor een veilige omgeving, zowel offline als online. Ook voor studenten kan het spannend zijn om te delen welk beroep ze interessant vinden of wat ze op hun stage hebben gedaan. Zorg voor een overzichtelijke afgesloten omgeving voor de student of zorg dat de student zelf zijn privacyinstellingen kan bepalen. U kunt er ook voor kiezen de voor- en nadelen samen met de studenten te bespreken en op basis daarvan keuzes te maken. Dít kunnen studenten ook met sociale media! Sociale media kunnen de kans op het vinden van werk vergroten. Studenten kunnen bijvoorbeeld laten zien wie ze zijn en waar ze goed in zijn. Ze kunnen ervaringen delen, een portfolio opbouwen, communiceren en netwerken. Handig dus als jongeren die werk zoeken goed weten hoe ze sociale media hiervoor kunnen gebruiken. Naast het verkennen van de arbeidsmarkt zijn sociale media ook een interessant middel om jezelf beter te leren kennen. Want wat je leuk vindt, wat je laat zien van jezelf, met welke ideeën je je als jongere afficheert, kunnen een prima gespreksonderwerp zijn om je eigen waarden en drijfveren mee te leren ontdekken. Toch wordt er in het onderwijs in het kader van LOB nog maar weinig gebruikgemaakt van sociale media. 27 Ashwin Brouwer Docent/coach bij Friesland College en initiatiefnemer van www.socialmediainhetmbo.nl en loopbaanleren. Wilde banketbakker worden ‘Ik krijg LOB-coaching van mijn studenten’ ‘Vroeger wilde ik banketbakker worden. Het leek me prachtig om mooie dingen te maken, die ook nog eens lekker waren. Daarna wilde ik grafimedia gaan studeren, maar de school waar dat kon sloot haar deuren. Uiteindelijk ben ik toen maar naar de havo gegaan. En daar merkte ik dat ik goed was in dingen uitleggen aan mijn klasgenoten. Dat heeft me doen besluiten om leraar maatschappijleer te worden.’ ‘Ik wist vrij snel dat ik op het mbo les wilde geven, omdat het een hele praktijkgerichte doelgroep is, waarvoor je echt van betekenis kunt zijn. Mijn eerste stage-ervaring weet ik nog goed. Ik kreeg van een docent een briefje in mijn hand gedrukt met de boodschap “Oké Ashwin, hier moet je over tien minuten een les over geven”. Ik was net achttien en de hele klas zat vol 26-jarige vrouwen. Ik heb me erdoorheen gebluft en ze pikten het… En het was nog leuk ook! Ik werk nu zes jaar bij Friesland College. Daar ben ik begonnen als leraar in opleiding (LIO) en daarna ben ik er blijven plakken.’ ‘Het grappige is dat ik dat “mooie dingen maken”, wat ik bewonderde in banketbakkers, ook in mijn huidige werk toepas. Je ziet het in de presentaties voor mijn lessen, maar bijvoorbeeld ook op mijn platform www.socialmediainhetmbo.nl. Ik merk ook dat mensen zich eerder en meer willen verdiepen in zaken die aantrekkelijk zijn vormgegeven. Dat geldt ook voor docenten die met technische zaken, zoals internet en sociale media, worden geconfronteerd.’ ‘LOB is bij ons op school totaal verweven in de opleiding. We hebben een cocktail gemaakt van de gangbare LOB-competenties, dingen die we zelf belangrijk vinden (FC-competenties) en competenties die bedrijven belangrijk vinden. Dit komt op allerlei plekken in ons onderwijs terug, tijdens lessen, bij activiteiten, opdrachten, contact, noem maar op. Onze eerstejaars studenten moeten bijvoorbeeld na hun eerste week al direct hbo-instellingen verkennen en professionals interviewen over hun werk. Verder werken we met persoonlijke ontwikkelplannen (POP’s), jaarlijkse assessments, intervisie tijdens de stages en individuele coaching.’ ‘Wat studenten lastig of zelfs eng vinden, is om hun eigen kwaliteiten te benoemen. Ik vrees dat dit ook een beetje in de doelgroep zit. Veel studenten hebben toch ergens een deukje opgelopen, op school of thuis. Wij focussen op alles wat goed gaat en zij hebben zich vaak vooral gefocust op wat niet goed ging. Die switch is soms 28 lastig te maken. Studenten kunnen vaak weinig dingen noemen waar ze goed in zijn, terwijl ze een waslijst van dingen kunnen noemen waar ze niet goed in zijn. Hierbij speelt ook schaamte een rol. Ze voelen zich snel arrogant of opschepperig als ze over hun eigen kwaliteiten moeten praten. “Dat ga ik toch niet over mezelf zeggen”, hoor ik soms iemand zeggen. Soms denk ik wel eens dat het de Friese mentaliteit is. Tegelijkertijd hebben we ook veel buitenlandse studenten die dit moeilijk vinden.’ ‘Gelukkig zijn er allerlei werkvormen om deze schaamte te doorbreken. Ook sociale media kunnen hierbij helpen. Zo liet ik de klas laatst met Mentimeter (www.mentimeter.com) via hun smartphone de presentaties van klasgenoten beoordelen. Op die manier ontstaat er veel meer interactie, discussie en feedback vanuit de studenten zelf. Zo leren ze op speelse wijze reflecteren, feedback geven en ontvangen. Canva (www.canva.com) is een ander handig tooltje, waarmee je heel simpel en snel een prachtige poster kunt maken. Ik vraag studenten dan een poster te maken over dingen die ze leuk vinden. En voor ze het weten hebben ze dan iets gemaakt dat heel persoonlijk is. Als het op het grote scherm verschijnt, zijn ze ineens best trots omdat het er heel mooi uitziet en kunnen ze aan de hand van die poster ineens van alles over zichzelf vertellen. Het breekt het ijs, zeg maar. Pinterest (www.pinterest.com) is ook een goed platform voor dit soort oefeningen. Het is allemaal heel beeldend en dat werkt bij jongeren goed, want zo denken ze nu eenmaal.’ Ashwin Brouwer: ‘Het ging als een olievlek door de organisatie’ ‘Ik ben uit persoonlijke interesse gaan experimenteren met sociale media en webtools. Ik zag bij studenten dat ze heel druk waren met hun telefoon en dat triggerde me om te kijken hoe wij dat apparaat als docenten zinvol kunnen gebruiken. Dat begon bij LinkedIn (www.linkedin.com). Want hoewel we op school veel aandacht besteden aan papieren sollicitatiebrieven, gaat er nauwelijks aandacht naar de online aanwezigheid van studenten. Terwijl bedrijven natuurlijk direct opzoeken wat er online over sollicitanten te vinden is. Toen heb ik een workshop over Linkedin georganiseerd. Dat sloeg enorm aan bij studenten – en ook bij docenten! We vroegen studenten bijvoorbeeld om hun stagebedrijf om feedback te vragen via LinkedIn, zodat daar direct al aan die online aanwezigheid werd gewerkt en hun netwerk werd verstevigd.’ ‘Door alle positieve reacties heb ik toen een Facebookpagina over sociale media in het mbo aangemaakt, die vervolgens is uitgegroeid tot een heuse website: www.socialmediainhetmbo.nl. Dat ging als een lopend vuurtje door mbo-land en al snel kreeg ik van het Friesland College tijd om mijn collega’s uit te leggen wat ik allemaal doe 30 met sociale media. Ik probeer niemand te overtuigen, maar deel gewoon wat ik doe en hoe dat werkt. Ik laat bijvoorbeeld zien hoe je polls kunt houden met Mentimeter.’ ‘Door de enthousiaste verhalen van collega’s ging het hele sociale mediagebeuren eigenlijk als een olievlek de hele organisatie door. Een andere succesfactor is dat de verhalen en ervaringen van binnen de eigen school komen en niet van een of andere externe partij. Dan is het dichterbij, herkenbaar en minder eng en spannend voor docenten. In elke school is wel iemand te vinden die affiniteit heeft met sociale media. Het gaat erom dat je die als organisatie een beetje tijd, een podium en vertrouwen geeft. En dan kan het hard gaan! Het is ook nog eens goedkoper, effectiever en leuker als je het intern houdt. Mensen kunnen ook veel gemakkelijker vragen stellen als ze er even niet uitkomen. Inmiddels is de inzet van al die verschillende tools bijna normaal geworden bij ons. Het docententeam ziet ook dat de wereld verandert en wil studenten graag helpen om in die wereld uit de voeten te kunnen. Deze houding was niet vanaf het begin zo, maar is gegroeid door het meemaken van succeservaringen. Ook bij mijzelf.’ ‘Ik gebruik sociale media ook voor mijn eigen ontwikkeling: LinkedIn voor mijn netwerk (waarin ook mijn oud-studenten zitten), Twitter om op de hoogte te blijven en de Facebookgroep van het Friesland College voor scholing. Ook laat ik mijn studenten mijn eigen werk en lessen beoordelen via Socrative (www.socrative.com). Dat is heel handig omdat ik direct vragen kan stellen als ik hun feedback niet snap. Zo krijg ik dus ook LOB-coaching van mijn eigen studenten.’ 31 5 Wat kunt u zelf doen? Uiteraard kunt u ook zelf een bijdrage leveren aan het gebruik van sociale media bij het loopbaanleren van studenten. Hieronder vindt u drie eenvoudige activiteiten om zelf uit te proberen. Ook vindt u een aantal handige apps die u tijdens uw lessen kunt gebruiken. Er zijn natuurlijk nog meer goede voorbeelden, lesideeën, opdrachten en tools, die u kunt terugvinden in het door het Stimuleringsproject LOB in het mbo ontwikkelde Loopbaanmagazijn (te vinden via www.lob4mbo.nl). 1. Een profiel op- of bijstellen op sociale media De eerste stap bij het werken met sociale media is het aanmaken van een profiel. Zo’n profiel bestaat uit een aantal feitelijke gegevens, zoals een foto en een korte biografie. Uiteraard kan de student dit profiel altijd bijstellen. Leerdoelen • Kwaliteiten- en motievenreflectie: door het op- en/of bijstellen van het profiel reflecteert de student op hoe hij zich presenteert. Wie ben ik? Wat kan ik? Wat wil ik? • Loopbaansturing: door op LinkedIn kenbaar te maken wat de student kan en wil, geeft hij sturing aan de eigen loopbaan. • Reflectie op hoe de student zich presenteert en de reacties die dit bij anderen oproept, maken de student bewust van zijn media-gebruik. Ideeën voor de les Idee 1: Kiezen van een profielfoto – welke indruk wil je maken? Neem een aantal foto’s van uzelf mee en laat studenten uw naam eens googlen. Vraag studenten bij elke foto vanuit een andere rol commentaar te geven: • potentiële werkgever; • vriend/vriendin; • ouder; • medestudent. U kunt ook foto’s kiezen van iemand die de studenten niet kennen, bijvoorbeeld door te zoeken op ‘Google afbeeldingen’. Kies iemand waarover u wel gegevens hebt, maar die de studenten