Samenvatting Biologie HF3: Voortplanting §3.1: Jongens en meisjes De periode waarin het lichaam volwassen word noemen we de puberteit, dat woord is afkomstig van het Latijnse woord ‘pubertas’ dat volwassenheid betekend. De puberteit duurt gemiddeld van 10 tot 17 jaar. De periode waarin een mens geestelijk volwassen word noemen we de adolescentie, dit woord stamt af van het Latijnse woord ‘adoloscere’ dat opgroeien betekend, deze periode vindt plaats na de puberteit rond het 20e tot 25e levensjaar. In de puberteit zijn er lichamelijke en geestelijke veranderingen tot betrekking van de voorbereiding van de voortplanting en het zelfstandig worden. Dit komt door dat geslachtshormonen de ontwikkeling van geslachtskenmerken regelen. Hormonen worden door hormoonklieren afgegeven aan het bloed, het bloed transporteert deze door het hele lichaam. Cellen die gevoelig zijn voor een hormoon reageren op een verandering van concentratie van dit hormoon. Hormonen zijn een soort signaalstoffen die een rol spelen bij celcommunicatie. Geslachtshormonen spelen een rol bij de voortplanting, de concentratie geslachtshormonen is bij mannen en vrouwen verschillend. normale klier hormoonklier De ontwikkeling van geslachtshormonen begint al als de embryo een aantal weken oud is. Hierbij speelt de hoeveelheid van het mannelijke geslachtshormoon, testosteron een belangrijke rol. Bij veel testosteron ontwikkelt het embryo zich als een jongen, en bij een lage concentratie als een meisje. De geslachtskenmerken die een kind sinds de geboorte heeft zijn de primaire geslachtskenmerken. In de puberteit ontwikkelen zich de secundaire geslachtskenmerken. Meisjes worden voor het eerst ongesteld en er komen eicellen vrij, bij jongens ontstaan de zaadcellen. Natuurlijke sekectie is een proces waarbij organismen ontstaan met aanpassingen aan hun omgeving. Hoe groter de kans is dat een organisme zich kan voortplanten, hoe groter de kans dat dit organisme zijn genen aan de volgende generatie kan doorgeven. Eigenschappen die de kans op overleven vergriten, vergroten ook de kans op voortplanting bij dit organisme. Seksuele selectie bevordert verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke dieren. Door de seksuele voorkeur van de ene sekse voor de andere sekse kunnen eigenschappen ontstaan die de overlevingskans van een individu lijken te verminderen, maar doe de kans op voortplanting wel vergroten. Balts is het gedrag dat bij veel diersoorten voorafgaat aan de voortplanting. Een balts bestaat uit een aantal vaste handelingen die elkaar opvolgen. Bij mensen ligt het voortplantingsgedrag niet op deze manier vast. Seksueel gedrag is al het gedrag dat met de seksualiteit van mensen te maken heeft. Ongewenst seksueel gedrag is seksueel gedrag dat door 1 v/d 2 personen niet gewenst is. §3.2: Geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting We spreken van geslachtelijke voortplanting als geslachtscellen versmelten met elkaar waardoor er een bevruchte eicel (zygote) ontstaat dat zich verder ontwikkelt in een nieuw organisme. We spreken van ongeslachtelijke voortplanting wanneer een deel van een organisme zich afsplitst en uitgroeit tot een nieuw organisme. Het DNA van een chromosoom bevat informatie over de bouw van veel verschillende eiwitten. Tijdens de replicatie van het DNA ontstaan er regelmatig veranderingen, zo’n verandering noemen we een mutatie. Door mutaties kunnen er verschillen ontstaan tussen de cellen. Dankzij mutaties heeft elk organisme kunnen evolueren. Prokaryoten en de meeste eencellige planten zich voort door zich in tweeën te delen. Ook schimmels, planten en veel dieren kunnen zich ongeslachtelijk voortplanten. In tegen stelling tot ongeslachtelijke voortplanting heb je bij geslachtelijke voortplanting twee geslachten nodig. Om een populatie even groot te houden moeten de vrouwelijke organismen gemiddeld twee nakomelingen krijgen, die volwassen