1. Dat Christus en Maria door een Goddelijk Besluit één zijn van Hart; 2. Dat Ik aan de zielen gegeven ben als het voorbeeld van volmaakte heiliging van de menselijke natuur; 3. Dat het sluiten en dagelijks concreet naleven van een heilig verbond van totale toewijding aan Mij, de Meesteres van de zielen bij Goddelijke volmacht, geldt als een jawoord van de ziel aan God voor haar bereidheid tot volkomen overgave aan het grootste, meest verheven en meest volkomen ontvouwde van Zijn Werken: Maria, om door Haar gevormd te worden naar Zijn beeld en gelijkenis. Zielen, begrijp dit wel: jullie kunnen volkomen verlossing en heiliging bereiken door strikte navolging van Jezus Christus alleen. God heeft jullie echter Maria gegeven als een onvolprezen bewijs van Zijn Liefde, omdat Hij in Mij het grote en eeuwigdurende voorbeeld wil stellen van de volmaakte weg vanaf menselijke natuur tot aan volkomen beeld en gelijkenis van God in de mate waarin deze door de geschapen natuur verwezenlijkt kan worden. De ziel die de weg vanaf menselijke natuur tot volmaakte heiligheid wil gaan, en ervoor kiest om deze weg te gaan in totale navolging van Maria, in Haar absoluut voltooide eigenschap als Meesteres van de zielen, betoont hierdoor haar aanvaarding van het geschenk van de Verlossing door: 1. opperste verheerlijking van God in Zijn Meesterwerk: Maria; 2. een totale akte van Liefde tot dit Meesterwerk van God; 3. een heilige akte van aanvaarding van het geschenk dat God de zielen heeft bereid op het toppunt van het Verlossingswerk: ‘Vrouw, ziedaar Uw zoon; zoon, ziedaar Uw Moeder’; 4. een akte van geloof in de volmaaktheid van Gods Werken, want door de totale toewijding aan Mij erkent de ziel dat Ik de macht en alle noodzakelijke eigenschappen bezit om haar in het Hart van God binnen te leiden; en een akte van geloof in de door God beschikte eenheid van Hart tussen de Verlosser en Zijn Moeder; 5. een akte van Medeverlosseres. erkenning 5 van Maria als de Ik beklemtoon nogmaals de noodzaak die Ik vroeger reeds bij herhaling door Mijn profeet heb laten verkondigen: dat Mijn erkenning door de zielen als de Medeverlosseres naast Jezus Christus de volmaakte genadeslag voor de satan zou betekenen: hierdoor kan hem worden voorgehouden dat de zielen geloven en erkennen dat hij, satan, niet slechts door de Mens geworden Godheid is overwonnen, doch zelfs door de geschapen menselijke natuur van de Vrouw, die hem door een volkomen opengebloeide heiligheid aan Zich heeft onderworpen, en die van God de macht heeft ontvangen om kinderen van God te baren naar de geest, door hen vanuit hun totale toewijding aan Haar volledig om te vormen tot Haar eigen spiegelbeeld. Mij is de macht gegeven om de vrucht van het Goddelijk Leven in de zielen te voldragen. Daartoe moeten de zielen eerst de bruiloft met Mij voltrekken in een diep doorleefde, totale toewijding aan Mij. Bedenk hoe zwaar het de satan in zijn hoogmoed valt, zijn nederlaag jegens God te moeten erkennen. Bedenk dan, dat het voor hem nog duizend maal méér vernederend is, zijn nederlaag jegens de Vrouw te moeten erkennen. Dit is precies wat zal gebeuren wanneer de zielen Mij erkennen en belijden als de Medeverlosseres. Zielen, begrijp dat totale toewijding aan Mij geen hindernis is voor de totale navolging van Christus, doch integendeel de absolute bekroning van deze navolging brengt. Zoals Gods Werken uit zichzelf volmaakt zijn doch God veel méér vreugde schenken wanneer zij door de zielen erkend, verheerlijkt en waarlijk benut worden, zo is het Verlossingswerk uit zichzelf volmaakt doch schenkt het God veel méér vreugde wanneer de zielen in hun proces van groei en bloei, van verlossing en heiliging, ook de bijkomende groeifactor die God hen in Mij heeft geschonken, erkennen en waarlijk benutten, en zo Zijn Werken de grootst mogelijke verheerlijking schenken. Vergeet nooit, dat de Allerhoogste in Mij, Maria, alle volmaaktheden heeft verzameld die ooit uit Zijn hand zijn gekomen, en dat Ik aldus de volheid van Zijn scheppende, verlossende en heiligende Werken vertegenwoordig. Daarom word Ik in deze allerlaatste tijden verkondigd als de Meesteres van de zielen, want de tijd van de totale verheerlijking van Gods Werken is thans aangebroken”. Faltblatt bo14 Apostolat, Postfach 50 15 59, 50975 Köln www.myriam-van-nazareth.net .Openbaring van MARIA, · Meesteres van de zielen, aan „Myriam van Nazareth” Maria en de absolute bekroning van Gods Werken in de zielen maandag 2–dinsdag 3 maart 2009 “Het leven van de ziel ontplooit zich in drie fasen: schepping, verlossing en heiliging. Wanneer je de ziel met een roos zou vergelijken, zou je kunnen zeggen dat de schepping de aanplanting van de rozenbol in de bodem is, de verlossing de ontwikkeling van deze bol tot alle onderdelen van de roos zichtbaar worden, en de heiliging de bloei van de roos. Zoals de roos een hele ontwikkeling doormaakt van bloembol tot aan het ontluiken, zo is ook de verlossing van de ziel een gecompliceerd proces dat zich op vele opeenvolgende niveaus voltrekt. De verlossing is als het ware een proces waarbij de zieleroos ‘ontsloten’ wordt tot het punt waarop zij zich laag na laag kan beginnen te ontvouwen. Dit ‘ontvouwen’ is de heiliging van de ziel: zoals de rozenknop opengaat en de blaadjes zich één na één ontvouwen, zo pakt de ziel één na één haar vermogens uit om te leven in alle deugden. Naarmate méér rozenblaadjes opengaan, neemt de schoonheid van de roos toe en wordt haar parfum duidelijker merkbaar. Zo gaat het eveneens met de ziel in haar heiligingsproces: haar schoonheid in Gods ogen neemt toe, en zij verspreidt méér en méér de geuren van het ware Goddelijk Leven. Zie toch hoe ver Gods Liefde voor elke ziel gaat. De Eeuwige Vader schept de zieleroos. Zijn Zoon Jezus Christus maakt haar klaar opdat zij alle noodzakelijke fasen van de groei kan voltooien om helemaal tot bloei te komen. De Heilige Geest begeleidt het volledige proces van schepping tot en met heiliging door Zijn veelzijdige tussenkomsten, die de ziel in staat stellen om Gods Intelligentie, die reeds in de rozenbol is gelegd, helemaal te laten uitwerken, en die de Goddelijke wijsheid, Liefde en macht zoekt uit te werken in al Zijn ingevingen en in de talloze wenken van de Goddelijke Voorzienigheid. 1 Op het punt waarop de ontluiking en groei van de zieleroos hun voltooiïng naderen, net vóór zij haar eigenlijke bloei zal kunnen beginnen, stelt God het teken van de opperste Bruiloft tussen God en de mens: Hij geeft Mij, de absoluut voltooide zieleroos, de sleutel om in elke zieleroos de ontsluiting te voltrekken. Jazeker, ook Jezus brengt de zieleroos die zich aan Hem toewijdt, tot bloei door de verlossing te bekronen met de heiliging, doch het heeft de Allerheiligste Drievuldigheid behaagd dat Ik, het Wonderwerk Gods waarin alle stappen vanaf de schepping tot de hoogste trap der heiligheid volmaakt voltooid zijn, de zieleroos naar de volle heiligheid kan voeren. Ik doe dit met verwerving van de grootst mogelijke verdiensten voor de ziel, in de mate waarin zij zich daadwerkelijk aan Mij weggeeft, in totale toewijding. Dit komt doordat de ziel in totale toewijding aan Mij de grootste akte van geloof in de volmaaktheid van Gods Werken stelt, en door Mij langsheen wegen wordt geleid die de meest volkomen actieve deelname aan de verlossing waarborgen. Zie het verschil. De ziel die volkomen gelooft in de verlossende Werken van Christus, kan doorbloeien tot de top der heiligheid, doch wanneer zij zich bovendien totaal aan Mij toewijdt om door Mij naar deze top te worden begeleid, stelt zij hierdoor een akte van volkomen geloof in het feit dat Ik, van nature een geschapen ziel, Draagster ben van de volmaakte bloei van Gods Werken, en dus in het feit dat de geschapen ziel op actieve wijze vruchtbaar kan meewerken aan haar verlossing en heiliging. Zij bekrachtigt hierdoor tevens haar geloof in de volmaaktheid van Gods Liefde, die alle Goddelijke Werken in Mij naar hun volmaaktheid heeft gevoerd. Het verschil is aldus dit, dat de ziel die kiest voor de totale toewijding aan Mij als de ultieme weg naar de voltooiïng van het Goddelijk Leven in zich, hierdoor een onbelemmerd credo uitspreekt jegens de totale Bruiloft, de totale eenwording, van de menselijke natuur met God, zoals deze in Mij volmaakt was vanaf Mijn Onbevlekte Ontvangenis. In de beleving van de totale toewijding aan Mij sluit de ziel de volkomen bruiloft met de volmaaktheid van Gods Werken, en betoont zij aan haar Schepper haar 2 geloof in het feit dat ook zij, door de volheid van haar medewerking, volkomen kan openbloeien. In Jezus Christus voltooit de