waarschijnlijk niet kennen (bijvoorbeeld Evert van Benthem 32 die twee keer de Elfstedentocht won, of Nina Brink van Worldonline). Zo kunt u achteraf kijken of de opmerkingen van de studenten – hun associaties – kloppen met de werkelijkheid. Uiteraard kunt u ook de dialoog aangaan met de studenten over de betekenis van associaties. Idee 2: Hoe kijkt een stagebedrijf naar je profiel? Laat studenten vrij in het opstellen van het profiel op een sociaal netwerk, zoals LinkedIn of Facebook. Nodig vervolgens iemand uit het bedrijfsleven (bijvoorbeeld iemand van een stagebedrijf) uit en laat hem aangeven welke indruk hij krijgt van een student op basis van het aangemaakte profiel. Ga vervolgens met de studenten en de professional in gesprek over de manier waarop studenten zich presenteren. 2. Netwerken: het leggen van nieuwe contacten Concrete werkervaringen opdoen of contact leggen met professionals die informatie geven over een beroep of een opleiding, is een effectieve manier om studenten zicht te geven op wat ze kunnen en willen (Meijers, Kuijpers en Winters, 2010). De rol van de docent bestaat met name uit het maken van afspraken over wat de student gaat doen (de inhoud van de vervolgstap) én op het formuleren van de vragen waar de student antwoord op wil krijgen tijdens de vervolgstap. Daar waar nodig begeleidt de docent de student tijdens de vervolgstap, bijvoorbeeld door mee te denken over hoe de student contact kan leggen met een onbekende of door na te denken over de vragen die de student aan deze persoon of tijdens een praktijkervaring wil stellen. Leerdoelen • De student ontdekt welke studie of arbeidsplek het beste bij zijn ambities past en leert zijn ambities waar te maken. • De student verbreedt zijn netwerk. • De student verkent beroepen en opleidingsmogelijkheden door in gesprek te gaan met anderen. • De student leert contact te leggen met mensen die hij nog niet kent. • De student leert op een passende (en veilige) manier contact te leggen met mensen via een sociale netwerksite. Ideeën voor de les Idee 1: Het leggen van contacten Voorbeeldlessen voor het leggen van contacten via internet: • I-respect (www.i-respect.nl/de_lessen/les/25/onzichtbaar_op_internet/introductie): een les over anoniem zijn op internet. • Wikiwijs (http://medialessen.wikiwijs.nl): algemene voorbeeldlessen. Idee 2: Het zoeken van informatie Lesvoorbeelden over het zoeken van informatie op internen: • Zoeken en vinden (www.zoekenvindenkiezen.nl/vmbo/intro.htm): deze filmpjes infomeren vmbo’ers over wat er komt kijken bij het zoeken, vinden en kiezen van informatie uit boeken, kranten en internet. • Op Medialessen (http://medialessen.wikiwijs.nl) zijn lessen te vinden over het zoeken met Google, het zoeken in Google Maps of het zoeken met andere zoekmachines. 33 3. LinkedIn-profiel aanmaken Een van de meest voor de hand liggende toepassingen van sociale media voor LOB is het aanmaken van een profiel op LinkedIn (www.linkedin.com). Iedereen van zestien jaar en ouder kan een profiel aanmaken op deze netwerksite. Ook onderwijsinstellingen kunnen een profiel aanmaken. Hiermee wil LinkedIn het voor studenten gemakkelijker maken om een studie te kiezen, loopbaanmogelijkheden te ontdekken en een stageplek te vinden. U kunt bijvoorbeeld goed zien welk beroep afgestudeerden van een bepaalde onderwijsinstelling hebben. Bij het aanmaken van een LinkedIn-profiel leren studenten hun kwaliteiten te herkennen en onder woorden te brengen. Studenten vertalen hun kwaliteiten in een online profiel, waarbij ze een antwoord krijgen op de vraag: wat heb je eraan als anderen weten wat jouw kwaliteiten zijn? Leeropbrengst De leeropbrengst van deze opdracht is dat de student: • zich bewust wordt van de kwaliteiten die hem typeren; • inzicht krijgt in het verband tussen zijn eigen kwaliteiten en een vervolgstudie of werk; • vaardig wordt in het visueel maken en verwoorden van kwaliteiten. Handige apps Hieronder volgen enkele apps en websites die u tijdens uw LOB-lessen kunt gebruiken: • LOBbook (te vinden via www.lob4mbo.nl): een laagdrempelig interactief (gesloten) sociale mediasysteem voor studenten en docenten. LOBbook sluit aan bij de digitale beleveniswereld van de student. Het instrument combineert het werken en volgen van loopbaancompetenties, het communiceren tussen studenten en docenten/begeleiders en praktische toepassingen, zoals aanwezigheidsregistratie en Skype- en agendamodules. • Edmodo (www.edmodo.com): met Edmodo creëert u zogeheten learning groups, digitale omgevingen voor uw klassen. U kunt er bijvoorbeeld opdrachten – met allerlei inspirerende achtergrondinformatie (zoals videoclips) – klaarzetten voor studenten. Heeft de student de opdracht af, dan kan hij de opdracht uploaden in Edmodo, waarna u de opdracht kunt beoordelen. • eWall (www.my-ewall.com): met dit persoonlijke videoprofiel kunnen studenten laten zien wie ze zijn en waar ze voor staan. eWall is aantrekkelijk en gebruiksvriendelijk en daarmee ideaal voor studenten om een online portfolio samen te stellen en te delen. Bovendien kunt u content (film, beeld) via eWall op een aantrekkelijke manier aanbieden. • PeerScholar (http://peerscholar.com): software waarmee studenten in de cloud inhoudelijke feedback kunnen geven op de producten van andere studenten. Het beoogde resultaat: betere producten. 