HOOFDSTUK 1 – WAT IS CRIMINALITEIT? 1.1 - Rechtsregels Waarde = principe dat mensen belangrijk vinden om na te streven. (eer, vrijheid) Norm = gedragsregel. ‘je mag niet liegen’ ‘je mag niet roken’ (religieuze, morele, fatsoen, rechtsnormen> wetten) Normoverschrijdend gedrag is de wet overtreden. Rechtsbronnen: wetten, gemeentelijke verordeningen, Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) en ministeriële regelingen. Jurisprudentie = het geheel aan rechterlijke uitspraken, eerdere zaken over zelfde onderwerp. Interpretatie van wetten kan soms problemen opleveren. Verschillende visies of vage formulering. Functies van rechtsregels: - rechtszekerheid bieden aangeven wat wel en niet is toegestaan, verhoudingen tussen mensen regelen - orde brengen in maatschappij voortbestaan en ordening van samenleving - onafhankelijke rechtspraak voor iedereen gelijke rechtspraak - conflicten voorkomen In de loop van de tijd is het Wetboek van Strafrecht herhaaldelijk aangepast. Redenen: 1. Sommige rechtsregels geschrapt omdat normen en waarden gingen afwijken van wat maatschappelijk aanvaardbaar was. (spugen op straat is niet meer strafbaar) Moet vaak gekozen worden tussen strenger controleren/straffen, of regel aanpassen aan maatschappelijke norm. 2. Samenleving is complexer geworden. Meer regels nodig. Cybercriminaliteit, milieuproblematiek, recht op privacy. Rechtsregels zijn tijd- en plaatgebonden. Straffen ook. 1.2- Strafbaar gedrag en criminaliteit Criminaliteit = door de overheid bij wet strafbaar gesteld gedrag Wetboek van Strafrecht, Wegenverkeersdelict, Opiumwet, Wet wapens en munitie, Wet economische delicten, etc. Misdrijven = meer ernstige strafbare feiten (diefstal, mishandeling, moord, vernielingen) Overtredingen = minder ernstige strafbare feiten (stoplicht, verboden toegang) Overtredingen > kantonrechter Lichte misdrijven > politierechter Zware misdrijven > rechtbank met drie rechters Criminalisering = het strafbaar worden van bepaald gedrag. (tegenovergestelde is decriminalisering) Burgers bepalen mee wat strafbaar is omdat het parlement wetgevende macht heeft. Soorten criminaliteit: - delicten tegen openbare orde/gezag - gewelddelicten tegen leven en persoon (moord) - ruwheid / seksuele / verkeer / drugs / economisch / milieu Veelvoorkomende criminaliteit = winkeldiefstal, fietsendiefstal, voetbalvandalisme, graffiti etc. Zware criminaliteit = moord, inbraak, verduistering, afpersing, overvallen, drugs etc. Georganiseerde criminaliteit = als misdrijven worden begaan door groep mensen die zich verenigd hebben in organisatie, hiërarchische structuur, taakverdeling. 1.3 – Criminaliteit als maatschappelijk probleem Criminaliteit is een maatschappelijk en sociaal probleem. Publieke agenda. Individuele vrijheid vs. zo groot mogelijke vrijheid. Bedreiging rechtsorde. Handhaven openbare orde en verschaffen veiligheid zijn basisfuncties van de staat. Materiële schade: - directe financiële schade aan burgers/bedrijven/overheid (inbraak) - indirecte financiële schade (winkeldiefstal) - kosten voor bestrijding criminaliteit Immateriële schade - gevoelens van onveiligheid - problemen door inbreuk op geestelijke/lichamelijke integriteit - vermijdingsgedrag (straat niet meer op durven bijvoorbeeld) - psychotraumatische problemen - aantasting rechtsgevoel van mensen Wie proberen er iets te doen aan criminaliteit? 1. Particuliere initiatieven woningbeveiliging, inzet burgerwachten, surveilleren op straat 2. Bedrijven camera’s, metaaldetectiepoortjes, rolluiken. 