worden en zich ook weer voortplanten. Als bij ongeslachtelijke voortplanting ieder organisme twee nakomelingen krijgt die zich voortplanten, verdubbelt de populatie. Eicellen en zaadcellen zijn voortplantingscellen, die worden ook wel geslachtscellen of gameten genoemd. Bij ongeslachtelijke voortplanting heb je geen geslachtscellen. De kleine verschillen in het DNA die door mutaties ontstaan worden bij ongeslachtelijke voortplanting direct doorgegeven aan de nakomelingen. Bij geslachtelijke voortplanting gebeurt dit niet altijd. Bij geslachtelijke voortplanting fuseert een cel van het ene individu met het andere individu. Hierbij worden van beide individuen de chromosomen gemengd. Dit noemen we recombinatie. Door recombinatie van de chromosomen ontstaat er variatie, dat de overlevingskansen van een populatie vergroot. §3.3: Geslachtscellen De versmelting van twee cellen heet celfusie. Door celfusie komt de inhoud van twee cellen samen, dus ook de kernen. De nieuwe cel heeft daardoor informatie van beide cellen en het dubbele aantal chromosomen. Een mens heeft 46 chromosomen, dat zijn dus 23 paar, waarvan 1 paar XX of XY chromosomen. Tijdens de bevruchting fuseren 2 cellen. Ieder van deze cellen bevat 1 volledige set chromosomen. Cellen met 1 zo’n set worden haploïd genoemd, daarmee bedoelen we enkelvoudig en we duiden dit aan met de letter ‘n’. Een bevruchte eicel noemen we een zygote, een zygote bevat 2 volledige sets met chromosomen. Cellen met 2 van deze sets worden diploïd genoemd, daarmee bedoelen we tweevoudig, dit duiden we aan met ‘2n’. Het proces waarbij het aantal chromosomen van een cel wordt gereduceerd, heet meiose en bestaat uit tweedelen, meiose I en meiose II. Door meiose I ontstaan uit een diploïde cel, twee haploïde cellen, en door meiose II ontstaan uit deze twee haploïde cellen, vier haploïde cellen. (BINAS 76B 2+3) Bij veel organismen zijn de mannelijke en vrouwelijke geslachtscellen niet gelijk. Een menselijke eicel (oöcyt) is bijvoorbeeld veel groter dat de mannelijke zaadcel (spermacel). Bij mensen ontstaan de zaadcellen in de testes (enkelvoud: testis) of de teelballen. De testes bevatten sterk gekronkelde zaadbuisjes, aan de binnenkant hiervan liggen cellen die zich delen, waardoor zaadcelmoedercellen ontstaan. Hieruit ontwikkelen zich zaadcellen, dit heet spermatogenese. De zaadbuisjes lopen door tot in de bijballen, die op de testes liggen. Na hun productie komen de zaadcellen in de bijballen, waar ze tijdelijk worden opgeslagen. Door seksuele opwinding vullen de zwellichamen van de penis zich met bloed. Door verdere prikkeling van de eikel krijgt de man een orgasme, tijdens het orgasme heeft hij een zaadlozing (ejaculatie). De zaadcellen gaan via de zaadleider naar de urinebuis. De zaadblaasjes en prostaat voegen vocht toe, wat bestaat uit verschillende stoffen, zoals eiwitten en energierijke stoffen. Het vocht met de zaadcellen mag nu sperma genoemd worden. Sperma is een beetje basisch, waardoor de zure pH-waarde van de vagina tijdelijk daalt. Hierdoor blijven de spermacellen langer in leven. Buiten het lichaam gaan zaadcellen na ±5 minuten dood, in het lichaam van een vrouw kunnen ze maximaal 5 dagen in leven blijven, maar gemiddeld 1 à 2 dagen. (BINAS 86A) Eicellen ontstaan bij de mens in de ovaria (eierstokken), het ontstaan van eicellen van uit een eicelmoedercel heet oögenese. Bij de geboorte bevinden zich al miljoenen cellen in de ovaria waaruit zich alle eicellen zullen ontwikkelen. Iedere eicel is omgeven door een blaasje, een eicel met haar blaasje noemen we een follikel. Aan het begin van de puberteit begint zich in een van de ovaria een eicel te ontwikkelen, dit gebeurt onder invloed van FSH dat door de hypofyse wordt afgegeven. De follikel groeit waarbij het vocht opneemt. Nu gaat de eicel pas verder met de meiose. Er ontstaan uit één diploïde cel twee kleinere haploïde cellen, die we ook wel