34 • Socrative (www.socrative.com): met deze gratis online tool kunt u meningen peilen of een quiz delen met studenten. • DayOne (http://dayoneapp.com): met deze app kunnen studenten reflecteren op hun stages en andere ervaringen. Met DayOne doen ze hiervan aan de hand van tekst, foto’s en filmpjes verslag. U kunt studenten ook de opdracht geven DayOne echt als dagboek te gebruiken, met de verplichting om een aantal keer per week te reflecteren. Voor meer informatie over sociale media in het mbo kunt u ook eens een kijkje nemen op website www.socialmediainhetmbo.nl. 35 Lambert Smit Opleidingsmanager Drenthe College. Wilde vroeger automonteur of boer worden ‘De panic-knop is nog nooit gebruikt’ ‘Ik ben opgegroeid op een kleine boerderij in Paasloo waar ik heb geleerd om creatief om te gaan met telkens veranderende omstandigheden. Er kan weleens wat mis gaan op een boerderij en daar moet je dan een oplossing voor zien te vinden. De overgang van mijn kleine basisschool naar een grote middelbare school vond ik moeilijk. Je kunt wel stellen dat ik een van de eerste probleemjongeren was, zeker als je naar mijn cijferlijst kijkt. Door mijn passie voor sleutelen ben ik werktuigbouwkunde gaan studeren. Daarna heb ik een ommezwaai gemaakt naar het onderwijs. Ik begon als docent en werk nu als opleidingsmanager bij Zorg en Welzijn op het Drenthe College.’ ‘Studenten die moeite hebben om een plek in de maatschappij te vinden, hebben mijn warme belangstelling. Belangrijk is dat het leerklimaat goed is. En dat betekent voor alle niveaus wat anders. Niveau 1 heeft bijvoorbeeld meer behoefte aan persoonlijke aandacht, terwijl niveau 4 meer heeft aan inhoudelijke aandacht. Ik ben altijd op zoek naar nieuwe leermethoden en kom er steeds meer achter dat ervaringsgericht leren heel goed werkt. Dit vraagt wel om een andere manier van lesgeven, andere systemen én docenten. Samen met studenten en docenten probeer ik dit al doende te onderzoeken en vorm te geven.’ ‘Loopbaanoriëntatie leer je niet uit een boekje, net zo min als zwemmen. Het gaat om ervaringen meemaken, dingen proberen, onderzoeken, doelen stellen en bijstellen. Zo leer je over jezelf en je omgeving. Ik heb studenten ooit met hulp van Lego Serious Play het onderwijs van de toekomst laten bouwen. Daaruit bleek dat studenten het liefst een digitale leeromgeving willen, die echt van hen zelf is. Op basis daarvan heb ik een Facebook-achtige omgeving – DC Extra genaamd – laten bouwen, waarin de data en gegevens puur voor onszelf zijn. Ik wilde studenten hiermee ook trainen in het gebruik van sociale media, omdat ik via Facebook soms foto’s van leerlingen voorbij zag komen die niet heel handig waren. Tijdens de pilot bleek meteen dat studenten de digitale omgeving heel goed weten te gebruiken, vooral ook omdat ze dit gewend zijn uit hun dagelijkse leven.’ ‘In DCextra houden studenten hun eigen ervaringen bij, kunnen ze verslagen, foto’s en allerlei andere zaken uploaden. Alle ervaringen die studenten opdoen, staan zo op een centrale plek. Het mooie is dat we als docenten veel meer informatie krijgen over waar onze studenten mee bezig zijn, wat we weer kunnen vastknopen aan 36 37 persoonlijke leerdoelen. Hiermee wordt LOB nog meer maatwerk. Daarnaast kanaliseren we de informatiestroom en dat levert docenten tijdwinst op. Die tijd kunnen ze weer steken in het voeren van goede gesprekken.’ ‘Mooi is ook dat we zien dat studenten elkaar les gaan geven. Zo laat een student via DCextra aan zijn vrienden zien hoe hij de banden van een Porsche 911 vervangt. Iemand anders legt zijn klasgenoten aan de hand van een kortingsactie op zijn stageplaats uit hoe btw werkt. Ik ben ook van mening dat sollicitatiebrieven en cv’s helemaal achterhaald zijn. Een portfolio aanleggen en netwerken is veel belangrijker en past ook beter bij deze jonge doelgroep en de arbeidsmarkt. DCextra helpt studenten hierbij. Het is fijn dat iedereen het systeem ook naar eer en geweten gebruikt. Zo bevat het systeem een panic-knop voor als er ruzie uitbreekt, maar die is in drie jaar tijd nog nooit gebruikt.’ Lambert Smit: ‘We zitten nu dichterbij de belevingswereld van onze studenten’ ‘Uiteraard vraagt het werken met DCextra een mindshift van docenten. En dat is niet voor iedereen even gemakkelijk. Elke docent heeft immers een ander instapniveau en een eigen visie op onderwijs en LOB. Ze moeten vertrouwde dingen los laten, nieuwe dingen ervaren en echt zelf de meerwaarde van het systeem zien en voelen. In die zin kun je eigenlijk ook spreken van LOB voor docenten. Dat is ook de reden dat we werken aan een gemeenschappelijke visie van ons team. Verder is het belangrijk dat de schoolorganisatie kartrekkers zoekt en die vrijspeelt om met zo’n traject aan de slag te gaan. Zij kunnen ervaringen delen en draagvlak creëren. Natuurlijk is het ook zaak dat je met elkaar de dialoog aangaat, net als bij je studenten. Verder moet je ook heel goed kijken hoe je de grootste criticasters kunt helpen, zodat zij hun input kwijt kunnen en het systeem voor hen ook waardevol is. Dat is wel een spannend strategisch proces.’ ‘Maar als het werkt, zoals bij ons het geval is, is de winst voor jongeren (en docenten) enorm. We zitten nu veel dichterbij de belevingswereld van onze studenten. Het contact is heel laagdrempelig. Studenten kunnen 24/7 hun vragen kwijt en dat geeft rust. Bovendien trainen we hun mediavaardigheden in een gesloten systeem, wat erg helpt bij identiteitsontwikkeling en -uiting. Onze studenten leren ook veel beter over zichzelf te vertellen. En ze bouwen automatisch een netwerk en portfolio op. Docenten begeleiden vooral het proces, maar niet per se de inhoud van het LOBproces. Daarmee wordt de student meer eigenaar van zijn eigen ontwikkeling.’ 38 6 Tien gouden tips Concluderend kunnen we stellen dat sociale media zeker te gebruiken zijn bij LOB. Enerzijds dragen ze bij aan de loopbaancompetenties waarmee je jezelf beter leert kennen en zelfsturing ontwikkelt. Anderzijds zijn ze heel instrumenteel bij het presenteren van jezelf of bij het netwerken op de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd bestaat er geen heilige graal voor de inzet van sociale media bij LOB; het is een proces van experimenteren en leren. Om u hierbij te helpen vindt u hieronder tien gouden tips voor de integratie van sociale media en LOB. 1. Verbind sociale media met andere loopbaanleeractiviteiten in de school, zoals beroepspraktijkvorming, loopbaanreflectiegesprekken en eventuele excursies. 2. Bouw de inzet van sociale media op. Niet alle studenten zijn even bekend met sociale media. Ook weten niet alle studenten even goed hoe ze deze media kunnen inzetten voor hun loopbaan. In de eerste leerjaren zal meer nadruk liggen op hoe studenten zich kunnen presenteren en op de opbouw en presentatie van hun portfolio-ervaringen. In de laatste fase van de opleiding zal het meer gaan om het opbouwen en verbreden van een voor de loopbaan relevant netwerk. 3. Zorg voor professionalisering van de begeleider van de studenten en investeer in zijn rol. De begeleider van de studenten speelt een centrale rol in zowel het voeren van loopbaanreflectie-gesprekken als in het begeleiden van studenten bij de inzet van sociale media gericht op de loopbaan. 4. Doorloop het cyclische proces van loopbaanleren met studenten. Studenten moeten ervaringen opdoen, deze delen, reacties ontvangen en hierover een dialoog voeren (met docenten, medestudenten, ouders, et cetera). Hierdoor krijgen ervaringen betekenis en wordt het zelfinzicht van studenten vergroot. Zo ontwikkelen studenten ook de vijf competenties van loopbaanleren: capaciteitenreflectie, motievenreflectie, werkexploratie, loopbaansturing en netwerken. Sociale media zijn bij uitstek geschikt om ervaringen te beschrijven, te delen en vervolgens het gesprek aan te gaan. 39 5. Gebruik het KIES-model. De belangrijkste aandachtspunten bij de inzet van sociale media voor loopbaanleren zijn Klein houden (kortetermijnleerdoelen stellen), Interactie bevorderen, Eigenaarschap bij studenten leggen en een Safe (veilige) omgeving creëren. 6.Zoek manieren om het gebruik van sociale media in het kader van loopbaanleren persoonlijk en relevant te maken. Jongeren gebruiken sociale media vooral privé. Daarom is het belangrijk dat activiteiten in het kader van sociale media en loopbaanleren nauw aansluiten op de persoonlijke behoeften en drijfveren van studenten. Overweeg ook het gebruik van afgeschermde groepen of platformen. De loopbaanervaringen van studenten zijn immers niet per se voor iedereen relevant. 7.Stimuleer mediawijsheid. Aangezien sociale media vaak een publieke aangelegenheid zijn, is het van groot belang dat zowel studenten als docenten weten om te gaan met het persoonlijk en publiekelijk delen van informatie. Wat kun je delen? Wie kijkt er mee? Op welke manier(en) kunnen andere personen jouw updates of foto’s gebruiken? Is privacy belangrijk? Hoe kijkt een potentiële werkgever naar profielen op sociale media en wat zijn mogelijke gevolgen hiervan? In bijlage1 vindt u meer informatie over mediawijsheid. 8.Wees u bewust van de verschillende rollen in het proces. De student is eigenaar van zijn loopbaan, de docent is de coach en de school de facilitator. Met andere woorden: de student geeft zijn loopbaan vorm met behulp van sociale media. De docent stelt veel (eventueel sturende) vragen. En de school zorgt voor de juiste randvoorwaarden, zoals techniek, protocollen, bekwame docenten, et cetera. Meer informatie over de verschillende rollen vindt u in bijlage 2. 