3. Maatschappelijke instellingen - Coornhert Liga streeft naar humanisering, houdt zich bezig met belangen van daders/verdachten. Zinvolle arbeid, geen lijfstraffen. - Reclassering is een vorm van maatschappelijk werk voor verdachten/daders I. Hulpverlening aan mensen die met justitie in aanraking zijn gekomen. School, werk, familie inlichten. Hulp bij studie, relatieproblemen, hulp bij terugkeer in samenleving. II. Onderzoek en voorlichting over achtergronden van verdachte t.b.v. officier van justitie/rechter. III. Voorbereiden en begeleiden van uitvoering taakstraffen. Rechten slachtoffer: - recht op informatie over verdere verloop aangifte en identiteit dader evt. - spreekrecht. Slachtofferbrief, of tijdens rechtszaak. - schadevergoeding. (Schadefonds Geweldsmisdrijven) Slachtofferhulp: biedt hulp als je slachtoffer bent van misdrijven, in gesprek. Stichting Blijf-van-mijn-lijf, huiselijk geweld. Meldpunt discriminatie, klachtenbehandeling en zelfstandig onderzoek naar vormen ongelijke behandeling. Stichting Zinloos Geweld, belangenbehartiging en voorlichting. HOODFSTUK 2 – HOE VEILIG IS NEDERLAND? 2.1 – Meten van criminaliteit Kwantitatieve methoden = gegevens verzameld, cijfers, percentages, statistieken, dader- en slachtofferenquêtes, CBS. Kwalitatief onderzoek = diepte-interviews met daders, slachtoffers en andere betrokkenen, worden gedaan als er meer diepgaande info nodig is, meningen/ervaringen/behoeften van bepaalde doelgroep. Betrouwbaarheid = gegevens moeten niet op toeval berusten. Goede meting. Goede vraagstelling. Validiteit = dat er gemeten wordt wat er gemeten moet worden. (Als je geweld gaat onderzoeken, wat versta je dan onder geweld) Generaliseerbaarheid = betrekking op de mate waarin een onderzoek als algemeen geldig kan worden beschouwd. Samenstelling onderzochte groep is hierbij belangrijk, onderzoekspopulatie. Politie en rechtbankstatistieken Zijn niet altijd even betrouwbaar want geven alleen beeld van geregistreerde criminaliteit. Beperkt beeld want: - mensen doen niet altijd aangifte (daders worden toch niet gepakt, of schaamte) - sommige delicten worden niet ontdekt - minder zichtbare delicten (fraude) Rechtbankstatistieken zijn ook niet al te betrouwbaar, geven ook beperkt beeld want: - deel van opgeloste zaken wordt geseponeerd ‘first offenders’ / te jong / te oud / al genoeg gestraft - transactie > geldbedrag betalen. Halt. Lastig te bepalen of criminaliteit toe- of afneemt. Redenen: - selectieve opsporing meer controle = meer overtredingen. Ernstige delicten vaak veel aandacht. - toename regels en wetten handhaving nieuwe wetten zorgt voor nieuwe strafzaken. - registratie van misdrijven gebeurt niet altijd even nauwkeurig/systematisch subjectieve beoordelingen door officier van justitie. (wat de ene mishandeling noemt noemt de ander misschien poging tot doodslag) Slachtofferenquêtes om beeld te krijgen van niet-geregistreerde criminaliteit, dark figure, verborgen criminaliteit, Voordeel: misdrijven waar mensen niet snel aangifte van doen kunnen toch aan het licht komen. Inzicht in omstandigheden waarin delicten plaatsvonden, en plaatsen waar ze plaatsvinden en risico’s die bepaalde bevolkingsgroepen lopen. Nadelen: - sommige categorieën mensen worden niet ondervraagd. Illegalen, toeristen, jongeren onder 15. - seksuele delicten worden vaak verzwegen - subjectieve meting (gevoeligheid voor criminaliteit) - alleen veelvoorkomende delicten worden gemeten. Geen roofovervallen bijvoorbeeld. - slachtofferloze criminaliteit, te hard rijden, illegale vuilstortingen, drugshandel, geldfraude. Daderenquêtes Ook niet-ontdekte fraudezaken kunnen aan het licht komen. Aan daders zelf vragen of ze misdaad hebben gepleegd. Maar er is natuurlijk wel een drempel om eerlijk te antwoorden. Plus zelfde bezwaren als slachtofferenquêtes. Diepte-interviews met slachtoffers kunnen achterhalen wat het betekent slachtoffer te zijn, hoe georganiseerde misdaadorganisaties te werk gaat etc. > open vraagstelling. Bij kwantitatief onderzoek juist duidelijke, expliciete vraagstelling. Kwantitatief: parlementaire enquête. 