poollichaampjes noemen. Onder invloed van een tweede hormoon, LH, barst de follikel open, het openbarsten van de follikel waarbij de eicel het ovarium verlaat, noemen we de ovulatie. De eicel komt in het trechtervormige uiteinde van de eileider, door bewegingen van trilharen en spieren komt de eicel in de baarmoeder terecht. Als een zaadcel binnen dringt, word meiose II afgerond en is er een zygote ontstaan. Na de ovulatie blijft de eicel 12 tot 24 uur inleven, als er dan nog geen bevruchting heeft plaats gevonden, sterft de eicel. (BINAS 86B) De vagina heeft geen geschikt klimaat voor zaadcellen, ondanks dat het spermavocht de zaadcellen vaak beschermt, gaan er ook veel dood. Toch lukt het vaak een deel van de zaadcellen om de baarmoedermond te bereiken en vandaar naar de baarmoeder en de eileiders te zwemmen. Als in een eileider een eicel aanwezig is kan bevruchting plaatsvinden. De eicel is omgeven door voedingscellen, een geleiachtige laag en een laag die de zona pellucida heet (bevruchtingsmembraam). Enzymen uit de kop van de zaadcel maken een gat in de geleilaag. Vervolgens bindt de kop van de zaadcel zich aan het celmembraan van de eicel en komt de kern van de zaadcel in het cytoplasma en vindt de bevruchting plaats. Door het binnendringen van de zaadcel ontstaan een aantal die er onder andere voorzorgen dat de zona pellucida een ondoordringbare laag wordt. Hiermee wordt voorkomen dat meerdere zaadcellen de eicel bevruchten. Deze ondoordringbare laag noemen we het bevruchtingsmembraam. §3.4: Hormonen Bij mannen is de concentratie geslachtshormonen vanaf de puberteit constant, bij vrouwen is er een constante wisseling van de geslachtshormonen. Sommige vrouwen hebben erg veel last van de wisselende concentratie hormonen en reageren er heftig op, ze kunnen er allerlei klachten door hebben. Wanneer deze klachten regelmatig op bepaalde momenten optreden kan een vrouw PMS (premenstrueel syndroom) hebben. Vanaf de puberteit maakt de hypofyse hormonen aan die bij mannen de productie van zaadcellen stimuleren en bij vrouwen de menstruatiecyclus regelen. De hypofyse is een hormoonklier die ongeveer in het midden van je hoofd ligt, direct onder de hersenen. De hypofyse geeft onder andere hormonen af die andere hormoonklieren beïnvloeden. De hypothalamus is een deel van de hersenen dat direct boven de hypofyse ligt. De hypothalamus geeft RH af, dat zorgt voor de stimulatie van de hypofyse. De hypofyse maakt LH en FSH aan dat er weer voor zorgt dat andere hormonen zich gaan produceren. Bij jongens komt in de puberteit de productie van zaadcellen opgang, onder invloed van een releasing hormoon (GnRH, gonadotropine releasing hormoon). Door FSH en LH wordt de testes gestimuleerd om testosteron te produceren. Testosteron zorgt voor de ontwikkeling van zaadcellen, maar remt bij een bepaalde concentratie de hypothalamus en de hypofyse. Er word dan minder GnRH, FSH en LH gemaakt, waardoor de concentratie testosteron ook weer daalt. Dit wordt negatieve terugkoppeling genoemd. Testosteron speelt ook een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de secundaire geslachtskenmerken. In de puberteit krijgen meisjes hun eerste menstruatie. De binnenkant van de baarmoeder bestaat uit het baarmoederslijmvlies, dat is bekleed met een slijmlaag. De baarmoeder bestaat verder uit spierweefsel. In het baarmoederslijmvlies bevinden zich veel kleine bloedvaatjes. Tijdens de menstruatie wordt een deel van het baarmoederslijmvlies afgebroken, hierbij gaan een aantal bloedvaatjes kapot wat het bloedverlies verklaart, dit gebeurt maandelijks. Deze steeds terugkerende menstruatie heet de menstruatiecyclus, die gemiddeld 28 dagen duurt. De 1e dag van de menstruatie is het begin van de menstruatiecyclus. De eerste twaalf dagen van de cyclus produceert de hypofyse FSH en LH, waardoor oestrogeen ontstaat, dat er weer voor zorgt dat het baarmoederslijmvlies dikker