9.Zet in op schoolbrede integratie. Zowel sociale media als LOB raken het gehele onderwijsproces en thema’s als VSV, doorstroom, deskundigheidsbevordering, visieontwikkeling op scholen, nieuwe kwalificatiedossiers en webcare. Dit betekent niet dat direct het hele ‘circus’ aangepast moet worden, maar wel dat het verstandig is om in kleine stappen een overkoepelende visie en strategie te ontwikkelen. In bijlage 3 vindt u meer informatie over het creëren van verbinding met het hele onderwijsproces. 10.Maak gebruik van beschikbare tools en ervaringen. U hoeft niet altijd zelf het wiel uit te vinden. Er gebeurt veel op het gebied van sociale media en LOB: er wordt geëxperimenteerd, er worden fouten gemaakt en successen behaald. En de lessen die hieruit volgen worden – vaak via sociale media! – gedeeld. Doe er uw voordeel mee: zoek voorlopers, leg contacten, stel vragen en probeer zelf ook eens iets uit! 40 Michel van Ast Senior adviseur Didactiek en ICT bij o.a. Hogeschool Utrecht, Radboud Universiteit, the Crowd. Wilde vroeger boer worden, want dat rook lekker ‘Sociale media zijn een middel, geen doel’ ‘Ik kom uit de veilige omgeving van Neede. Een dorpje in de prachtige Achterhoek waar je ver moet fietsen om naar school te gaan, dansles nog steeds bij de opvoeding hoort en gezellige kneuterigheid heerst. Vroeger wilde ik graag boer worden, want dat rook zo lekker. Eenmaal op de middelbare school raakte ik geïnteresseerd in wiskunde en het leraarschap. Dat werd me overigens wel afgeraden, maar daar heb ik niet naar geluisterd. In 1996 ben ik begonnen met de opleiding tot wiskundedocent. Ik kan me nog goed herinneren dat ik bij mijn eerste sollicitatie direct voor de leeuwen – de klas dus – werd gegooid en dat ik daar met het zweet in mijn handen een les heb gegeven.’ ‘Ik heb daarna verschillende dingen gedaan. Zo heb ik les gegeven aan de lerarenopleiding, ben ik consultant geweest voor onderwijsinstellingen, heb ik een eigen bedrijfje gehad en nu zit ik in het bestuur van the Crowd, een netwerk voor onderwijsprofessionals die samenwerken aan inspirerend onderwijs voor de toekomst. Onderwijs is dus echt een rode draad in mijn carrière. Ik houd van de uitwisseling die plaatsvindt als mensen leren, van de verbinding tussen mensen, de dialoog en het werken met groepen. Het mooiste vind ik het moment dat er “kwartjes vallen”, dat er begrip ontstaat. De afgelopen jaren heb ik me gespecialiseerd in onderwijs en ict. Op dit moment adviseer ik diverse onderwijsinstellingen op dit gebied. Een goed voorbeeld is het project ‘Kleppendicht’ (www.kleppendicht.nl) voor docenten in het vo en mbo. Hierin leren we docenten ict te gebruiken als hulpmiddel voor activerende didactiek en samenwerkend leren. Ik weet – net als veel jongeren – niet wat ik over vijf jaar doe, maar ik weet wel dat ik waarschijnlijk nog steeds in het onderwijs werk en vooral bezig zal zijn met het opstarten van nieuwe dingen.’ ‘Ik gebruik zelf veel sociale media, hoewel mijn gebruik een klein beetje terugloopt omdat het best wel wat tijd opslokt. Ik gebruik Facebook privé en zakelijk en ik twitter puur zakelijk. Ik gebruik sociale media vooral om op de hoogte te blijven, te netwerken en voor persoonlijke profilering, eigenlijk allemaal zaken die ook bij LOB een belangrijke rol spelen. In die zin denk ik dat sociale media LOB zeker kunnen ondersteunen. Je kunt het namelijk zien als een “oefenomgeving”, waar je kunt experimenteren met je profilering, waarin je verbindingen aan kunt gaan, ervaringen kunt opdoen en feedback of coaching kunt ontvangen. Het gaat hierbij echt om de dialoog. Sociale media faciliteren laagdrempelig persoonlijk contact. Je kunt bloggen, reflecteren en reageren op elkaar en dingen online bijhouden. Maar je moet nooit vergeten dat sociale media een middel zijn en geen doel.’ 41 ‘Een van de lastigste punten is dat studenten met sociale media vooral in hun eigen netwerk zitten en het lastig vinden om daarbuiten te treden, wat ook wel heel begrijpelijk is. Dit geldt ook voor docenten die het moeilijk vinden om hun eigen wereld door middel van al die nieuwe technologieën aan die van jongeren te koppelen. Bij trainingen die ik aan docenten geef, is bijvoorbeeld vaak een extern expert “virtueel” aanwezig via Skype. Vaak hoor ik docenten dan na afloop zeggen: “Goh, dat was echt leuk, waarom doen we dat eigenlijk niet met onze studenten?” of “Hé, dat kunnen we eigenlijk ook wel zelf!”. Dat zijn grappige dingen.’ ‘Sociale media zijn zeker een prima hulpmiddel bij LOB. Maar om er echt iets waardevols van te maken, is het wel zaak om zowel bij studenten als bij docenten aan te sluiten bij hun eigen belevingswereld. Je moet je in elkaar verplaatsen en samenwerkend leren. Studenten kunnen docenten bijvoorbeeld prima uitleggen hoe de verschillende platformen werken, waarbij docenten dan weer aan studenten kunnen vragen hoe ze deze het liefst zouden gebruiken om hun eigen ontwikkeling te stimuleren. Zo kom je samen verder door kleine stapjes te nemen.’ 