2.2 – Beeldvorming Media geeft niet altijd goed beeld van criminaliteit in Nederland, vaak alleen de ‘grote’ zaken komen aan bod. Vaak ook sensationele berichtgeving ipv zakelijk. (Telegraaf) Uit onderzoek is gebleken dat er een samenhang bestaat tussen de mate waarin mensen bezorgd zijn over criminaliteit en het lezen van kranten met meer of minder (sensationeel) nieuws over misdaad. Toch wordt beeldvorming van burgers niet alleen beïnvloed door media. Burgers kunnen rechtszaken vaak nalezen, als ze dat willen. Een generalisterend en steriotiep beeld door de media laat zich kenmerken door: 1. Beeld dat criminaliteit vooral met geweld te maken heeft. 2. Beeld dat aandeel van zware criminaliteit groot is. 2.3 – Criminaliteit vroeger en nu Langetermijnontwikkelingen. Criminaliteit is flink toegenomen. Belangrijkste ontwikkelingen in de samenleving: - Afnemend gezag overheid. Overheid moet respect verdienen. Goed voorbeeld geven, maar ambtenaren gaan steeds vaker de fout in… Zo nemen burgers het ook niet zo nauw meer met wetten etc. - Afnemende betekenis maatschappelijk middenveld school, kerk, verenigingen; gevolg individualisering. Minder sociale controle. - Vervaging maatschappelijke normen en waarden traditionele waarden gelden minder sterk dan vroeger, verminderde betekenis van kerk/ ideologie. - Sterk toegenomen welvaart Er valt meer te halen. Ook alcohol en drugsgebruik is gestegen. - Afgenomen pak- en stafkans Belastingfraude niet zichtbaar. Lichte overtredingen vaak nauwelijks vervolgd. Uit onderzoek is gebleken dat vooral bij lichte delicten het aantal wetsovertreders bij strengere controle drastisch afneemt. - Toegenomen werkloosheid Eerst veel misbruik van uitkeringen, daarna hoge bekeuringen dus dat nam af. Veel werkloosheid leidt tot verveling leidt tot criminaliteit - Internationalisering biedt mogelijkheden voor burgers, dus ook voor criminelen. Open grenzen. Drugs. Recente ontwikkelingen Aantal vermogensdelicten is gedaald, komt waarschijnlijk door betere beveiliging van huizen en gebruik pinpas. Gevoelens van onveiligheid zijn niet minder geworden. Geweldsmisdrijven zijn namelijk toegenomen. Geregistreerde geweldsmisdrijven sinds eind jaren 60 met ZEVENHONDERD% toegenomen. Heeft te maken met net genoemde veranderingen in samenleving, gestegen alcoholconsumptie, gestegen welvaart, zinloos geweld.. Door betere beveiliging is het aantal gewapende roofovervallen gestegen en het aantal ‘gewone’ inbraken afgenomen. Ook steeds meer overvallen bij benzinestations/winkels. Ook betere beveiliging van huizen leidt tot meer geweld; burgers moeten bijvoorbeeld onder dwang pinpas/code afstaan. HOOFDSTUK 3 – OORZAKEN VAN CRIMINALITEIT 3.1 – Wie is crimineel? Geslacht Veel criminelen zijn mannen. Verschillende verklaringen hiervoor: -ongelijke machtsverdeling -verschillen in opvoeding -aangeboren verschil in agressiviteit tussen mannen en vrouwen Criminaliteit onder vrouwen stijgt wel. Leeftijd Mensen plegen vooral in hun adolescentieperiode delicten, van 16 tot 23 jaar. Verklaringen voor oververtegenwoordiging jeugdige daders: -het opzoeken van grenzen en het overschrijden van