wordt en meer klieren gaan bevatten. In de ovaria krijgt een van de rijpende follikels een voorsprong op de andere, de follikels die minder snel rijpen sterven af. De productie van oestrogeen door de rijpende follikels bereikt zijn hoogte punt, dit stimuleert de hypofyse tot afgifte van veel LH. Daardoor wordt er veel vocht opgenomen in de rijpende follikel, waardoor deze openbarst en de eicel vrijkomt, dit is de ovulatie. Na de ovulatie stimuleert LH de vorming van het gele lichaam uit het achter gebleven follikelweefsel, ook wel het corpus luteum genoemd, vandaar ook de naam luteïniserend hormoon. LH stimuleert ook de productie van oestrogeen en progesteron door het gele lichaam. Door progesteron wordt het baarmoederslijmvlies nog dikker. Progesteron remt de afgifte van FSH en LH waardoor het gele lichaam kleiner wordt en uiteindelijk verdwijnt en de concentratie progesteron in het lichaam daalt. Het baarmoederslijmvlies wordt dat niet meer in stand gehouden en de menstruatie komt weer op gang. De voorbereiding van het baarmoederslijmvlies voor het innestelen van een embryo is ongedaan gemaakt. Van welk orgaan/klier komt het? Hypofyse Naam hormoon + ♂ / ♀ Functie (target orgaan) FSH* ♂+♀ (Follikel stimulerend hormoon) Hypofyse LH ♂+♀ (Luteïniserend hormoon) ♀: stimuleert de rijping van de follikels i/d eierstokken en zorgt dat oestrogeen word gemaakt. ♂: stimuleert de vorming van zaadcellen i/d teelballen. ♀: Stimuleert de ovulatie en de vorming v/h gele lichaam. ♂: Stimuleert de testes om testosteron te produceren. ♂: Stimuleert de ontwikkeling v/d zaadcellen + secundaire geslachtskenmerken. Zorgt voor de ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken en stimuleert de aanmaak van het baarmoeder slijmvlies en de rijping van de follikels. Verdikken en het behouden van het baarmoederslijmvlies + remmen van de afgifte van LH en FSH door de hypofyse. Houdt het gele lichaam in stand (1e 3 mnd. v/d zwangerschap) Stimuleert de hypofyse om FSH en LH aan te maken. Testes (Teelballen) Ovaria (Eierstokken) *(Werkt samen met FSH) Testosteron ♂(+♀) Oestrogeen (Oestradiol) ♀(+♂) Binnenbekleding v/d Progesteron baarmoederwand (na 3 mnd. zwanger v/d placenta) ♀ Zygote / Embryo HCG ♀ Hypothalamus RH ♂+♀ (releasing hormoon) §3.5: Zwangerschap Het wegblijven van de menstruatie kan een teken zijn voor de zwangerschap. Als je denkt dat je zwanger bent, kan je bij de drogist/apotheek een zwangerschapstest kopen. Die toont het hormoon HCG in de urine aan. Na de bevruchting deelt de zygote zich binnen het bevruchtingsmembraam en de cellen groeien niet, deze eerste delingen noemen we klievingsdelingen. Tijdens de weg door de eileider naar de baarmoeder ontwikkelt het groepje cellen zich tot een bolletje met binnenin een holte. In de baarmoeder nestelt het zich in het baarmoederslijmvlies en groeit het daar verder. De buitenste laag cellen groeit uit tot een van de vruchtvliezen, het chorion, die nu ook begint met het produceren van HCG (humaan choriongonatrofine). Wanneer er geen bevruchting is en ook HCG niet wordt gevormd verdwijnt het gele lichaam en komt de menstruatie opgang. HCG houdt het gele lichaam in stand waardoor het progesterongehalte hoog blijft waardoor er geen menstruatie plaats vindt. Na drie maanden verdwijnt het gele lichaam, en neemt de placenta de progesteron productie over. Bij zoogdieren zoals de mens vindt de eerste ontwikkeling van een kind in het lichaam van de moeder plaats die het kind van voedingstoffen voorziet en de afvalstoffen afvoert. Na de geboorte blijven zoogdieren hun nakomelingen enkele tijd voeden via speciale klieren die melkachtige vloeistof produceren. Gedurende de eerste weken van de ontwikkeling heet het ongeboren kind embryo. Na de innesteling groeien vanuit de buitenste laag cellen van het bolletje uitstulpingen in holtes in het baarmoederslijmvlies die met bloed zijn gevuld. De uitstulpingen en holtes