42 Michel van Ast: ‘Sociale media vormen een oefenomgeving voor loopbaanleren’ 43 43 Bijlage 1 Mediawijsheid vereist Sociale media zijn een waardevolle toevoeging aan de manier waarop we communiceren. Maar wie zich online begeeft, laat de hele wereld toe. U moet de kracht en invloed van sociale media niet onderschatten. Sociale media moeten dan ook op een verantwoorde manier worden gebruikt. Alles wat u, collega’s of studenten online naar buiten brengen, kan immers de belangen van de mboinstelling beïnvloeden en – in het verlengde hiervan – ook de belangen van individuele medewerkers, studenten of relaties. Kortom, bij het gebruik van sociale media, is mediawijsheid vereist. Hoe gaan we om met 3.0? Onderwijsinstellingen die sociale media willen inzetten, doen er goed aan hiervoor protocollen op te stellen. Zij moeten nadenken over de volgende vragen: wie is verantwoordelijk voor het plaatsen van berichten of juist het reageren? Op welke berichten reageren we wel of juist niet? Hoe monitoren we de activiteit? Hoe snel reageren we op vragen en hoe maken we dat kenbaar? Welk taalgebruik past bij onze mbo-instelling? Et cetera. Voor veel mbo-instellingen is dit nog onontgonnen terrein. Dat is ook niet meer dan logisch: het onderwijs moet hierin zijn weg nog vinden Toch is het zaak dat scholen nieuwe regels voor didactisch handelen in relatie tot sociale media ontwikkelen: hoe gaan we om met 3.0? Onderwijsinstellingen zouden dit thema bovendien heel goed in samenspraak met studenten kunnen oppakken. Mediawijsheid in de klas Uiteraard hebben ook de studenten zelf behoefte aan handvatten bij hun omgang met sociale media. Jongeren moeten zich realiseren dat hun gedrag op sociale media hetzelfde moet zijn als hoe zij zich in ‘real life’ op school gedragen. Veel scholen besteden aandacht aan dit thema door middel van lessen ‘mediawijsheid’. Daarin leren studenten om veilig en doelgericht gebruik te maken van sociale media. Eerst de school, dan de student Belangrijk is wel dat mbo-instellingen hun studenten niet lukraak mediawijsheid bijbrengen. Eerst moet de onderwijsinstelling zelf duidelijk voor ogen hebben hoe de school wil omgaan met sociale media. Daarna komen de studenten aan de beurt. Een mooi voorbeeld is te vinden bij ROC van Twente. Daar volgen docenten een Teach the Teacher-programma dat hoort bij het zogenaamde Social Media Rijbewijs 44 (www.mediawijzer.net/docenten-roc-van-twente-ontvangen-licentie-social-media-rijbewijs). Daarna krijgen ze van Social Media Wijs een licentie om de lessenreeks zelf te mogen verzorgen voor hun studenten. Begeleiding is en blijft belangrijk Overigens blijkt uit onderzoek dat jongeren veel meer waarde hechten aan online privacy dan voorheen gedacht werd. Veel jongeren geven aan dat ze – als ze wat ouder zijn – voorzichtiger en bewuster omgaan met sociale media. Ook zijn ze zich zeer bewust van het beheren en bewaken van hun online imago. Wel blijkt er bij tieners soms een gebrek aan kennis te zijn over de privacyinstellingen op sociale media, zoals Facebook. Het is en blijft dan ook zeer belangrijk om jongeren te begeleiden bij hun omgang met sociale media. Op die manier leren jongeren niet alleen goed gebruik te maken van sociale media, maar ook de risico’s in te schatten die aan het gebruik ervan kleven. Van vmbo naar mbo Idealiter begint de student al in het vmbo met het aanmaken van een eigen pagina op een sociale netwerksite. Op deze site kan de student zich presenteren, praktijkervaringen delen en een netwerk opbouwen. In het mbo kan deze lijn verder worden doorgezet door gebruik te maken van de verschillende vormen van sociale media en door de manier waarop de student zich presenteert te verrijken met de opgedane ervaringen in de beroepspraktijk. Aan het eind van zijn opleiding weet de student zo niet alleen beter wat hij kan of wil, maar kan hij ook veel bewuster omgaan met sociale media. Meer informatie Het Practoraat Sociale Media heeft een platform (www.mbomediawijs.nl) gelanceerd, waar u meer dan 45 lessen vindt. De lessen zijn ingedeeld op basis van het competentiemodel van Mediawijzer.net en zijn te vinden via www.mbomediawijs.nl/ de-lessen. De lessen zijn gratis te bekijken en te downloaden en bevatten instructiefilmpjes voor docenten. Daarnaast worden docenten aangemoedigd om zelf lessen te uploaden. 