EUROPESE COMMISSIE PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013 Kwartaaloverzicht van de werkgelegenheid en de sociale situatie in de EU: het kwartaaloverzicht belicht de voordelen van stages en de recentste migratietrends Tijdelijke contracten kunnen een goede mogelijkheid zijn voor een jongere om toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt, met name als het contract is gekoppeld aan onderwijs of opleiding (zoals in Duitsland en Oostenrijk gebruikelijk is). Dit meldt de Europese Commissie in haar laatste Kwartaaloverzicht van de werkgelegenheid en de sociale situatie. Als jonge tijdelijke werknemers echter onvrijwillig een tijdelijk contract hebben (zoals in Spanje en Polen), lopen zij het risico vast te blijven zitten in onzekere werkomstandigheden. Door het groeiende verschil tussen de werkloosheidscijfers in de verschillende lidstaten is het aantal burgers dat naar een ander land wil verhuizen aanzienlijk toegenomen, maar zij worden nog altijd met belemmeringen geconfronteerd. Daarnaast wordt in het kwartaaloverzicht ook het belang van goede kinderopvang genoemd als middel om ongelijkheden in een vroeg stadium teniet te doen. László Andor, Europees commissaris voor Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie, zei: "De eurocrisis heeft een "double dip"-recessie veroorzaakt die verwoestende sociale gevolgen heeft, met name voor de landen in de periferie en de jongere generatie. Onze laatste analyse bevestigt de voordelen van leerplaatsen en stages om jongeren te helpen een goede baan te vinden. Dit benadrukt de noodzaak voor alle lidstaten om de jongerengarantie voor het einde van 2013 te verwezenlijken." In landen met geen of slechts een geringe daling van de arbeidsparticipatie onder jongeren (bv. Duitsland en Oostenrijk) houden de meeste tijdelijke contracten voor jonge werknemers verband met een opleiding of een cursus; dit getuigt van de goed ontwikkelde leerlingstelsels in deze landen. Zulke leer- en opleidingscontracten duren gewoonlijk langer en zijn vaak een opstapje naar een vast contract. In landen met een grote daling van de arbeidsparticipatie onder jongeren (bv. Spanje en Polen) heeft de meerderheid van de jonge tijdelijke werknemers echter onvrijwillig een tijdelijk contract; de looptijd van het contract is in deze gevallen korter. Dit wijst op problemen op het gebied van arbeidsmarktsegmentatie: gevestigde werknemers genieten een zeer hoge mate van werkbescherming terwijl nieuwkomers werkloos zijn of een tijdelijk contract hebben. IP/13/601 De Commissie roept alle lidstaten op om zo snel mogelijk de jongerengarantie in te voeren, die door de Commissie in december 2012 is voorgesteld als onderdeel van het jeugdwerkgelegenheidspakket (zie IP/12/1311 en MEMO/12/938) en in april 2013 door de Raad is goedgekeurd. In het kader van de jongerengarantie moeten alle jongeren tot de leeftijd van 25 jaar die geen geschikte baan kunnen vinden binnen vier maanden nadat zij het formele onderwijs hebben verlaten of werkloos zijn geworden, een goede baan, voortgezet onderwijs, een plaats in het leerlingstelsel of een stage krijgen aangeboden. De Commissie geeft op 2 juli in Leipzig het startsein voor de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen, die belanghebbenden uit overheidsinstanties, economische en sociale partners, onderzoekers en opleiders op het gebied van beroepsonderwijs en –opleiding en jongerenvertegenwoordigers samenbrengt. Zij zal de bestaande acties onder een gemeenschappelijke noemer brengen en coördineren en de voordelen van goede regelingen voor leerplaatsen en de manieren waarop die met succes kunnen worden opgezet, promoten. In de landenspecifieke aanbevelingen (CSR's) voor 2013 die de Commissie op 29 mei heeft voorgesteld (zie IP/13/463) heeft de Commissie 16 lidstaten aanbevolen bijzondere aandacht te besteden aan de hervorming van school- of beroepsopleidingen en de component "leren op de werkplek" te verbeteren. De Commissie heeft zeven lidstaten (Frankrijk, Italië, Letland, Litouwen, Nederland, Spanje en Slovenië) ook aanbevolen verdere maatregelen uit te voeren