Semester 3.1 Biologie Lessenserie Tamsin O’Shea Schoolgebonden Leertaak Lessenserie Biologie: Zintuigen Studentennummer: 500607022 Coach: M. van Schaik H ogeschool van Amsterdam Inhoudsopgave Pabo Geef niveau van hoofdstuk op (niveau 1) Geef niveau van hoofdstuk op (niveau 2) Geef titel van hoofdstuk op (niveau 3) 1 2 3 Geef niveau van hoofdstuk op (niveau 1) 4 2011/2012 Inhoudsopgave Inleiding .............................................................................................................................................................. 4 De lessen ............................................................................................................................................................. 5 Les 1: Het oog............................................................................................................................................................................5 Les 2: Het oor ............................................................................................................................................................................7 Les 3: De neus......................................................................................................................................................................... 10 Reflectie ............................................................................................................................................................ 13 Evaluatie stagementor ................................................................................................................................ 14 Bronnen ............................................................................................................................................................ 15 Bijlagen: werkbladen................................................................................................................................... 16 2 Inleiding Voor u ligt de lessenserie biologie over zintuigen. Er stond geen specifieke schoolgebonden leertaak voor mij uitgeschreven dit semester, dus heb ik zelf bedacht om een lessenserie biologie te ontwerpen en deze uit te voeren op de ElisabethPaulusschool in Amsterdam. Er is geen methode op deze school voor biologie. Op deze manier maken de kinderen actief kennis met hun zintuigen en leren ook veel meer over hun zintuigen. Deze lessenserie komt het beste tot zijn recht in midden- en bovenbouw groepen. Het bestaat uit drie lessen over zintuigen. . Per les staat ongeveer 45 minuten uitgeschreven. Elke les bevat een actief luisterdeel en een verwerkingsdeel. Tot slot krijgen de leerlingen elke les een kleine kleurplaat. 3 De lessen Les 1: Het oog Vakgebied: Biologie Titel van de les: Het oog Verantwoording: Ik wil een lessenserie ontwerpen waarbij ik ervoor zorg dat de leerlingen geconcentreerd blijven luisteren. Dit doe ik door regelmatig interactie te gebruiken en de leerlingen tussendoor iets te laten uitvoeren. Ik gebruik veel visueel materiaal om zo goed mogelijk in te spelen op de diversiteit in de groep. Competenties: Omgaan met weerstanden – omgangsregels toepassen en handelen in een grote diversiteit van een groep Voorbereiden van onderwijs – ik bied ruimte voor interactie en de les is afgestemd op de ontwikkelingsfase van de leerlingen. Ook hou ik rekening met de beginsituatie van de leerlingen. Functioneren in een organisatie/samenwerken met collega’s – ik werk met verschillende leerkrachten samen en maak onderlinge afspraken. Klassenmanagement – ik maak gebruik van het GIP-model Beginsituatie leerlingen: De leerlingen hebben (bijna) nog nooit een methode biologie gevolgd. Het is dus belangrijk het beginniveau te hanteren. Er zitten veel leerlingen in de klas die bevestiging nodig hebben. Ook zitten er veel drukke leerlingen in de klas. Doelen leerlingen: De leerlingen kunnen de vijf zintuigen van de mens opnoemen De leerlingen weten globaal waar deze vijf zintuigen voor dienen De leerlingen weten hoe een oog eruit ziet en globaal