mensgeworden Godheid de Verlossing van de ziel. In Mij begeleidt de absoluut geheiligde menselijke natuur van Maria de Verlossing van de individuele ziel naar haar hoogste voltooiïng: de ontplooing van de ziel tot het beeld en de gelijkenis van haar God. Zo heeft de Allerhoogste het gewild, en daartoe heeft Jezus vanop het Kruis der Verlossing de zielen aan Mij gegeven, en Mij aan de zielen. God heeft het zo beschikt dat de Verlossing in de zielen is gelegd zoals een schatkist, die echter gesloten is. Zo draagt de ziel in zich een oneindig waardevolle schat, die zij zich echter pas tot nut kan maken door een eigen actieve inbreng. Zolang de ziel de schatkist niet door eigen inbreng opent, draagt zij in zich een rijkdom waarmee zij niets kan aanvangen. De ziel wordt aan de schatkist herinnerd door alle tekenen van het christelijk erfgoed, doch zij moet de kist zelf ontsluiten, door haar vrije wil om het te doen, en door haar inspanningen om de inhoud van de kist te gelde te maken. Bij Goddelijke beschikking kan de ziel dit het beste doen door een heilig verbond van eenheid te sluiten met Mij, omdat in Mijn ziel de eerste schatkist was geborgen die volledig ontsloten was, en Ik in mij alles draag waarmee de ziel de schatkist der verlossing kan openen en de inhoud met optimaal rendement kan benutten. Ik heb de macht ontvangen om in elke ziel de verlossing te voltooien via de werken die zij in eenheid met Mij ten dienste van Gods Plannen volbrengt. Ik ben de volmaakt verloste en volmaakt geheiligde menselijke natuur. Daarom herhaal Ik steeds dat Ik een sleutel tot de voltooiïng van de Verlossing van elke afzonderlijke ziel in Mij draag”. Myriam: “Mijn Meesteres, Jezus Christus heeft de zielen de verlossing gebracht. Sommige zielen zouden daarom deze woorden zo kunnen uitleggen alsof U zegt dat de ziel de volheid van de Verlossing, en dus de heiliging, niet zou kunnen bereiken indien zij U omzeilt en zich uitsluitend aan Jezus Christus toewijdt. Zij zouden deze woorden kunnen afdoen als niet van U afkomstig, dus als ketterij”. 3 MARIA: “Dat zijn zij allerminst. Begrijp dit wel. God Zelf heeft tussen Zijn Zoon en Mijzelf een volkomen eenheid van Hart tot stand gebracht. Slechts door deze volkomen eenheid, deze voltooide mystieke Bruiloft, kon Ik de Medeverlosseres naast Christus worden. Als God-Mens heeft Jezus de zielen Verlossing gebracht. Het verlossingswerk is volmaakt, en het kan slechts worden bereid vanuit het Goddelijk Hart van Christus, en moest in zijn uitwerkingen concreet ingevuld worden vanuit het menselijk geworden aspect van Zijn Wezen, namelijk door het Lijden in een lichaam van vlees. Opdat de verlossingsakt de werken van de satan echter totaal en volkomen van hun effecten zou kunnen beroven, heeft God beschikt dat zij reeds tijdens haar voltrekking gedurende het hele aardse leven van de Christus, en in engere zin tussen Gethsemani en Golgotha, volledig aangevuld zou worden in een geschapen ziel: in Mijn geschapen menselijke natuur. Zo heeft God de verlossingsakt, die jegens Hem van nature volmaakt was, ook bekroond naar de krachten der duisternis toe, in een totale, voltooide bezegeling van de volmaakte Bruiloft tussen Goddelijke en menselijke natuur, tussen volmaakte Liefde en volmaakt Lijden zowel vanuit het Goddelijk Hart als vanuit de geschapen stof. Op grond van de volkomenheid van Mijn eenheid met het Hart van de Christus, de Goddelijke Verlosser, aan wiens Vlees Ik zelfs aandeel had, zijn Mij de macht en de wijsheid geschonken om de ontsluiting van de verlossing in de individuele ziel te voltooien. Jezus Christus kan dit alleen doen: Zijn Godheid heeft daartoe geen menselijke inbreng nodig, omdat Hij als God geen beperkingen kent en Zijn Werken dus vanuit Zijn Goddelijke natuur volmaakt zijn. Laten de zielen echter begrijpen dat de Drieëne God Mij, Maria, aan de mensenzielen geeft als de gouden Weg naar de verheerlijking van Zijn Werken. God is volmaakt en absoluut voltooid. Niettemin verlangt Hij van Zijn schepselen verheerlijking en aanbidding. Zo ook beschouwt Hij Zijn Werken slechts als absoluut volmaakt in hun uitwerkingen wanneer de zielen deze verheerlijken. De ziel kan inderdaad de voltooiïng van haar Verlossing bekomen door uitsluitende navolging van Christus, maar Ik geef de zielen ter overweging: 4