ontwikkelen zich tot de placenta. Uit een aantal cellen uit de binnenkant ontstaat het embryo. Het embryo is omgeven met vocht, vruchtwater, en is omsloten door een tweede vlies (het amnion). De vruchtvliezen omsluiten het embryo en het vruchtwater. Vanuit het embryo groeien er bloedvaten door de navelstreng naar de placenta. Waar de uitwisseling van stoffen plaats zal gaan vinden. Vanaf de 8e week wordt het embryo de foetus genoemd. Dit komt doordat bijna alle weefsels al zijn gevormd en de organen zijn min of meer aanwezig. En het ongeboren kind lijkt al op een mens en is ongeveer 5 cm lang. In deze periode vindt alleen nog groei plaats. Soms hebben zwangere vrouwen ook last van ‘harde buiken’ de baarmoeder is een spier, en trekt zich dan samen, dit duurt enkele minuten en dan verdwijnt het weer. Dit gebeurt meestal vanaf 5 maanden, deze samentrekkingen heten weeën. Een paar weken voor de bevalling, zakt het hoofdje van de foetus tot in de bekken, dit wordt de indaling genoemd. Tijdens de indaling trekt het bovenste gedeelte van de baarmoederwand zich samen, waardoor het hoofdje van de foetus daalt. Deze samentrekkingen zijn weeën en zijn soms erg pijnlijk. Als de geboorte begint, heeft de vrouw met regelmatige tussenpozen weeën. Intussen tijd word de baarmoeder-hals en –mond wijder. Dit heet de ontsluiting, een vrouw mag pas bewust mee gaan persen als de ontsluiting ongeveer 10 cm is. De uitdrijving kan heel snel gaan, maar ook enkele uren duren. Bij een normale bevalling komt het hoofdje als eerst naar buiten, bij stuitligging als eerst het kontje of een voetje. Bij een dwarsligging moet de baby met een keizersnede worden gehaald. Na de geboorte is de baby nog via de navelstreng verbonden met de placenta, die zich nog in de baarmoeder bevindt. Een arts controleert of de baby zelfstandig alles kan zonder de navelstreng, vaak mag de vader die dan ook doorknippen. Na een kwartier na de bevalling begint de nageboorte. De placenta en de resten van de navelstreng en vruchtvliezen komen dan naar buiten. Na de geboorte wordt de baby een zuigeling genoemd. Een zuigeling drinkt melk als voeding, dat kan via borstvoeding, maar ook via de fles. Doordat tijdens de zwangerschap het hormoon prolactine wordt aangemaakt. Het wordt in de hypofyse gemaakt en afgegeven aan het bloed, het zorgt ervoor dat de melkklieren zich vergroten en melk gaan produceren. Door het zuigen van de baby wordt de hypofyse geprikkeld oxytocine aftegeven, waardoor de spiertjes rond de melkklier zich samentrekken. Door borstvoeding herstelt de vrouw zich sneller en het maakt ook een band tussen moeder en kind. §3.6: Seksualiteit De meeste mensen zijn heteroseksueel: ze voelen zich seksueel aangetrokken tot het andere geslacht. Ongeveer 5% van de bevolking is homoseksueel. Mensen die zich tot beide geslachten aangetrokken voelen worden biseksueel genoemd. We spreken van seksueel geweld als iemand een ander persoon dwingt tot seksueel contact, het slachtoffer wordt dan seksueel misbruikt. Voorbeelden hiervan zijn ongewenste intimiteiten, incest, aanranding en verkrachting. Ook mensen die door hun leeftijd, afhankelijkheid of geestelijke toestand geen nee kunnen zeggen, vallen onder seksueel geweld. Wanneer een meerjarige seks heeft met een minderjarige spreekt men van pedoseksualiteit. Kinderen die seksueel misbruikt zijn, hebben daar vaak hun hele leven last van. §3.7: Soa’s en geboorteregeling Soa’s zijn seksueel overdraagbare aandoeningen, dit betekend dat het infectieziektes zijn die alleen via seksueel contact kunnen worden overgedragen. Je kunt een soa krijgen via sperma, bloed, vaginaal vocht en bij contact met slijmvliezen. Je kunt dit voorkomen door veilig te vrijen, dat houdt in dat je bij orale seks en (anale) geslachtsgemeenschap een goedgekeurd condoom wordt gebruikt. Ziekte (Bacterie/ Schimmel/Virus) Chlamydia (Bacterie) Hiv/Aids (Virus) Herpes genitalis Symptomen