Thomas evangelie 72. Jij bent mij in een andere vorm Iemand zei tegen hem: Zeg tegen mijn broers dat ze de erfenis van mijn vader met mij moeten delen. Hij zei hem: Man, wie heeft mij tot verdeler gemaakt? Hij keerde zich tot zijn leerlingen en zei hun: Ben ik dan een verdeler? Als je enigszins tot de wereld van het Thomas evangelie bent doorgedrongen, ga je van sommige uitspraken ook de humor zien. Dit is er een van. Het is een woordspel over een erfenis. In de gnostiek gelden de mensen als erfgenamen van de Bron van alle zijn. Wij komen uit die bron voort zoals lichtstralen uit de zon. De zon is zuiver licht, en de stralen die hij uitzendt zijn weliswaar niet de zon zelf, maar ze zijn zelf ook zuiver licht. De zon en de stralen zijn wezensgelijk. In menselijke zin is er zo’n wezensverwantschap tussen vaders en moeders en hun kinderen. De ouders en de kinderen zijn allen mens en daarin aan elkaar wezensgelijk. In een vergelijkbare betekenis geldt in de gnostiek dat de mensen erfgenamen zijn van de Bron van alle zijn. Zoals kinderen op hun ouders lijken, zo heeft de mens een ‘oorspronkelijk gelaat.’ Dat oorspronkelijk gelaat is de goddelijke wezenskern van de mens, het ware zelf. De opvatting dat de mens een erfgenaam is van de Bron, en daaraan dus wezensgelijk, is kenmerkend voor de gnostiek tegenover die andere opvatting dat God ‘gans anders’ zou zijn en er dus een wezensverschil is tussen God en mens. Nu klopt die vergelijking van de mens als erfgenaam van de Bron niet helemaal met de menselijke situatie tussen ouders en kinderen, zoals elke vergelijking mank gaat. En over dat verschil gaat dit logion. In het mensenbestaan wordt de erfenis van de ouders gewoonlijk verdeeld tussen de kinderen onderling. Daar krijgt ieder een eigen en apart deel. De een krijgt iets anders dan de ander. Maar hier dus, bij verrassing, niet. Waarom niet? Omdat de wezensgelijkheid van de mens met de Bron ook betekent dat mensen onderling wezensgelijk zijn. Er mogen dan allerlei uiterlijke verschillen zijn en die zijn op zich ook wel van betekenis, maar in de kern is er geen wezenlijk verschil tussen de ene mens en de andere. Ja, we zijn allen erfgenamen van de Bron, maar we erven allemaal hetzelfde, allemaal dezelfde wezenskern van de Bron, onze Christus-natuur. Jezus, zo zou je kunnen zeggen, beheert weliswaar de erfenis van de Bron, maar in plaats van de erfenis te verdelen onder de erfgenamen, geeft hij iedereen de hele erfenis. Hij is dus geen verdeler. Als we beseffen dat we allemaal in onze wezenskern gelijk zijn met de Bron, als we die fundamentele gelijkheid onder elkaar erkennen, kunnen we zelfs tegen een medemens zeggen, sprekend vanuit je eigen wezenskern: ‘Jij bent mij in een andere vorm’. Het is slechts een andere manier van zeggen van de groet uit het hindoeïsme: ‘Ik groet het licht in jou’, of “Gij zijt dat’, waarmee ook erkend wordt dat die ander en jijzelf, beiden ‘Dat’ zijn, samen deelnemend in dezelfde Bron. Jezus is dus geen verdeler. Hij deelt wel uit, zoals bij de wonderbaarlijke vermenigvuldiging van vis en brood. Maar die manden met vis en brood zijn onuitputtelijk. En iedereen krijgt alles, de hele erfenis. Bron: Bram Moerland Schatgraven in Thomas Vertaling en toelichting van het Thomas evangelie Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 2007 ISBN 9789035131453 www.brammoerland.com