maatschappelijke normen hoort bij het opgroeien. Hoe ouder je wordt, hoe minder risico’s je durft te nemen, meestal. -sociale problemen en gebrek aan sociale vaardigheden. De band met de samenleving neemt af. -segregatie vergroot de kans om met politie en justitie in aanraking te komen. Segregatie: geen kans op normale baan, dus geen perspectief op sociale mobiliteit en deelname aan de maatschappij. Weinig toekomstperspectief dus. Er wordt voorkomen dat jongeren zonder diploma van school gaan en geen baan kunnen vinden. Maatschappelijke positie Mensen met een lagere maatschappelijke positie zijn oververtegenwoordigd. Werklozen komen vaker in aanraking met politie en justitie. In de hogere en middenklasse komen vaak vermogensdelicten voor. Witteboordencriminaliteit. Werkelijke omvang is groter dan de geregistreerde omvang. Etnische afkomst Allochtone groepen blijken relatief oververtegenwoordigd bij diefstal en drugscriminaliteit. Ondervertegenwoordigd bij fraude en discriminatie. Nuancering allochtonen vs. autochtonen: -harde kern van jeugdcriminelen is evenveel allochtoon als autochtoon. -allochtonen zijn niet één groep. Tweede generatie allochtonen zijn meer vertegenwoordigd dan eerste generatie allochtonen. -de meeste allochtonen behoren tot de lagere maatschappelijke klassen. Is dat dan de oorzaak of toch het allochtoon-zijn? Locatie Duidelijk verband tussen de mate van verstedelijking van een gebied en het criminaliteitscijfer. In grote steden: -wonen meer kansarme jongeren -minder sociale controle -meer gelegenheid tot criminaliteit 3.2 – Criminologie Is de wetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van menselijke gedragingen die door de wet strafbaar zijn gesteld en van de wijze waarop de overheid en de rest van de maatschappij daarop reageert. Beschrijvende criminologie: aard, omvang, spreiding en ontwikkeling van crimineel gedrag en criminaliteit. (gewelds- en georganiseerde criminaliteit). Theoretische criminologie: crimineel gedrag verklaren met drie benaderingen: -microniveau: de individuele situatie van mensen en hun motieven, biologisch en psychologisch -mesoniveau: individu in relatie tot directe leefomgeving, sociaalpsychologisch -macroniveau: structurele en culturele kenmerken van samenlevingen als geheel, sociologisch. Criminaliteit hier als een maatschappelijk verschijnsel. Biologische en psychologische verklaringen Kernvraag op microniveau: zijn er verschillen tussen criminele en niet-criminele mensen? Slechts een klein deel (5%) van de jongeren hoort bij de persistente delinquenten. Daders die vaker (ernstig) crimineel gedrag vertonen. Veel meer jongeren hebben een keer ingebroken. Onderzoek naar daders in twee richtingen: -onderzoek naar biologische verschillen zoals genetische en neurofysiologische kenmerken. Erfelijkheid, samenstelling genetisch materiaal. Verband tussen verhoogd testosteronspiegel en agressief gedrag. -onderzoek naar psychologische verschillen zoals cognitieve en functionele persoonlijkheidskenmerken. Vaak psychiatrisch, persoonlijkheids- en ontwikkelingsstoornissen onder jonge delinquenten. Dit soort stoornissen vergroot de kans op probleemgedrag. Moeilijk om causaal verband te leggen tussen stoornissen en crimineel gedrag. Veel jongeren die met de kinderrechter in aanraking komen, hebben ADHD. Maar heel veel kinderen met ADHD zijn nog nooit met justitie in aanraking gekomen. Dus ADHD is niet determinerend (allesbepalend) voor criminaliteit, opvoeding en andere factoren spelen nog steeds een grote rol. Risicofactoren: hoe zorgen omgevingsfactoren ervoor dat erfelijke