hoe het werkt De leerlingen kennen een aantal hulpmiddelen voor mensen die blind of slechtziend zijn De leerlingen kennen een aantal hulpmiddelen zoals bril, contactlenzen, verrekijker en een microscoop De leerlingen ontdekken wat er gebeurt wanneer je je handen voor je ogen houdt Kerndoel 41: De leerlingen leren over de bouw van mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen. Doelen student Tijdens de verwerking loop ik een vaste ronde 4 Ik blijf maximaal 30 seconden bij een leerling staan (GIP) Ik stel duidelijke grenzen tijdens mijn instructie Ik weet in te spelen op onverwachte situaties Ik zorg dat de les gestructureerd blijft door ook zelf aan de regels te houden die zijn opgesteld Materialen Prop plastic/papier Glas water Watje Appel Peper en azijn Knoflook Lucifer Digibord Internet Brailleschrift Evt. Verrekijker Opdrachtbladen Lesomschrijving Introductie Ik start met een korte introductie over de vijf zintuigen. Duidelijk moet zijn dat ik drie daarvan behandel, namelijk het oog, het oor en de neus. Daarna begin ik met de les over het oog. Ik behandel kort de zintuigen door de kinderen in groepjes wat testjes te laten doen om kennis te maken met hun eigen zintuigen. Zij voelen, ruiken, horen en zien een aantal producten die ik zelf heb meegenomen. Ik bespreek daarna kort de ervaringen van de kinderen en ga dan verder met het oog. Op het digibord laat ik een foto van het oog zien. Kennen ze de belangrijkste onderdelen van het oog? Ik laat ze zelf de antwoorden op het bord schrijven. Vervolgens controleren we deze gezamenlijk. Welke kleur ogen (de iris) hebben de leerlingen? Dit schrijf ik op het bord. Instructie We kijken terug naar het plaatje van het oog. Wat denken de leerlingen dat de functies van de overige onderdelen zijn? Om de kinderen te laten zien dat hun pupillen groter worden in het donker, laat ik ze hun handen voor hun ogen doen. Wat denken de leerlingen dat de wimpers, wenkbrauwen en traanbuisjes voor functie hebben? Nadat we alles besproken hebben laat ik een filmpje zien via beeldbank: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20070809_ogen01. Hier wordt kort uitgelegd wat de oogzenuw doet. 5 De leerlingen ‘testen’ hun ogen aan de hand van het plaatje en ontdekken wanneer je een bril nodig hebt. Vervolgens bespreken we welke hulp blinde mensen krijgen. We laten de leerlingen eventueel brailleschrift voelen. Ten slotte vragen we de leerlingen of ze nog meer hulpmiddelen kennen om beter te zien. Vragen? Verwerking De leerlingen krijgen een opdrachtvel zodra de instructie voorbij is. Tijdens het zelfstandig werken pas ik het GIP-model toe. Slot Wat vonden de leerlingen van deze les? Na de lessenserie krijgen de leerlingen het nagekeken werk terug, dit vertel ik aan ze. Achtergrondinformatie Het oog is één van de vijf zintuigen. Het is een bol gevuld met vocht. Het zin in de oogkas. Wenkbrauwen en wimpers: door de botten, huid, wenkbrauwen en wimpers wordt het oog beschermt tegen vuil, kou en andere gevaren van buitenaf. Traanbuisjes: zorgen voor vocht en zorgen daarmee samen met de oogleden dat het oog niet uitdroogt en dat vuil uit het oog verwijderd kan worden. Pupil: centrum van de iris waardoor het licht naar binnen valt. Hier ontstaat een beeld uit. Donker grote pullen, licht kleine pupillen. Wanneer heb je een bril nodig? Als je dingen in de verte of dichtbij niet kunt zien. Blinde mensen krijgen hulp door middel van een geleide stok, geleide hond, brailleschrift en deels hun oren. 6 Les 2: Het oor Vakgebied: Biologie Titel van de les: Het oor Verantwoording: Ik wil een lessenserie ontwerpen waarbij ik ervoor zorg dat de leerlingen geconcentreerd blijven luisteren. Dit doe ik door regelmatig interactie te gebruiken en de leerlingen tussendoor iets te laten uitvoeren. Ik gebruik veel visueel materiaal om zo goed mogelijk in te spelen op de diversiteit in de groep. Competenties: Omgaan met weerstanden – omgangsregels toepassen en handelen in een grote diversiteit van een groep Voorbereiden van onderwijs – ik bied ruimte voor interactie en de les is afgestemd op de ontwikkelingsfase van de leerlingen. Ook hou ik rekening met de beginsituatie van de leerlingen. Functioneren in een organisatie/samenwerken met collega’s – ik werk met verschillende leerkrachten samen en maak onderlinge afspraken. Klassenmanagement – ik maak gebruik van het GIP-model Beginsituatie leerlingen: De leerlingen hebben in de vorige les kennis gemaakt met de vijf zintuigen van de mens. Ik heb ze een aantal producten laten voelen, zien, ruiken, horen en proeven. Ik ben nader in gegaan op het oog. Tijdens deze les behandel ik het oor. Doelen leerlingen: De leerlingen weten hoe het menselijk oor eruit ziet en hoe het werkt De leerlingen kunnen voorbeelden geven van geluidsoverlast en maatregelen daartegen De leerlingen weten dat dove mensen via gebarentaal praten De leerlingen weten dat je met bepaalde apparaten geluid kunt versterken Kerndoel 41: De leerlingen leren over de bouw van mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen. Doelen student: Structuur bieden door te herhalen wat er tijdens de vorige les aan de orde kwam Structuur bieden door dezelfde manier van presenteren te hanteren Tijdens de verwerking loop ik een vaste ronde 7 Ik blijf max. 30 seconden bij een leerling staan (GIP) Ik stel duidelijke grenzen tijdens mijn instructie Ik weet in te spelen op onverwachte situaties Ik zorg dat de les gestructureerd blijft door me ook aan de regels te houden die ik zelf heb opgesteld. Materialen Digibord Internet Opdrachtbladen Lesomschrijving Introductie Ik kom terug op de zintuigen van vorige week en vraag aan de leerlingen of ze nog weten wat behandeld hebben. Dit vul ik eventueel aan. Ik vraag om doodse stilte. Wat horen de leerlingen nog meer als er helemaal niemand geluid maakt? Ik laat de leerlingen plaatjes zien. Wat horen ze in deze omgeving? Instructie Ik laat een filmpje zien over een korte uitleg van de verwerking van het oor, http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20070809_oren01. Vervolgens laat ik een plaatje van het oor zien en bespreek ik samen met de leerlingen de onderdelen. In tegenstelling tot vorige les bespreek ik gelijk de functie van de onderdelen van het oor. Zo gaan we vlot door de stof heen en hou ik de aandacht van de leerlingen erbij. Kunnen de leerlingen voorbeelden noemen waarmee je geluid kan versterken? (microfoon en megafoon) Ik laat nog een filmpje zien, nu over geluidsoverlast (http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20101022_decibel01). Na afloop vertel ik vanaf hoeveel decibel een persoon gehoorbeschadiging oploopt. Dit licht ik kort toe. Ik laat de leerlingen met voorbeelden komen over (het beschermen van) geluidsoverlast. Vervolgens behandel ik de wereld van dove mensen. Ik kom terug op de mensen die niet kunnen zien (vorige les). Wat helpt de dove mensen te functioneren in de samenleving? Ik beeld drie woorden in gebarentaal uit; beneden, boek en doof. Kunnen de leerlingen zelf een gebaar bedenken? Verwerking De leerlingen krijgen een opdrachtvel zodra ik klaar ben met de instructie. Tijdens het zelfstandig werken pas ik het GIP-model toe. Slot 8 Wat vonden de leerlingen van deze les? Ik herinner de leerlingen eraan dat ze het werk volgende week nagekeken terugkrijgen. Achtergrondinformatie Gebaren woordenboek van Dale Oorschelp: hiermee vang je het geluid op Gehoorgang: door dit gangetje gaat het geluid in het oor Trommelvlies: dit gaat trillen door het geluid, net als een trommel Gehoorzenuw: geeft het geluid door aan de hersenen Slakkenhuis: in het slakkenhuis wordt een vloeistof in trilling gebracht en doorgegeven aan hele fijne haarcellen. Doordat deze haarcellen in gaan bewegen ontstaat er een spanningsverschil wat er toe leidt, dat de zenuw gaat vuren en de gehoorzenuw dit signaal naar de hersenen doorgeeft. Evenwichtsorgaan: is het zintuigencomplex dat informatie verzamelt over beweging en balans. 