1 Wat is ontwikkelingssamenwerking? Moderne ontwikkelingssamenwerking is het duurzaam (op lange termijn) bestrijden van armoede. Met ontwikkelingssamenwerking wordt geprobeerd de enorme internationale verschillen tussen arme en rijk te verkleinen en armoede te bestrijden. De rijke landen zijn verplicht om minimaal 0,7% van het bruto nationaal inkomen te besteden aan ontwikkelingssamenwerking. Naast overheden, popsterren en acteurs zijn er ook burgers en particuliere organisaties die actief zijn in het bestrijden van armoede. Er zijn verschillende redenen voor ontwikkelingssamenwerking, namelijk solidariteit, betrokkenheid, het mondiale klimaat, immigratiestroom in bedwang houden (zorgen dat asielzoekers niet weg willen uit eigen land) en economische redenen (welvaart). Ontwikkelingshulp is anders dan samenwerking, er wordt niet gekeken hoe het geld het beste besteed kan worden, maar gewoon geld of spullen gegeven. Dit gebeurt vaak bij een natuurramp of hongersnood. Onderontwikkeling gaat alle landen aan. In 2000 besloten 189 leiders van landen de Milleniumdoelen vast te leggen. In deze Millennium Verklaring stond dat de wereld moest werken aan een wereld waarin mannen, vrouwen en kinderen niet meer in extreme armoede moeten lezen, en te werken aan een wereld waar iedereen zich kan ontwikkelen. In 2015 moeten de volgende acht doelen bereikt zijn: 1. Armoedebestrijding: het aantal mensen dat in extreme armoede (als iemand minder dan 1 dollar per dag te besteden heeft) leeft, ten minste voor de helft terugbrengen. 2. Leerplicht: alle kinderen in alle landen naar school. Minder alfabetisme, school is een basisrecht. 3. Gelijkwaardigheid: mannen en vrouwen dezelfde rechten. 4. Terugdringen kindersterfte: het aantal kinderen dat voor de vijfde verjaardag overlijdt met twee derde terugbrengen (gezondheidszorg). 5. Het aantal vrouwen dat sterft door zwangerschap, met drie kwart terugbrengen (gezondheidszorg). 6. De verspreiding van aids, malaria en andere dodelijke ziektes (tuberculose) stoppen (gezondheidszorg), goede voorlichting van groot belang. 7. Een duurzaam leefmilieu voor meer mensen: halvering van het aantal mensen zonder drinkwater. Duurzame ontwikkeling is voor de hele wereld een doel. 8. Eerlijker handel, oplossing schuldenvraagstuk en betere hulp. Het draait hier vooral om de politieke wil van de rijke landen. Veel van deze doelen hangen met elkaar samen, en hebben invloed op de verbetering van andere Milleniumdoelen. Het bestrijden van armoede is één van de belangrijkste doelen. 1 2 Ontwikkelingslanden en hun kenmerken De termen arm en rijk slaan vooral op de economische welvaart. De termen ontwikkeld en onderontwikkeld slaan weer op kennis, maar landen kunnen ook dan arm zijn. Ook de term Derde Wereld kan ook niet meer gebruikt worden, na het verdwijnen van het communisme. Het Noorden en het Zuiden is ook geen goede aanduiding, omdat de wereld niet helemaal zo verdeeld is. Tegenwoordig word de term ontwikkelingslanden steeds vaker gebruikt. Maar landen kunnen op verschillende dimensies onderontwikkeld zijn, namelijk: 1. Economisch: de mate waarin een land door de productie van goederen en diensten in de behoeften van de (groeiende) bevolking kan worden voorzien. In deze dimensie zitten nog veel verschillen, zoals landen in Azië hebben in de afgelopen jaren grote stappen vooruit gezet. 2. Sociaal: de waarborgen van de sociale mensenrechten, discriminatie?, toegang tot onderwijs en gezondheidszorg. In ontwikkelingslanden zijn vaak de sociale verschillen groot, waardoor een bepaalde groep van de bevolking geen toegang heeft tot een aantal voorzieningen. 3. Politiek: democratie? dictatuur? de mate waarin de bevolking invloed heeft op belangrijke beslissingen in het land. Je ziet dat in landen die democratischer zijn het zich beter ontwikkelen. 