Maatschappijwetenschappen samenvatting Hoofdstuk 1 Wat is criminaliteit? Waarde, een principe dat mensen belangrijk vinden om na te streven. Normen zij gedragsregels. Religieuze en morele normen. Sommige normen vertegenwoordigen zulke belangrijke waarden in de samenleving dat ze als rechtsnormen in wetten zijn vastgelegd. Als normen worden overtreden spreken we van norm-overschrijdend gedrag. Pas als rechtsnormen overtreden worden spreken we van crimineel of strafbaar gedrag. Strafrechtelijk definiëren we criminaliteit als elk door de overheid bij wet strafbaar gesteld gedrag. De juridische benaming van strafbaar gedrag is delict. Het merendeel van de strafbaar gestelde gedragingen vind je in het Wetboek van Strafrecht. Misdrijven zijn de meer ernstige strafbare feiten, zoals diefstal, mishandeling, moord, fraude, rijden onder invloed en vernieling. Overtredingen zijn de minder ernstige strafbare feiten, zoals rijden door rood of het onbevoegd betreden van iemands terrein. Overtredingen afgehandeld door kantonrechter, lichte misdrijven door politierechter en zware misdrijven door de meervoudige kamer, een rechtbank met drie rechters. Misdrijven die tot een veroordeling hebben geleid, worden geregistreerd in het uittreksel justitiële documentatie, het strafblad. Overtredingen komen hier pas in te staan als de rechter een vrijheidsstraf en/of taakstraf oplegt. Met een verklaring krijg je geen VOG, Verklaring Omtrent het Gedrag. Een verklaring van goed gedrag. Met criminaliteit bedoelen we dan alle misdrijven die in de wet omschreven staan. Met strafwaardig bedoelen we gedrag dat volgens iemand of een grotere groep mensen strafbaar zou moeten zijn. Criminaliteit di met andere woorden een relatief en cultureel bepaald begrip. Het is maar wat je criminaliteit vind en wat er in de wet staat. Welke gedragingen wel en welke niet strafbaar worden gesteld, is afhankelijk van een aantal zaken: de maatschappelijke context, de ernst van de gevolgen, de morele opvattingen van de mensen met veel politieke macht. De redenen dat criminaliteit gezien wordt als maatschappelijk of sociaal probleem zijn: criminaliteit heeft ongewenste gevolgen voor grote groepen in de samenleving. Er bestaat een verband tussen het bestaan van criminaliteit en andere maatschappelijke ontwikkelingen. Bij de aanpak van criminaliteit spelen tegengestelde belangen een rol. Criminaliteit vraagt om een gemeenschappelijke oplossing. Materiële schade: directe financiële schade, indirecte financiële schade, kosten voor criminaliteitsbestrijding. Immateriële gevolgen: gevoelens van onveiligheid, emotionele en psychische problemen, verlies aan vertrouwen. De toe- en afname van criminaliteit staan niet op zichzelf, maar houden verband met andere maatschappelijke ontwikkelingen. Zoals afnemend gezag van de overheid. Afnemende betekenis van het maatschappelijke middenveld, zoals school, kerk en buurt- of sportverenigingen, als gevolg van de individualisering. Minder sociale controle. Veranderend normen- en waardenbesef. Toegenomen welvaart. De afgenomen pak- en strafkans. Werkloosheid. Technologische ontwikkelingen. Internationalisering. Veiligheidsparadox: ofwel het verschijnsel dat hoe meer veiligheid we hebben, hoe erger we een inbreuk daarop ervaren. Veiligheidsutopie: het onhaalbare verlangen naar het samenvallen van maximale vrijheid en maximale veiligheid. Particuliere initiatieven, bedrijven en maatschappelijke instellingen proberen criminaliteit te verminderen. Criminaliteit is ook een politiek probleem omdat het handhaven van de openbare orde en het verschaffen van veiligheid tot de basisfuncties van de overheid behoren. Omdat criminaliteit een ernstige bedreiging van de rechtsorde vormt, staat de bestrijding ervan hoog op de politieke agenda. Over de beste manier om criminaliteit te bestrijden zijn de politieke partijen het niet eens. Hoofdstuk 2 Aard en omvang van criminaliteit. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) hanteert de volgende indeling: delicten tegen de openbare orde het gezag, geweldsdelicten tegen leven en persoon, ruwheidsdelicten, vermogensdelicten, seksuele delicten, verkeersdelicten, drugsdelicten, economische delicten en milieudelicten. Met veelvoorkomende criminaliteit, misleidend ook wel kleine criminaliteit genoemd, bedoelen we onder meer fietsendiefstal, vernielingen en graffiti. Zware criminaliteit omvat ernstige vormen van criminaliteit, zoals moord, inbraak, afpersing. De overheid maakt onderscheid tussen jeugdcriminaliteit, cybercriminaliteit, witteboordencriminaliteit, terrorisme en drugs-gerelateerde criminaliteit. Een bijzondere categorie waartegen maatregelen worden genomen is de georganiseerde criminaliteit, omdat deze zich niet beperkt tot één categorie of één soort delicten. Door eenzijdige berichtgeving over criminaliteit ontstaat er bij het grote publiek een stereotiep en generaliserend beeld van criminaliteit. Framing. Met stereotiep bedoelen we dat er een vaststaand beeld ontstaat van een bepaald van een bepaald verschijnsel omdat de media steeds op dezelfde manier over het onderwerp bericht. Een generaliserend beeld wil zeggen dat er uit een of enkele bijzondere gevallen een algemene conclusie wordt afgeleid. Sommigen redeneren dat mensen bewust kiezen wat ze wel en niet willen lezen of horen, referentiekader. Dit wordt gevormd door waarden, normen, ervaringen en persoonlijke interesses. Als het gaat om de beeldvorming over criminaliteit wordt het referentiekader van burgers dus gevormd en bevestigd door de media, maar ook de eigen ervaringen hebben er invloed op. Bij kwantitatieve onderzoeksmethoden wordt een groot aantal gegevens verzameld. Kwalitatief onderzoek wordt gebruikt als er meer diepgaande informatie nodig is. Om te weten wat een gevoel van onveiligheid voor mensen persoonlijk betekent of waarom iemand het criminele pad op gaat, zijn diepte-interviews met slachtoffers en daders nodig. Politiestatistieken zijn een weergave van de geregistreerde criminaliteit, misdrijven die door mensen bij de politie zin aangegeven of die door de politie zelf zijn ontdekt. Van elke aangifte of ontdekking wordt proces-verbaal opgemaakt. Een proces-verbaal is een schriftelijk verslag waarin de politie of een andere opsporingsambtenaar informatie geeft over het tijdstip, de plaats en de toedracht van een overtreding, misdrijf of ongeluk. Politiestatistieken geven maar een beperkt beeld van het werkelijke aantal gepleegde delicten: mensen doen om allerlei redenen geen aangifte en sommige delicten blijven vaak onzichtbaar, zoals zakkenrollerij. Rechtsbankstatistieken registreren alle misdrijven waarbij een rechter uitspraak doet. Onderzoeksgegevens zijn betrouwbaar als ze zijn gebaseerd op waarnemingen die, onder dezelfde omstandigheden herhaald, steeds dezelfde uitkomst geven. Er mag geen sprake van toeval zijn. Soms zijn ze niet betrouwbaar door selectieve opsporing, nieuwe wetten, subjectieve beoordeling, verschillende belangen en de interpretatie van cijfers. Slachtofferenquêtes: onderzoekers vragen aan zoveel mogelijk mensen of zij in een bepaalde tijdsperiode slachtoffer zijn geweest van een misdrijf. Daderenquêtes: hier wordt aan mensen gevraagd of ze bepaalde misdrijven hebben gepleegd. Hoewel slachtoffer- en daderenquêtes aanvullende informatie kunnen opleveren, zijn ook deze onderzoeksmethoden niet geheel betrouwbaar: niet alle categorieën mensen worden ondervraagd. Over sommige misdrijven wordt naar verhouding vaker gezwegen. Het gaat om een subjectieve meting. Dit soort enquêtes zijn altijd steekproeven. Criteria voor betrouwbaar onderzoek: betrouwbaarheid. Onderzoeksvragen zijn betrouwbaar als ze niet op toeval berusten. Validiteit, hetgeen betekent dat het onderzoek precies datgene meet dat het moet meten. Generaliseerbaarheid, de mate waarin uitkomsten van een onderzoek als algemeen geldend kunnen worden beschouwd. Hoofdstuk 3 Hoe ontstaat crimineel gedrag? Er is een ongelijke spreiding. Geslacht, leeftijd, maatschappelijke positie, etnische afkomst en