9 Les 3: De neus Vakgebied: Biologie Titel van de les: De neus Verantwoording: Ik wil een lessenserie ontwerpen waarbij ik ervoor zorg dat de leerlingen geconcentreerd blijven luisteren. Dit doe ik door regelmatig interactie te gebruiken en de leerlingen tussendoor iets te laten uitvoeren. Ik gebruik veel visueel materiaal om zo goed mogelijk in te spelen op de diversiteit in de groep. Competenties: Omgaan met weerstanden – omgangsregels toepassen en handelen in een grote diversiteit van een groep Voorbereiden van onderwijs – ik bied ruimte voor interactie en de les is afgestemd op de ontwikkelingsfase van de leerlingen. Ook hou ik rekening met de beginsituatie van de leerlingen. Functioneren in een organisatie/samenwerken met collega’s – ik werk met verschillende leerkrachten samen en maak onderlinge afspraken. Klassenmanagement – ik maak gebruik van het GIP-model Beginsituatie leerlingen: De leerlingen hebben 3 weken geleden kennis gemaakt met de vijf zintuigen van de mens. Ik heb ze een aantal producten laten voelen, zien, ruiken, horen en proeven. Ik ben nader in gegaan op het oog. Tijdens de vorige les ben ik nader in gegaan op het oor en deze les behandel ik de neus. Doelen leerlingen: De leerlingen weten hoe neuzen eruit zien en hoe ze werken De leerlingen kunnen benoemen wat we de vorige lessen hebben behandeld Kerndoel 41: De leerlingen leren over de bouw van mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen. Doelen student: Structuur bieden door te herhalen wat er tijdens de vorige lessen aan de orde kwam Structuur bieden door dezelfde manier van presenteren te hanteren (prezi) 10 Tijdens de verwerking loop ik een vaste ronde Ik blijf maximaal 30 seconden bij een leerling staan (GIP) Ik stel duidelijke grenzen tijdens mijn instructie Ik weet in te spelen op onverwachte situaties Ik zorg dat de les gestructureerd blijft door me ook aan de regels te houden die ik zelf heb opgesteld. Materialen Digibord Internet Opdrachtbladen Koffie Knoflook Parfum Pindakaas Kruiden Lesomschrijving Introductie Ik geef aan dat dit de laatste les is van deze lessenserie over zintuigen. Ik kom terug op de zintuigen van vorige weken en vraag aan de leerlingen of ze nog weten wat er behandeld is. Dit vul ik eventueel aan. Ik herinner de leerlingen aan het onderwerp van deze les; de neus. Ik start met een leuke intro: geblinddoekt ruiken. Ik neem een aantal producten mee. Instructie Ik vraag de leerlingen waarvoor ze hun neus gebruiken. Kunnen ze meer dan één functie opnoemen? Ik vertel de leerlingen over de functie van de neus. Dit doe ik stap voor stap aan de hand van een plaatje, zodat de leerlingen het kunnen bijhouden. Ik vertel de leerlingen een aan ‘wist je dat’-jes, want er is dit keer geen filmpje. Wist je dat… Je reukorgaan supergevoelig is?! Het is zelfs 10.000 keer gevoeliger dan je smaakzintuig. Dat is natuurlijk wel leuk als er iets lekkers te ruiken is, maar er bestaan natuurlijk ook vieze geuren en dat is het wel wat minder leuk. Bij het eten en drinken de neus en de mond, dus de reuk- en de smaakorgaan vaak samenwerken? Als je een verstopte neus hebt, dan smaak het eten veel minder, omdat de reuk is uitgeschakeld. Baby’s de geuren van hun moeder herkennen? Dat is heel belangrijk, want het is het eerste contact van een baby met de buitenwereld. Zo weet de baby gelijk wie zijn moeder is. 11 De neus zich heel snel aanpast? Als je bijvoorbeeld een kamer binnen loopt met geurende bloemen ruik je dat meteen, maar al naar een paar minuutjes ruik je dat niet meer, omdat je neus aan die geur is gewend. Je neus wel miljoenen dingen kan ruiken, maar er maar duizenden geuren op de aarde zijn? Je neus een heleboel herinneringen heeft? Je herkent de geur direct als je hem al eens eerder hebt geroken! De leerlingen mogen na elk ‘wist je dat’-je eventueel een voorbeeld geven. Verwerking De leerlingen krijgen een opdrachtvel zodra ik klaar ben met de instructie. Tijdens het zelfstandig werken pas ik het GIP-model toe. Slot Wat vonden de leerlingen van de lessenserie? De leerlingen krijgen alle opdrachtbladen nagekeken terug. Achtergrondinformatie