4. Cultureel: in welke mate de mensen het land hun culturele identiteit geven, waarden en normen? Hierin spelen het geloof en oude culturele tradities een grote rol. 5. Ecologisch: de manier waarop er rekening wordt gehouden met het milieu. Doordat landen onderontwikkeld zijn gaat de wereld er ecologisch op achteruit. Dit is slecht voor de ontwikkeling van alle landen. Tussen ontwikkelingslanden zijn ook gemeenschappelijke kenmerken, zoals: 1. Veel armoede: je bent arm, zodra je de minimale basisbehoeftes (voedsel, kleding, onderdak) niet kunt voldoen. Doordat er in de hele wereld de koopkracht verschilt, worden er twee armoedegrenzen getrokken: de 1 dollar en de 2 dollar grens. Op de hele wereld leeft 19% van de volwassenen bevolking van 1 dollar per dag of minder. 2. Eenzijdige economische structuur: de economische structuur is vaak erg eenzijdig, vaak wordt het nationale product (bnp) sterk bepaald door de landbouw (in Nederland is dit 2%, in ontwikkelingslanden soms wel boven de 40%). Ook hebben ze vaak een eenzijdig exportpakket. Ze exporteren slechts een of enkele landbouwproducten, of mijnbouwproducten. Als de prijzen dalen is dit direct voelbaar. In Latijns-Amerika en Azië zijn ook veel landen die industrieproducten en diensten op de wereldmarkt zetten. 3. Ongelijke inkomensverdeling: dit kan worden uitgedrukt in Gino-coëfficiënt, bij een Ginocoëfficiënt van 0 verdient iedereen hetzelfde inkomen. Bij een Gino-coëfficiënt van 1 verdient één iemand al het inkomen. Hoe dichter dit getal bij de 0 ligt hoe gelijk het inkomen is verdeelt. 4. Veel sociale problemen: zoals onderwijs (analfabetisme), gezondheid (Milleniumdoelen: 4 kindersterfte, 5 zwangerschapssterfte en 6 ziektes). Als de welvaart stijgt, daalt het geboortecijfer en het sterftecijfer daalt ook (goede voeding, schoondrinkwater, gezondheid). 5. Bestuurlijke problemen: door de sociale problemen en de armoede kennen ontwikkelingslanden ook politieke en bestuurlijke problemen. Doordat de plannen en wetten van de regering niet goed worden nageleefd heeft de overheid weinig inbreng. Er is veel corruptie, en er zijn kleptocraten (machthebbers die veel overheidsgeld in eigen zak steken. De ontwikkelingslanden zijn door de kolonies van vroeger geen eenheid, en er zijn scherpe tegenstellingen. 2 6. Bedreiging lokale cultuur: door kolonies van vroeger is ontwikkelingslanden een cultuur opgelegd, door de invloed van het Westen is er sprake van cultureel imperialisme, democratie en mensenrechten worden overgedragen aan de plaatselijke bevolking. 7. Aantasting milieu: in ontwikkelingslanden zijn er geen wetgeving voor het beschermen van het milieu. Door de armoede wordt dus indirect een milieuprobleem gecreëerd. Om ontwikkeling te meten zijn er verschillende methodes, zoals: 1. Het bnp per hoofd van de bevolking: dit bereken je door het bnp te delen door het aantal inwoners, zo kom je aan een gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking. Je ziet bij deze methode niet hoe de rijkdom is verdeeld. Ook weet je niet wat de koopkracht is in een land, je weet dus niet hoeveel je met een bepaald bedrag kan kopen, daarom geeft het geen goed beeld. 2. Levensverwachting en onderwijs: door hier naar te kijken weet je de gezondheid en kwaliteit van het voedsel. Hoe hoger de levensverwachting hoe ontwikkeld een land is. Door te kijken hoe hoog het analfabetisme in een land is, weet je hoe goed de mensen zijn ontwikkeld in een land. 3. Human Development Index (Index van Menselijke Ontwikkeling): hier worden drie indicatoren gecombineerd: levensverwachting, de graad van scholing en het bnp per capita in koopkrachtpariteiten. De indicatoren worden eerst afzonderlijk berekend en het gemiddelde van de drie is dan het HDI (getal tussen de 0 en 1), hoe hoger hoe beter ontwikkeld. De resultaten van dit onderzoek worden door het United Nations Development Programme (UNDP) gemeten en de uitkomsten hiervan verschijnen in het Human Development Report. Boven de 0,8 betekent gemiddelde ontwikkeling, tussen 0,5 en 0,8 betekent gemiddelde ontwikkeling en onder 0,5 betekent lage menselijke ontwikkeling. Toch worden in dit rapport sociale ontwikkeling, ontwikkeling van kennis en politieke ontwikkeling niet gemeten. 