Remedie Andere of meer afscheiding uit de penis, vagina of anus of een branderig gevoel bij het plassen. (Vaak merk je er niks van.) Geen specifieke: het aidsvirus tast het afweersysteem aan Aanvallen van Antibiotica Gevolgen zonder behandeling - Eileiderontsteking - Onvruchtbaarheid - Bijbalontsteking Niet te genezen, er zijn wel hivremmers - Vatbaarheid voor allerlei ziekten - Dood Niet te genezen, - Geen gevolgen (Virus) Hepatitis B (Virus) Gonorroe (Bacterie) Genitale wratten (Virus) Syfilis (Bacterie) Schaamluis (Parasiet) blaasjes en zweertjes rondom de geslachtsdelen. Moeheid; Verminderde eetlust en misselijkheid; Buikpijn; geelzucht; donkere urine; licht kleurige ontlasting en jeuk. medicatie remt de aanval. Geneest van zelf, na 6 maanden wel medicatie nodig. - Leverkanker Andere of meer afscheiding uit de penis of vagina. Branderig gevoel bij het plassen. Vlezige, zachte, huidkleurige/roze huidafwijkingen. Zweertjes of vlekjes op de penis, vagina, anus of mond. Jeuk, wondjes, kleine beestjes op geslachtsdelen, grijze plekjes op de huid. Antibiotica - Eileiderontsteking - Onvruchtbaarheid - Bijbalontsteking Geneest vanzelf, naar behoefte is er wel een crème. Antibiotica x Anti-luizenmiddel - Aantastng organen - Aantasting anus - Aantasting mond - Dood x Condooms zijn niet ontstaan om soa’s te voorkomen, maar om zwangerschap te voorkomen. Om zwangerschap te voorkomen gebruikt men anticonceptiemiddelen. Het meest gebruikte anticonceptiemiddel is de pil, daarna komt sterilisatie. Bij sterilisatie worden de zaadleiders of eileiders onderbroken. Daarnaast hebben we nog de condoom en het spiraaltje, het spiraaltje moet door een arts worden ingebracht en voorkomt innesteling. Een op de drie stellen gebruikt geen anticonceptiemiddelen en probeert de zwangerschap te voorkomen via periodieke onthouding. Tijdens de vruchtbare periode onthouden zij zich van geslachtsgemeenschap. § 3.8: Ongewenst kinderloos De kinderwens van 1 op de 6 stellen in Nederland kan niet op een natuurlijke manier worden vervult. Wanneer een vrouw steeds niet zwanger wordt kan het stel naar de huisarts gaan, als die geen oorzaak vindt, kunnen ze door worden gestuurd naar een gynaecoloog. Ter ondersteuning kan er sperma van de man en bloed van de vrouw naar een laboratorium gestuurd worden. De kwaliteit van het sperma wordt bekeken en het bloed wordt onderzocht op antistoffen voor chlamydia. Bij 30% van de stellen licht de oorzaak bij de vrouw, 30% bij de man, 30% bij beide en bij 10% van de stellen word de oorzaak nooit vast gelegd. De kans om onvruchtbaar te worden neemt toe naarmate een stel ouder wordt. Doordat de leeftijd waarop vrouwen kinderen krijgen is gestegen is het aantal stellen met het onvruchtbaarheidsprobleem ook toegenomen. Ook de leefstijl kan een grote rol spelen, denk aan invloeden van roken, drinken, drugs, overgewicht, bestrijdingsmiddelen en sommige geneesmiddelen. Een oplossing hiervoor is ovulatie-inductie (OI), dan wordt door hormonen een eisprong kunstmatig verwekt, deze methode wordt vooral gebruikt als een man of vrouw niet genoeg hormonen aanmaakt. Wanneer er weinig zaadcellen in het sperma voorkomen kan er worden gekozen voor kunstmatige inseminatie (KIE) met zaadcellen van de eigen partner. Tegenwoordig wordt het zaad met een dun slangetje worden ingespoten, dit heel intra-uteriene inseminatie (IUI). Dit wordt ook toegepast als gezonde zaadcellen de baarmoedermond niet kunnen passeren. Bij vrouwen kan het ook zijn dat de eileiders niet goed werken of niet doorlaatbaar zijn, dan wordt er in-vitrofertilisatie (IVF) toegepast. IVF is een vruchtbaarheidsbehandeling waarbij de bevruchting buiten het lichaam plaatsvindt. Dit wordt ook wel reageerbuisbevruchting genoemd. Ook bij te weinig goed bewegende zaadcellen wordt dit toegepast. De laatste methode is intracytoplasmatische sperma-injectie (ICSI) dit is het zelfde als een IVF behandeling