Functie van de neus: Ruiken, instromende lucht reinigen en verwarmen. De neus gaat over in de neusholte. In de ingang van de neusgaten bevinden zich neusharen, deze haartjes voorkomen dat er grote schadelijke deeltjes in de logen terecht komen. De kleinere deeltjes die toch de neus inkomen worden door het neusslijmvlies opgevangen. Niezen ontstaat door een prikkeling van het slijmvlies, niezen is eigenlijk een hele snelle in- en uitademing. Niezen is een reactie op het ‘per ongeluk’ inademen. Net als beelden en geluid, worden geuren ook naar je hersenen gestuurd. Hier zorgen de zenuwen voor. Boven in je neus zit je reukorgaan. Op dat reukorgaan zit een laag slijm (geen snot) met daaronder je zintuigcellen. Als de lucht door de neus ingeademd wordt moet die lucht eerst helemaal door al dat slijm heen en komt dan pas bij die zintuigcellen waar de stofjes uit de lucht tegen die cellen plakken. Daarna wordt bekeken wat voor een geur het is en zenden de zenuwen die met de cellen verbonden zijn dat naar je hersenen. Die reageren op die geur. 12 Reflectie Voor de schoolgebonden leertaak heb ik een lessencyclus ontworpen rond het thema zintuigen. Dit heb ik uitgevoerd op mijn stageschool, de Elisabeth Paulusschool te Amsterdam. Mijn stageklas is nogal chaotisch en druk, maar als je lessen interessant weet aan te bieden zijn de leerlingen oprecht geïnteresseerd en kunnen ze heel geconcentreerd werken. Ik heb me verdiept in de methodes die op de Pabo worden aangeboden, zodat ik hiermee de basis kon leggen om diverse lessen te ontwerpen en gestructureerd op te bouwen (competentie 3g: kennis van de vakgebieden). Ik heb er bewust voor gekozen om wekelijks dezelfde vorm van lesgeven te gebruiken zodat de leerlingen wisten waar ze aan toe waren bij deze lessenserie. Ook herhaalde ik elke keer kort wat we de vorige les behandeld hadden (competentie 4a: voorbereiden van onderwijs). Belangrijk vond ik dat de kinderen geïnteresseerd waren en actief meededen. Door de filmpjes en experimenten met ruiken, voelen, horen, zien en luisteren is dit wel gelukt (competentie 2a: adaptief onderwijs). De interactie tussen de leerlingen en tussen mij en 13 de leerlingen was goed aangesloten op hun belevingswereld (competentie 1a: interpersoonlijk competent). Soms is het lastig in te schatten op welke handelingen van leerlingen je in moet gaan, bijvoorbeeld als leerlingen door elkaar praten. Aan het begin van de lessenserie heb ik wel duidelijk aangegeven wat ik van hen verwachtte, zoals vingers opsteken en één leerling tegelijk praten. Ze hielden zich er aan als ik ze er weer even aan liet herinneren, maar dat moest regelmatig. De lessen duurden niet langer dan 40 minuten, wat effectief werkte op hun concentratieboog. Evaluatie stagementor Je hebt het vak biologie gegeven aan deze groep, groep 5. De onderwerpen waren: de neus, het oog en het oor. Elke week behandelde je één van deze onderwerpen in afzonderlijke lessen. Van tevoren zorgde je voor een lesopzet die je via de mail naar mij stuurde. Hierin werd prima aangegeven wat de opzet van de les was, welke zaken zouden worden besproken, welke eventuele moeilijkheden er konden komen, welke materialen er nodig waren en de mate van differentiatie. Je hebt gebruik gemaakt van het digibord, van verschillende materialen er was een duidelijke interactie met de leerlingen. Voor alle leerlingen was er een werkblad die zij moesten invullen n.a.v. de les. Ook haalde je in de volgende lessen op wat er in de vorige les behandeld was. Je hebt deze lessen met veel enthousiasme gepresenteerd. Je voelt de leerlingen goed aan, qua interesse en omgang. Het taalgebruik (met name de biologie-termen voor 14 bepaalde lichaamsonderdelen of –functies) zou wat meer mogen aangepast worden aan de groep. Leg moeilijke woorden nog meer uit, of maak de woorden makkelijker. Denk hierbij aan de aanbieding van moeilijke woorden, zoals bij geschiedenis/aardrijkskunde. De lessen waren goed opgebouwd en je houding zorgt voor een fijne sfeer in de groep. Je hebt veel