3 Wat te doen aan onderontwikkeling? Ontwikkelingssamenwerking omvat het geheel van activiteiten waarbij welvarende landen, particuliere organisaties, individuen, bedrijven en ontwikkelingslanden proberen ontwikkelingslanden tot grotere welvaart te brengen. Ontwikkelingshulp is het geven van geld, goederen of diensten aan ontwikkelingslanden om de welvaart en het welzijn in die landen te bevorderen. Ontwikkelingshulp komt van regeringen, belastinggeld en de nationale begroting, ze kunnen dit op verschillende manieren geven, dit kan via directe hulp of organisaties: 1. Giften of leningen met zachte voorwaarden (lage rente, lange looptijd) 2. Het sturen van producten als maïsmeel en vrachtwagens. 3. Het sturen van experts om bijvoorbeeld een nieuwe weg of brug aan te leggen. Ontwikkelingshulp is officieel alleen ontwikkelingshulp als het hulp is aan ontwikkelingslanden. De DAC en de OESO stelt iedere drie jaar een lijst samen met ontwikkelingslanden. Er wordt jaarlijks 70 miljard euro officiële hulp gegeven. De particuliere hulp is jaarlijks 10 miljard. Er zijn verschillende redenen voor ontwikkelingshulp, namelijk: 1. Politieke en strategische motieven: een goed voorbeeld hiervan is de hulp die Amerika bood, kort na de Tweede Wereld Oorlog. Amerika bood hulp aan landen waar de democratie in gevaar was (Marshallhulp). Vaak word ook hulp gegeven om terrorisme tegen te gaan. 2. Economische en commerciële motieven: commerciële hulp noem je gebonden hulp (het geld moet aan bepaalde dingen gegeven worden, want het land word er dan zelf beter van). Ook 3 word er soms geld gegeven waardoor de economie in eigen land er beter van word. Wereldwijd is er nog steeds 40% gebonden hulp. 3. Ethisch-humanitaire hulp: er word ook veel hulp gegeven uit religieuze overwegingen en solidariteit. Dit word vaak onderbouwd vanuit mensenrechten. In Scandinavië zitten veel linkse partijen in de regering, waardoor er in die landen veel geld wordt gegeven uit solidariteit. 4. Overige motieven (cultuur, milieu en migratie): het milieu is van wereldbelang, daarom word er op de hele wereld hier geld aan uitgegeven. Ook is een motief om geld te geven om illegale migratie tegen te gaan, als het in het land zelf goed is, blijven de mensen daar ook. Sommige donorlanden willen dat hun cultuur uit de tijd van de kolonisatie nog bewaard blijft in een ontwikkelingsland, daarom geven ze geld om dit te behouden. De eerste drie motieven zijn het belangrijkst en kun je vinden in het motieven driehoek. Achter elk van deze motieven zitten belangen en lobby’s. De landen maken zelf een keuze welke van deze motieven ze het belangrijkst vinden. In de motievendriehoek kun je zien waarom landen geld geven. 4 Nederlandse ontwikkelingssamenwerking Nederland geeft al 60 jaar ontwikkelingshulp. Ze geven 0,8 procent van het bnp aan ontwikkelingshulp. De begroting van ontwikkelingshulp zit bij die van buitenlandse zaken in. Het Directoraat Generaal Internationale Samenwerking (DGIS) beheert het budget voor Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. Nederland geeft vooral ontwikkelingshulp uit humanitaire overwegingen. Duurzame armoedebestrijding staat sinds 1990 centraal, hiernaast zijn politieke stabiliteit, economische verzelfstandiging, exportbevordering en het verbeteren van de mensenrechtensituatie de andere doelen. Nederland zet zich vooral in voor deze Milleniumdoelen: 1. Milleniumdoel 2: onderwijs voor elk kind. 2. Milleniumdoel 6: bestrijding van hiv/aids , malaria en andere dodelijke ziektes. 