om de arbeidsmarktsegmentatie aan te pakken. Meer Zuid-Europeanen willen een baan in het buitenland De mobiliteit binnen de EU heeft zich de laatste jaren enigszins hersteld, na een terugval aan het begin van de crisis. Het zijn nog altijd hoofdzakelijk werknemers uit de lidstaten in Oost- en Centraal-Europa die naar een andere lidstaat verhuizen, maar hun vaardigheden blijven vaak onbenut: velen zijn overgekwalificeerd voor het werk dat zij doen. Het aantal werknemers dat van de zuidelijke naar de noordelijke lidstaten verhuist, stijgt sneller, maar vanaf een lager beginpunt. Het percentage mensen met "het vaste voornemen" om in de komende 12 maanden te emigreren is meer dan verdubbeld, van 0,5 % naar 1,2 %, d.w.z. van twee naar vijf miljoen. Het percentage is het hoogste in Griekenland. Het emigratiecijfer onder EU-burgers is gestegen, met name in Ierland, Griekenland en Portugal, terwijl het laag blijft in Spanje en Italië. Over het algemeen lijkt het er echter op dat de arbeidsmarkt zich niet zozeer aan de crisis heeft aangepast door middel van de emigratie werkzoekende burgers naar een ander land, maar eerder door een daling van de immigratie en een grotere uitstroom van migrerende werknemers (die het gastland verlaten en naar hun thuisland terugkeren), met name in het geval van Spanje. Desalniettemin was er in de periode 2007-2012 een grote uitstroom van de jongere generatie burgers te zien, met name uit Litouwen en Letland, alsmede uit Bulgarije, Polen, Estland en Ierland. Vergeleken daarbij is de uitstroom van jonge burgers uit Italië, Spanje en Griekenland beperkt gebleven. Teneinde de mobiliteit van werknemers tussen de lidstaten te vergemakkelijken, is de Commissie bezig met de hervorming van Eures, het Europese netwerk voor werkzoekenden dat mensen die naar een ander land willen verhuizen helpt te bepalen waar geschikte vacatures zijn en werkgevers helpt om geschikte werknemers te vinden (zie IP/12/1262, MEMO/12/896, MEMO/12/897). De Commissie heeft ook een richtlijn voorgesteld om het gemakkelijker te maken voor werknemers om hun recht van vrij verkeer uit te oefenen (zie IP/13/372). 2 Kinderopvang van goede kwaliteit heeft langdurige voordelen voor het kind Kinderopvang van goede kwaliteit heeft langdurige voordelen voor het kind, zo blijkt uit wetenschappelijk onderzoek dat in het laatste kwartaaloverzicht wordt geanalyseerd. De positieve gevolgen zijn het grootst voor de meest achtergestelde kinderen, waardoor kinderopvang van goede kwaliteit al in een vroeg stadium kan bijdragen aan het tenietdoen van ongelijkheden. Kinderen uit kansarme groepen maken echter minder gebruik van kinderopvang. In de EU heeft slechts 23 % van de kinderen onder de drie jaar uit arme huishoudens toegang tot formele kinderopvangstructuren, in vergelijking met 41 % van de kinderen uit andere huishoudens. Daarnaast maakt slechts 20 % van de kinderen met een moeder die alleen lager onderwijs heeft genoten gebruik van kinderopvang, in vergelijking met 40 % van de kinderen met hoogopgeleide moeders. De aanbeveling inzake investeren in kinderen, die in februari 2013 is goedgekeurd als onderdeel van het pakket sociale investeringen (zie IP/13/125 en MEMO/13/117) roept de lidstaten op de inspanningen op te voeren om ervoor te zorgen dat alle gezinnen daadwerkelijk toegang hebben tot onderwijs en opvang van goede kwaliteit voor jonge kinderen. Deze oproep wordt herhaald in de voorgestelde landenspecifieke aanbevelingen voor 2013, die zijn gericht aan 13 landen. Alleen wanneer formele diensten voor de opvang van jonge kinderen betaalbaar en van goede kwaliteit zijn, kunnen zij een oplossing bieden voor ouders die hun intrede doen op de arbeidsmarkt of hun plaats daar willen behouden. Meer informatie Kwartaaloverzicht van de werkgelegenheid en de sociale situatie Landenspecifieke aanbevelingen voor 2013 Werkgelegenheid voor jongeren Pakket sociale investeringen Webpagina analyse van arbeidsmarkt en samenleving Website van László Andor Volg László Andor op Twitter Gratis nieuwsbrief per e-mail Contact: Jonathan Todd +32 22994107 Cécile Dubois +32 22951883 3