45 Bijlage 2 De rollen van betrokkenen: docent, student, ouders Op het gebied van LOB en sociale media zijn verschillende actoren actief. De belangrijkste hiervan zijn de studenten zelf, hun ouders en docenten. Zij hebben allemaal een verschillende rol. De docent: coaching De mate waarin de docent sturend kan zijn in wat de student online doet, verschilt per medium. Een elektronische (school)leeromgeving biedt docenten over het algemeen behoorlijk veel ruimte om opdrachten aan te bieden, de uitvoering van de opdrachten te plannen en de opdrachten te beoordelen. De docent heeft bovendien direct toegang tot de gegevens van de student en kan de activiteiten van de student dan ook goed volgen. Bij een meer openbaar medium zijn de sturingsmogelijkheden van de docent beperkter. Ook heeft de docent niet automatisch toegang tot de gegevens van de student. Er zijn wel manieren om binnen een openbaar medium een omgeving te creëren, waarbij de docent een sturende rol kan hebben. Bijvoorbeeld door een groeps- of klassenpagina aan te maken. Voordeel is wel dat open media meer mogelijkheden bieden voor het leggen van verbindingen met de wereld buiten de school. De student: eigenaar Loopbaanleren in de school moet ervoor zorgen dat studenten zelf sturing geven aan hun eigen loopbaan. De mate waarin de student zich eigenaar voelt van zijn leerproces hangt deels samen met de rol van de docent. Ook sociale media kunnen het gevoel van eigenaarschap versterken: heeft de student bijvoorbeeld de mogelijkheid om zelf het uiterlijk (wallpaper of andere vormgevingsaspecten) van zijn persoonlijke pagina aan te passen? Kan de student (mede) zelf bepalen wie er toegang heeft tot zijn profielpagina of wie geïnformeerd wordt over veranderingen van die pagina? Mag de student mensen van buiten de school zelfstandig toegang geven tot zijn pagina? Mag de student zelf bepalen wat wel en niet zichtbaar is op zijn pagina? Et cetera. De ouders: evenwicht Van ouders wordt enerzijds verwacht dat zij een beschermende rol op zich nemen als hun kinderen sociale media gebruiken (wat ‘nabijheid’ vereist). Anderzijds hebben jongeren ook recht op privacy (wat vraagt om ‘afstand’). Het is soms lastig om hier een goed evenwicht in te vinden. Ouderbetrokkenheid is echter essentieel voor het 46 loopbaanleren van jongeren. Diverse onderzoeken laten namelijk zien dat ouders invloed hebben op de opleidingskeuze van hun kinderen. Tijdens de opleiding zijn ouders bovendien een belangrijke sparringpartner bij de loopbaanontwikkeling van hun kinderen. Ouders kunnen kortom een belangrijke bijdrage leveren aan LOB. Meer informatie over ouderbetrokkenheid in relatie tot LOB is te vinden in de publicatie 'Ouders betrekken bij de loopbaanontwikkeling van hun kind. Een overzicht van onderzoek, literatuur en handvatten voor het mbo'. (MBO Diensten 2014). Deze publicatie kunt u vinden via de website van het Stimuleringsproject LBO in het mbo: www.lob4mbo.nl. 47 Bijlage 3 De rollen van betrokkenen: docent, student, ouders Zowel voor sociale media als voor LOB geldt: het raakt het gehele onderwijsproces. LOB hangt samen met allerlei onderwijsthema’s en ontwikkelingen, zoals VSV, doorstroom, deskundigheidsbevordering, visieontwikkeling op scholen, doelmatigheid en de nieuwe kwalificatiedossiers. Echte aandacht voor de student en diens mogelijkheden, kwaliteiten en drijfveren vergroot de slagingskans van diverse maatregelen uit Focus op Vakmanschap en aanvullende plannen. Van het stimuleren van goede studiekeuzes en het voeren van exitgesprekken tot het realiseren van doorlopende leerlijnen. Sociale media raken alle communicatieprocessen binnen en buiten de school. Bovendien geldt bij de aankomende ‘modernisering bekostiging’ meer dan ooit: hoe hoger het niveau van de student, hoe meer een onderwijsinstelling voor deze student ontvangt. Investeren in LOB levert dus bijzonder veel op (ROI). En hetzelfde geldt voor sociale media. De inzet daarvan werkt het beste als het in het gehele onderwijsproces ingezet wordt. Sociale media haken ook aan bij Focus op Vakmanschap. Bovendien biedt de hiermee samenhangende nieuwe kwalificatiestructuur in de vorm van het keuzedeel beslist mogelijkheden om sociale media in het onderwijs aan te bieden. Professionalisering De kennis en kunde over het gebruik van sociale media, zeker in relatie tot LOB, verschilt van docent tot docent. Ook jonge docenten maken lang niet allemaal gebruik van de mogelijkheden van sociale media. Dat komt voor een deel doordat er in de lerarenopleidingen weinig aandacht wordt besteed aan sociale media. De webfilm ‘Docenten niet massaal aan Facebook’ (https://vimeo.com/97127178) van het Practoraat Sociale Media onderstreept dit. Als docenten wel gebruik maken van sociale media, is het zaak dat ze zich hierbij ook richten op loopbaanontwikkeling. Experimenteren en spelen Willen mbo-instellingen leren om sociale media goed in te zetten, dan moeten ze ermee durven experimenteren en spelen. Dat gaat – net zoals elk ander leerproces – met vallen en opstaan. Vaak zijn er ‘frontrunners’, die beginnen met experimenteren en het voortouw nemen. Scholen moeten hier gebruik van zien te maken. Zij moeten deze frontrunners de ruimte geven om hun ervaringen te delen met collega’s. 48 49 Colofon Deze publicatie is geschreven in het kader van het landelijk Stimuleringsproject LOB in het mbo. Dit project wordt gesubsidieerd door het ministerie van OCW en wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van MBO Diensten. www.lob4mbo.nl Auteur: Sander van Duijn Redactie en realisatie: Ravestein & Zwart Vormgeving: Lauwers-C Fotografie: Thijs Hupkens Oplage: 500 November 2015 50