H2: ‘Nederland, een rechtsstaat en democratie’ §2.1 Nederland, een rechtsstaat Nederland is een rechtsstaat: de burger en overheid zijn beide verplicht de wet te gehoorzamen. Basis = beschermen bevolking willekeurig optreden overheid. Het overheidsoptreden dient een wettelijke basis te hebben het baseert zich op: - Regels die nationale overheid of de provincie en de gemeente hebben opgesteld. - Regels die te maken hebben met internationale verdragen waartoe ons land is toegetreden en van organisaties waarvan Nederland lid is. Kenmerken rechtsstaat: Grondwet o Eerste 1814, 1848 veranderd door Thorbecke o Hoe ons land bestuurd moet worden o Grondrechten burgers o Grote lijnen wetten en voorschriften o Grondwetswijziging: 2e en 1e kamer meerderheid van stemmen nieuwe verkiezingen nieuwe 1e en 2e kamer bekijken grondwetswijziging 2/3 moet voor zijn. Grondrechten o Klassieke grondrechten: niet voor de overheid, maar voor vrijheid individuele burger. persvrijheid vrijheid van vereniging gelijkheid burgers vrijheid van godsdienst persoonlijke vrijheid recht op petitie kiesrecht o Actief: zelf stemmen als buitenlander alleen 5 jaar of langer in Nederland Passief: zelf verkiesbaar o Sociale grondrechten: geven burgers recht op aansprak van overheidsbeleid onderwijs financiële bijstand vrije keuze arbeid verbetering milieu Trias politica = machtenscheiding o Uitvoerende regering o Wetgevende parlement o Rechtelijke rechters Legaliteitsbeginsel: bestuur van het land berust op wetten Openbaarheid van het bestuur Kan geen bevoegdheid worden uitgeoefend door overheid, zonder grondslag in de grondwet §2.2 Democratie en dictatuur Nederland: Democratie: macht in handen van het volk - Burgers individuele vrijheid - Beperkte bevoegdheden staat - Politieke grondrechten - Trias politica Kenmerken Democratie: - Alle Nederlanders vanaf 18 jaar actief & passief kiesrecht - Iedereen heeft recht om politieke partij op te richten - Door geheime verkiezingen Staten-Generaal gekozen - Wetten vastgesteld door Staten-Generaal en regering - Directe democratie directe zeggenschap (bijv. referendum) - Indirecte democratie burgers schenken hun recht om hun zeggenschap uit te oefenen aan de volksvertegenwoordiging Volkssoevereiniteit: alle macht gaat uit naar het volk Communisme: systeem waarbij er gestreefd wordt naar gelijkheid tussen alle mensen (volk heeft niks te zeggen) Volksdemocratie: het volk heeft het voor het zeggen middels 1 partij communistische Planeconomie (overheid bepaald economisch proces) werd vervangen door vrijemarkteconomie (vraag en aanbod hebben alles in handen) Militaire junta: leger heeft macht in handen Dictatuur: 1 iemand regeert (CUBA) - Beperking van de individuele vrijheden o Vrijheid van godsdienst o Drukpers o Meningsuiting - Beperkte politieke vrijheid o Geen oppositie o Geen vrije verkiezingen - Veel overheidsgeweld - Censuur (vb. disneyfilmpje) Staat: - er is sprake van een bepaald grondgebied (vaste grenzen, vaak internationaal verdrag erkend door andere landen) - bevolking is homogeen (zelfde) - er is interne en extreme soevereiniteit = mogelijkheid om het land te besturen Verschil staat en regering: staat = land, regering = inhoud van de staat. §2.3 Nederland, een parlementaire constitutionele monarchie Nederland: Parlementaire constitutionele monarchie; Parlementair stelsel: regering krijgt steun van meerderheid in 2e kamer Kenmerken: - Regering wordt gecontroleerd door parlement - Gelijkheid burgers - Algemeen kiesrecht (1 stem per burger) - Macht overheid beperkt - Indirecte democratie bevolking regeert indirect via gekozen parlement (=representatiedemocratie) - Beslissingen worden met meerderheid van stemmen genomen - Wordt rekening gehouden met andere meningen - Rechtsstaat - Parlement Constitutionele monarchie: grondwet waarbij erfopvolging is. Ministeriele verantwoordelijkheid: ministers zijn verantwoordelijk voor daden hen en van de koningin. Invloed koningin (lid regering): - Representatief, bv. troonrede plannen en voornemens komende regeringsjaar - Contrasigneren: belangrijke documenten ondertekenen (weigert niet, zo wel; aftreden staatshoofd) Overleg minister-president politieke situatie (1 keer per week) Zij wijst (in)formateur aan na verkiezingen met advies lijsttrekkers Recht om advies te geven via minister-president Grondwetswijziging 1848: - Volledige ministeriële verantwoordelijkheid - Verkiezingen via censuskiesrecht - Leden 1e kamer werden door Provinciale staten gekozen ipv. koning - Uitbreiding rechten 2e kamer - punten monarchie: Staatshoofd behoort door volk te zijn gekozen Zijn veroordeeld tot onleefbare positie Koningin wijst zelf kabinetsinformateur aan Koningin is niet gekozen, maar zoekt wel grenzen van ministeriele verantwoordelijkheid op Monarchie kost veel geld + punten monarchie: Staatshoofd staat boven politieke partijen = stabiliserend Koningshuis heeft functie als nationaal symbool §2.4 