factoren zich negatief ontwikkelen. Sociaalpsychologische verklaringen Verklaring crimineel gedrag wordt gezocht in directe sociale omgeving, mesoniveau. Als er problemen optreden in de primaire (gezin) en secundaire (school, vrienden, kerk) socialisatie is de kans groter dat iemand crimineel gedrag vertoont. -Gezin. Heel belangrijk voor de positie van mensen. Als ouders niet corrigeren: normvervaging. Ernstige gezinsproblemen leiden tot latere gedragsstoornissen. -School. Nieuwe normen, andere kinderen, autoriteiten. Kun je daar niet mee omgaan, dan kom je in aanraking met justitie. Verband tussen spijbelgedrag en licht crimineel gedrag. -Leeftijdgenoten. Hoe ouder je bent, hoe meer invloed van je vrienden. Veel jeugdcriminaliteit in groepsverband. Jongerengroepen hebben normen die tegen de algemene gedragsregels ingaan. Groepsdruk. Op gegeven moment geen schuldgevoel meer. Neutralisatie: ontkenning van de eigen verantwoordelijkheid voor crimineel gedrag. Soms zelfs slachtoffers ontkend. ‘Ze moeten niet zeuren.’ -Subculturen. Dominante cultuur vs. subcultuur. Normafwijkend en crimineel gedrag. Subcultuur kan zich afhankelijk voelen van dominante cultuur, krijg je frustratie, machteloosheid en agressiviteit van, spanningen. -Achterstandswijk. Minder aandacht voor publiek domein dan in welvarende buurten. Gebrekkige sociale controle. Er staat al graffiti op de muren, dus doen we er gewoon nog wat bij. Dat gaat makkelijker dan op schone muren in welvarende buurten. -Kerk en het verenigingsleven. Jongen die actief lid zijn van kerk en/of vereniging komen minder vaak in aanraking met justitie. Maar steeds minder mensen zijn daar lid van. Men heeft nu meer eigen geld en gaat liever naar een cafeetje dan naar de kerk. Sociologische verklaringen Macroniveau: maatschappelijke omstandigheden en ontwikkelingen waarop mensen weinig invloed hebben. Maatschappelijke ontwikkelingen: zie ook hoofdstuk 2. -minder sterk maatschappelijk middenveld -veranderde normen en waarden -toegenomen welvaart -kleinere pak- en strafkans -meer alcohol- en drugsgebruik -werkloosheid -minder sociale controle Zijn allemaal van invloed op crimineel gedrag en hebben te maken met de maatschappelijke ongelijkheid in de samenleving. Alleen als maatschappelijke ongelijkheid leidt tot sociale desintegratie en sociale onrechtvaardigheid, is de kans op crimineel gedrag groter. Sociale desintegratie: mensen voelen zich niet langer verbonden met andere mensen in de samenleving. Economische uitsluiting: hoge werkloosheid onder allochtonen. Sociale uitsluiting: mensen met een strafblad krijgen minder snel een baan. Sociale onrechtvaardigheid: onvoldoende maatschappelijk perspectief. Kan leiden tot aanpassingsgedrag, vooral bij lagere klassen. 3.3 – Theorieën over criminaliteit Risicofactoren: zijn van invloed op criminaliteit. Zie paragraaf 3.2. Nu naar theorieën kijken, verklaren allemaal een deel van het verschijnsel criminaliteit. Sociobiologische theorie Sociobiologie houdt zich bezig met de evolutionaire oorsprong van sociaal gedrag bij dieren, inclusief de mens. Edward Wilson in 1975. In die tijd nog omstreden want men geloofde nog in tabula rasa, onbeschreven blad en niet in de genetische bepaaldheid van menselijk gedrag. Willem Boekhuisen, aanhanger van de sociobiologische theorie in Nederland. In hoeverre is crimineel gedrag aangeboren en in hoeverre hangt het samen met biologische factoren, dat wilde hij onderzoeken. Door de ontdekking van DNA is de mening over sociobiologie genuanceerd. Nu is onderzoek naar biologische verklaringen voor afwijkend gedrag veel