3. Milleniumdoel 7: bescherming van het milieu, iedereen schoon drinkwater. De regering probeert de burgers te betrekken bij ontwikkelingssamenwerking. In 2007 werd het ‘Akkoord van Schokland’ getekend door allerlei maatschappelijke partners en bedrijven getekend, om hun inzet voor de Milleniumdoelen te tonen. Er zijn verschillende soorten ontwikkelingshulp: 4 1. Structurele hulp: het op gang zetten van langdurige positieve ontwikkelingen in een land. Bewerkstelligen van economische en sociale veranderingen. Ownership betekent dat het ontwikkelingsland bepaalt hoe het gaat gebeuren. Bij projecthulp gaat het hierbij om een afgebakende interventie, zoals het bouwen van een ziekenhuis of weg. bij programmahulp gaat het om een economisch herstelprogramma, zoals het betalen van essentiële importen (importsteun of betalingsbalanssteun). Ook bestaat er sectorhulp (onderdeel van programmahulp), het ontwikkelingsland stelt een programma op voor een bepaalde sector, en het donorland besluit of ze dit plan of delen hiervan gaan steunen. 2. Humanitaire hulp: dit is noodhulp bij natuurrampen of oorlogen. Er word met dit geld geprobeerd dat mensen in levensbedreigende nood toch blijven leven. Nederland werkt bij humanitaire crisis het liefst in internationaal verband, met de VN of het Bureau voor Humanitaire hulp. Soms lopen deze organisaties elkaar in de weg, en worden er in de chaos fouten gemaakt. Er zijn drie verschillende kanalen waarlangs geld naar ontwikkelingslanden gaat: 1. Het multilaterale kanaal: hulp die via internationale organisaties (VN-organisaties, Europese Unie) wordt versterkt. Deze organisaties krijgen geld van 20 tot 30 donorlanden en besteden dit aan 130 of meer ontwikkelingslanden. Nederland besteed een kwart van de begroting hieraan. 2. Het bilaterale kanaal: hulp direct van overheid tot overheid. Nederland werkt langdurig samen met 36 landen, ongeveer 40 procent van de begroting wordt hieraan uit besteed. Om bij deze landen te horen moet horen tot de armste landen, een goed bestuur hebben (democratie, geen corruptie) en hulp moet ten goede komen aan een groot deel van de bevolking. Deze landen liggen vooral in Afrika. In 2007 kwam er een nieuwe categorie bij: de ‘fragiele staten’ (landen die net uit een oorlog komen), hulp is er vooral om vrede te houden en wederopbouw. 3. Het particuliere kanaal: een kwart van de begroting wordt aan particuliere organisaties besteed. Het geld gaat naar subsidies voor gemeentes die hulp bieden in een ontwikkelingsland. Ook worden projecten en organisaties gesteund en voorlichting gegeven. Er zijn zo’n 6000 kleine particuliere organisaties en zeker 10 grote. Het geld komt van collectes en loterijen. En steun van de regering en Europese Unie. Er zijn meerdere meningen over het nut ontwikkelingshulp, daar zijn verschillende argumenten voor: Voorstanders: door de hulp van Amerika, zijn Zuid-Korea en Taiwan tot economische bloei gekomen. Ontwikkelingshulp hielp tot het uitbannen van polio en rivierblindheid. Nog niet iedereen heeft een menswaardig bestaan, dus ontwikkelingshulp is noodzakelijk. Veel vraagstukken hangen met elkaar samen, en sommige ontwikkelingen hebben wereldwijd effect. Toch is ontwikkelingshulp niet meer dan een katalysator en ontwikkelingslanden moeten zelf ook een boel doen, toch is ontwikkelingshulp een belangrijk steuntje in de rug. Tegenstanders: hulp ontneemt arme landen om de prikkel om zelf inventief te zijn. Ondanks dit dat al een stuk minder word, blijft nog steeds een gedeelte van al het geld dat gegeven word aan ontwikkelingshulp niet echt aan ontwikkelingshulp gegeven (corruptie, geld blijft bij organisaties, ontwikkelingsmedewerkers). 5