woonomgeving. Criminaliteit is vooral een zaak van mannen. Uit onderzoek blijkt dat de mensen vooral in hun adolescentie, van 16 tot 23 jaar, delicten plegen. Een aantal redenen zijn: Weinig besef van geldende normen omdat ze die van huis uit nauwelijks hebben meegekregen. Relatief veel problemen als gokverslaving, overmatig drugsgebruik, schulden en conflicten op school en werk. Gebrekkige sociale vaardigheden, waardoor zij er niet inslagen zich uit de problemen te werken. Weinig perspectief op werk en carrière. Een laag opleidingsniveau en persoonlijke problemen belemmeren de sociale mobiliteit van deze jongeren. Uit misdaadstatistieken blijkt dat mensen met een lagere maatschappelijke positie vaker betrokken zijn bij agressieve delicten, inbraak en diefstal. Meer allochtonen dan autochtonen crimineel. Wat ook opvalt is het relatief hoge aantal jonge allochtonen dat behoort tot de probleemgroepen. Beschrijvende criminologie, is erop gericht een helder en compleet beeld te geven van de aard en omvang van de criminaliteit. Theoretische criminologie, probeert crimineel gedrag te verklaren. We onderscheiden daarbij twee soorten benaderingen. Theorieën die criminaliteit proberen te verklaren vanuit de individuele situatie en de persoonskenmerken van criminelen. We noemen dit het microniveau. Theorieën die de oorzaken van criminaliteit zoeken in structurele en culturele kenmerken van samenlevingen als geheel. We noemen dit het macroniveau. Als je als wetenschapper crimineel gedrag op microniveau benadert, ben je op zoek naar de individuele of persoonlijke verschillen tussen criminele en niet-criminele mensen. Bovendien wil je weten of deze verschillen een gevolg zijn van aanleg, nature, of van opvoeding, nurture. Asociaal gedrag, lagere hartslag, testosteronspiegel en agressief gedrag. Persoonlijkheidsstoornissen, geen causaal verband. Niet determinerend, allesbepalend. Risicofactoren: gezinssituatie, school, buurt en vriendenkring. Het gezin is de voedingsbodem voor het latere functioneren van mensen . Op school komen kinderen in aanraking met nieuwe normen, zoals op tijd komen en hw maken. Kinderen die opgroeien in een achterstandswijk lopen meer risico om crimineel te worden dan kinderen uit meer welvarende buurten. Ook treedt hier normvervanging op. Hoe ouder een kind wordt, des te groter de invloed van leeftijdsgenoten, peergroup. Langzaamaan ontstaat bij deze jongeren het idee dat er niets mis is met hun gedrag. Je noemt dit neutralisatie, het ontkennen van de eigen verantwoordelijkheid voor crimineel gedrag. Als je als wetenschapper crimineel gedrag op macroniveau benadert, beschouw je criminaliteit als een gevolg van maatschappelijke omstandigheden en ontwikkelingen. Sociologische factoren Maatschappelijke ongelijkheid leidt tot een gevoel van sociale onrechtvaardigheid. Maatschappelijke ongelijkheid vergroot de kans op sociale desintegratie, dat wil zeggen dat mensen zich niet langer verbonden voelen met anderen in de samenleving. We spreken van vervreemding als mensen het gevoel hebben dat zij buiten de samenleving staan. Normvervaging en normloosheid liggen dan op de loer, waardoor strafbaar gedrag door de groep niet langer afgekeurd wordt. Sociobiologie en de aangeleerd-gedragtheorie: Edwin Sutherland, crimineel gedrag is aangeleerd. Edward Wilson, gedrag is aangeboren. Gelegenheidstheorie: Adam Smith, mensen kiezen voor zichzelf de beste optie. Marcus Felson, de gelegenheid maakt de dief. Anomietheorie: Robert Merton, komt door maatschappelijke ongelijkheid. Niet volgens de wet. Theorie van de delinquente subcultuur: Albert Cohen, het besef van ongelijkheid is schadelijk voor het gevoel van eigenwaarde voor jongeren. Etiketteringstheorie: Howard Becker, sociale afwijzing. Bindingstheorie: Travis Hirschi, ieder mens is tot het slechte geneigd. Socialecontroletheorie: Robert Sampson, John Laub, het ontbreken van sancties stimuleert. Differentiële-associatietheorie: Edwin Sutherland, mensen zijn op een verschillende manier verbonden met criminaliteit.