geduld met deze kinderen, want het is een vrij actieve, lastige groep. Goed initiatief om deze biologielessen op te zetten, want er wordt nu nog weinig mee gedaan op school. Er is geen methode voor, maar zo krijgen de leerlingen toch wat informatie op een leuke manier mee! Lia Koperdraat Bronnen Willink H., ( 2000), Wijzer door de Natuur, Groningen/Houten: Wolters Noordhoff http://www.leraar24.nl http://www.schooltv.nl/beeldbank/ 15 Bijlagen: werkbladen Het oog 1. Kijk naar de tekening. Zet de woorden op de goede plaats. Kies uit: wenkbrauw –ooglid met wimpers boven – oogwit – iris – pupil – ooglid met wimpers onder - traanbuisje 16 2. A. Welke kleuren kan een iris hebben? - ……………………………………………….. - ……………………………………………….. - ……………………………………………….. - ……………………………………………….. - ……………………………………………….. 3. Wat beschermt je oog tegen stof en vuil? 1 ………………………………………………. 2 ………………………………………………. 3 ………………………………………………. 4. Wat doet je oogzenuw? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………… 5. Wanneer heb je een bril nodig? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………… 6. A. Wat kan een blinde gebruiken bij het lopen? ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………. B. Hoe kan een blinde lezen? ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………. C. Wat is handig voor blinde in het verkeer? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………… 7. Maak de zinnen af. 17 A. Een microscoop wordt gebruikt om…………………………………………………………….......................... …………………………………………………………………………………………………………………… ………………………… Dit kun je er goed mee bekijken:………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………… ………………………... B. Een verrekijker wordt gebruikt om……………………………………………………………………………………..... …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………. Dit kun je er goed mee bekijken:…………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………. Horen doe je met je oren 1. Bekijk de tekening en lees de zinnen. Bij welk onderdeel van het oor hoort de zin? Trek een lijn. A. Hiermee vang je het geluid op. B. Door dit gangetje gaat het geluid in het oor. C. Dit gaat trillen door het geluid, net als een trommel D. Geeft het geluid door aan de hersenen E. Hier wordt het geluid doorgegeven aan de zenuw. De zenuw loopt door naar je hersenen. 18 2. Wat doet een microfoon en een megafoon? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………… 3. A. Noem drie voorbeelden van geluids-overlast? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… B. Van welk geluid heb jij wel eens last? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………… C. Wat kun je tegen geluids-overlast doen? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………… 4. A. Hoe heet de taal van dove mensen? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………… B. Wat wordt er op televisie speciaal voor dove mensen gedaan? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………… 19 Hoe ruikt een neus? 1. Kijk naar de tekening. Zet de woorden op de goede plaats. Kies uit: slijmvlies – zenuwen – hersenen – neusholte – neusgaten 20 2. Hoe ruik je? Teken met pijltjes in de tekening. 3. Er zijn allerlei soorten geuren. Vul een voorbeeld in. De geur waardoor je zin in iets lekkers krijgt:………………………………………………. De geur die je waarschuwt voor gevaar:……………………………………………………….. Een vieze geur:……………………………………………………………………………………… Een lekkere geur:………………………………………………………………………………………… Een buitengeur:…………………………………………………………………………………………... Een zure geur:…………………………………………………………………………………………….. 4. Voel jij wel eens gekriebel in je neus? Waardoor komt dat? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………. Wat gebeurt er dan? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… 21 ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………. Waar is snot goed voor? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………. 5. Welke geuren in huis vind je lekker? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………. Welke dingen met geur gebruik je zelf? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… 22 23