representatie en representativiteit Representatie: burgers kiezen vertegenwoordigers die besturen en beleid ontwikkelen naar hun wensen. Representativiteit: mate waarin standpunten en beleid van vertegenwoordigers overeenkomen met die van kiezers. Knelpunten representatie: - Weinig contact kiezer en gekozen partij - Partijen houden zich niet altijd aan beleidspunten - Lage participatiegraad diverse bevolkingsgroepen - Deel voelt zich 0% tot politiek aangetrokken §2.5 Parlementair en presidentieel stelsel Coalitie: samenwerking politieke partijen Parlementair meerderheidskabinet: kabinet dat door meer dan 76 parlementsleden wordt gesteund. Minister-president: politiek verantwoordelijke leider. VS: presidentieel stelsel & trias politica; Uitvoerende macht: president Geen ministeriële verantwoordelijkheid, ministers zijn schuldig aan de president die hen benoemt en evt. ook ontslaat. President: recht van impeachment; procedure ondergaan waarbij hij wordt afgezet door het congres. Macht president: - Staathoofd: kondigt wetten af en recht op gratie = veranderen van wetten - Ziet erop toe dat wetten worden nageleefd - Opperbevelhebber met oorlogsbevoegdheid - Bepaalt buitenlandse politiek - Kan wetten indienen bij parlement en heeft vetorecht - Leider politieke partij - Geen ontbindingsrecht: kan de volksvertegenwoordiging (Congres) niet naar huis sturen, andersom ook niet. Wetgevende macht: Congres 2 kamers; 1) Senaat 2 senatoren per staat 2) Huis van Afgevaardigden, aantal afgevaardigden afhankelijk van aantal inwoners staat Macht Congres: - Beide kamers kunnen met wetsvoorstellen komen - Maatregelen president tegenhouden Kan onder leiding zijn van andere partij dan die van de president. Rechtelijke macht: hooggerechtshof Supreme Court Rechters worden door de president, onder goedkeuring van de Senaat benoemd. VS kent het ‘check and balance’ systeem om te zorgen dat de 3 machten in evenwicht blijven: iedere macht heeft de mogelijkheid om andere macht in machtsoefening te beperken; Congres president - Senaat keurt benoemingen goed - Senaat keurt verdragen goed - Macht to impeachment - > 75% van de stemmen andere president - Controle over financiën Congres hooggerechtshof - Macht afzetting rechters - Senaat keurt benoeming rechters goed - Aantal rechters veranderen President congres - Vetomacht (als hij ‘nee’ zegt gaat het niet door) - Boodschap naar congres - Speciale bijeenkomsten bijeenroepen President hooggerechtshof - Benoeming rechters - Macht tot verlenen van gratie Hooggerechtshof congres - Wetten herzien en interpreteren Hooggerechtshof president - Wetten herzien en interpreteren §2.6 Kiesstelsels Nederland Evenredig vertegenwoordiging: als je 20% van de stemmen krijgt krijg je ook 20% van de zetels. Kenmerken evenredige vertegenwoordiging: - Aantal leden van partij die in het parlement wordt gekozen = evenredig aan die partij opgebrachte stemmen - Kleine partijen maken kans om in parlement te komen - Meerpartijstelsel coalities nodig + punt: - Kleine partijen maken kans op zetels - Ontstaan coalitiekabinetten waardoor er mogelijkheid is dat er strijd ontstaat tussen regering en parlement - punt: - Zwakke binding kiezer en gekozenen - Kleine partijen vertegenwoordigen klein deel van Nederland - Veelheid partijen onduidelijkheid voor de kiezer Kiesdeler: Aantal stemmen ---------------------150 = aantal stemmen nodig om 1 zetel te behalen Kiesdrempel: aantal stemmen om in aanmerking te komen voor een zetel Restzetels: zetels die na verdeling over blijven, ze worden verdeeld door: Behaalde zetels partij + 1 = quotiënt Partij met grootste quotiënt krijgt de restzetels. Districtenstelsel: land wordt ingedeeld in meerdere districten. - Enkelvoudig: per district 1 persoon afgevaardigd - Meervoudig: per district meerdere zetels verdeelbaar Meerderheidsstelsel: zetels toekennen aan kandidaten die meerderheid van de stemmen hebben. - Relatievemeerderheidsstelsel: zetel gaat naar de kandidaat met meeste stemmen. - Absolutemeerderheidsstelsel: kandidaat krijgt zetel als hij > 50% van de stemmen heeft behaald 2e ronde vereist Kenmerken districtenstelsel/meerderheidsstelsel: - Evenveel districten als zetels, elk district 1 volksvertegenwoordiger - Meeste stemmen verovert zetel 2e ronde nodig - Neigt naar tweepartijenstelsel + punt: - Ontstaan 2 partijen leidt to politieke duidelijkheid - Binding kiezer en gekozenen is sterk (regionaal) - punt: - Politieke steun kleine partijen komt niet tot uitdrukking - Band individuele volksvertegenwoordiger en district bedreigt fractiediscipline Lijnenstelsel: volgorde van de partij bepaalde kandidaten op de lijst is bepalend wie wordt gekozen (NL). Lijsttrekker: nummer 1 Om de volgorde te veranderen heeft een andere persoon 25% van de stemmen van de kiesdeler nodig. Voorkeurstemmen: stem op andere kandidaat dan nummer 1. Personenstelsel: geven kiezers aan in welke volgorde de lijst moet worden gemaakt.