meer geaccepteerd. Aangeleerd-gedragtheorie Edwin Sutherland (socioloog) kwam tot de conclusie dat crimineel gedrag wordt aangeleerd. Als je in je gezin, de buurt veel contact hebt met criminelen dan neem je dat over. Criminelen verschillen niet wezenlijk van anderen. Geen afwijkende kenmerken, en dezelfde doelen als anderen. Criminelen hebben alleen het verkeerde gedrag aangeleerd om die doelen te bereiken. Geen antwoord op vragen als waar criminaliteit begint, waarom komen veranderingen en nieuwe ontwikkelingen vandaan in de misdaad? Gelegenheidstheorie Gebaseerd op de rationele keuzetheorie. Is oorspronkelijk een economische theorie (Adam Smith). Ieder individu kiest voor de meest gunstige optie. Mens is rationeel wezen en weegt kosten en baten tegen elkaar af. Ook criminelen maken rationele beslissingen. Marcus Felson, vatte zijn theorie zo samen: de gelegenheid maakt de dief. De aanwezigheid van daders, doelwitten de afwezigheid van voldoende sociale bewaking bepaalt criminaliteit. Voordeel: mensen gaan zich beter beveiligen; dan is er geen gelegenheid meer voor criminaliteit. Anomietheorie Robert Merton. Verklaring voor criminaliteit in de maatschappelijke ongelijkheid. Kloof tussen levensdoelen die mensen voor zichzelf stellen en de beperkte middelen die beschikbaar zijn om die doelen op de goede wijze te bereiken. Iedereen wil zo hoog mogelijk op de maatschappelijke ladder komen, maar de erkende en wettige middelen om dat te bereiken zijn ongelijk verdeeld, dus dat lukt niet iedereen. Je kunt dat accepteren, of je kunt niet-erkende middelen gebruiken om toch je doel te bereiken. (fraude, inbraak). Anomie is een vorm van normloosheid. Etiketteringstheorie (stigmatiseringstheorie) De sociale afkeuring van een crimineel lijkt het gevolg van zijn strafbare gedrag. Howard Becker draait dit om. De sociale afwijking van mensen is juist de oorzaak van hun criminele gedrag. Mensen worden gestimuleerd om crimineel gedrag te vertonen als zij het ‘etiket’ van crimineel opgeplakt krijgen. Bestraffing heeft dus eerder meer dan minder afwijkend gedrag tot gevolg, want dan krijg je dus zo’n etiket opgeplakt en ga je je daar ook naar gedragen. Bindings- of integratietheorie Travis Hirschi stelde zich de vraag waarom de meeste mensen juist geen misdaden plegen. Ieder mensen is immers voor een deel tot het slechte geneigd. We gedragen ons nog netjes vanwege onze bindingen, banden met familie, collega’s. Deze bindingen remmen je criminele neigingen af. Mensen die geen/weinig bindingen hebben, vertonen dus meer crimineel gedrag. Dus: door het herstellen van bindingen kan criminaliteit worden bestreden? Socialecontroletheorie Sampson en Laub vinden de dreiging die van sancties uitgaat erg belangrijk. Sancties: formele bestraffingen van politie en justitie en informele bestraffingen van ouders, leraren en vrienden. Rol van ouders is doorslaggevend. Hoe minder de informele sociale controle en hoe slechter de relatie met de ouders is, des te meer kans op crimineel gedrag. Lijkt op de bindingstheorie. Verschil: meer nadruk op de gevolgen van slechte bindingen, namelijk de gebrekkige sociale controle. Bij Hirschi vormen die slechte relaties of bindingen zélf de verklaring. Welke theorie is de beste? Geen theorie geeft een volledige verklaring voor crimineel gedrag. Je kunt nu wel beter weten wie een grotere kans loopt om crimineel gedrag te vertonen. Ook lid zijn van een subcultuur of andere minderheidsgroepen vergroten de kans nog meer op crimineel gedrag. Weinig controle (in achterstandswijk of grote stad) spelen ook een grote rol. EINDE!